Homilie op de 30e zondag door het jaar in de Mariakerk 25 en 26 oktober 2014

voetbalveld2014Preek op de 30e reguliere zondag door het jaar 2014
voorgeschreven Schriftlezingen volgens het universele r.k. lectionarium jaar-A
1e lezing: Exodus 22:20-26 2e lezing: I Thesslonicenzen Evangelie: Matteus 22:34-40

Lieve broeders en zusters, U hebt vast wel met de nieuwe stagiair en priesterstudent Jaider kennis gemaakt door middel van zijn stukje in het parochieblad Drieluik. Ik spreek regelmatig met Jaider over onze Nederlandse cultuur. Hij wil die graag goed leren kennen.
Wat hem opgevallen was, dat wij, Neerlands een hekel hebben aan het woordje “moeten”.  Als je tegen iemand zegt “je moet dit of dat” dan gaan meteen de stekels overeind staan.
In Colombia woedt een burgeroorlog. In sommige gebieden heeft de drugsmaffia het voor het zeggen. Mensen zijn gewend dat anderen hen bevelen geven.

Voor ons besef in Nederland zijn we allemaal gelijk. Niemand is in het maatschappelijk leven de baas over een ander. Vandaar dat we tegen elkaar zeggen: “zou je zo vriendelijk willen zijn om even dit of dat te doen”.  Zelfs ouders proberen hun kinderen in die sfeer op te voeden tot vrije en verantwoordelijke burgers. Ze bevelen hun kind niet, maar zeggen: “zou je je speelgoed even willen opruimen”.
Zo beginnen we al vroeg onze kinderen op te voeden tot vrije verantwoordelijke burgers.

Zelfs als we iets doen waarvan we vinden het nodig is, willen we toch het gevoel hebben dat we vrij zijn om het te doen. We zijn vrije burgers in een vrij land.
In zo’n klimaat is het lastig om over geboden te spreken. Een gebod geeft iemand die macht heeft om anderen iets te gebieden. Bij een gebod lijk je weinig keus te hebben.
Of je gehoorzaamt, maar dan ben je eigenlijk een knecht. Dat voelt als verlies. Zelfs Zwarte Piet mag geen “knecht” meer heten.  Of je gehoorzaamt niet, en dan ben je ongehoorzaam. Dat voelt ook niet goed.

Is dat niet precies ons probleem met de geboden in de Bijbel? “Je moet een vreemdeling niet slecht behandelen” horen we vandaag. “Je moet geen rente eisen van je volksgenoot”.
Natuurlijk vinden we dat je een vreemdeling niet slecht mag behandelen. Maar in dat “moeten” horen we een bevel. Alsof we niet uit eigen beweging vreemdelingen goed zouden kunnen behandelen. We willen het gevoel hebben dat het helemaal van uit ons zelf komt. Een gebod geeft ons het gevoel dat we het anders niet zouden doen.

Het is jammer dat veel mensen zo tegen de geboden in de Bijbel aankijken. Want overal waar wij “je moet” horen, staat er in het Hebreeuws “je zult”.
Op school leerden we dat dit toekomstige tijd heet: “de trein zal over enige ogenblikken aankomen op perron 4”.
Zou het misschien kunnen zijn dat de Bijbel met “ je zult niet stelen” of “je zult geen kwaad spreken” letterlijk over de toekomst spreekt?
Inderdaad. De geboden van God zijn eigenlijk beloften. Tegenover zijn volk wil God geen machthebber zijn, die mensen zijn wil oplegt. Hij belooft zijn volk: “Als je naar mij luistert, dan zul je geen kwaad meer doen”.  “Als je leeft aan mijn hand, zul je doen wat goed is”.
Machthebbers in de wereld zijn gewend hun onderdanen te bevelen en angst in te boezemen. Ze zijn dus zelf angstig dat anders hun ondergeschikten niet gehoorzamen.

Maar God is niet bang. Laten we alle geboden en opdrachten die we in de Bijbel lezen, zien als onderstreping van de relatie van God met ons: “Als je verbonden met Mij leeft, zul je zien hoe mooi het leven is en je zult ook zelf het leven mooi mogen maken”.
God nodigt ons uit om te genieten van een waardevol leven. Niet als iets dat onder dwang gebeurt, maar in volle vrijheid.

Dat geldt dus ook voor  de twee geboden waar uiteindelijk alles om draait: “ge zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand”  en “ge zult uw naaste beminnen als uzelf”.
Dat is niet een last die ons als gelovigen wordt opgelegd, boven op alle andere zorgen en plichten van het menselijk leven.
“Gij zult de Heer uw God liefhebben” en “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf” opent een toekomst, een weg die ons wordt gewezen, een leven waarin we mogen groeien en bloeien.
We worden uitgenodigd om een leven te ontdekken waarin de liefde tot God alle ruimte krijgt. En we worden uitgenodigd om een leven te leiden waarin de liefde tot de naaste alle ruimte krijgt.

Zonder die liefde tot God en zonder die liefde tot de naaste kunnen we alles hebben wat ons hartje begeert, en toch hebben we dan bij lange na niet ontdekt wat leven werkelijk is.
Alles bezitten zonder Gods liefde te kennen is het zelfde als pupillen die met zijn tweeentwintigen in het hoekje van het voetbalveld om de bal strijden alsof het speelveld en de mogelijkheid om samen te spelen niet oneindig veel groter is. Zo is het ook met het leven. Zo is het ook met Gods liefde.

Nu is voor ons in onze tijd een probleem, een groot probleem, dat we niet toekomen aan de liefde tot God en tot onze medemensen. Waarom niet? Zijn we zo egoistisch? Nee, maar we beminnen onszelf onvoldoende .
“je naaste beminnen als jezelf” gaat ervan uit dat je “jezelf liefhebt”.  Maar heel veel mensen zijn in onze tijd erg teleurgesteld in zichzelf. Veel mensen hebben een laag zelfbeeld, zoals dat heet. Heel veel jonge mensen hebben last van angst en grote onzekerheid.
De Danceparty’s waar jongeren uit hun dak gaan, vaak met behulp van xtcpillen en andere harddrugs, zijn niet voor niets een teken van deze tijd. Net als het enorme drankgebruik onder onder tieners.
Jezelf verliezen betekent ook even je angst achter laten. Even je menselijke tekorten vergeten. Maar als je de dag daarop in de spiegel kijkt, kom je jezelf weer helemaal tegen.

Hoe kun je houden van jezelf als je teleurgesteld bent in jezelf?
Om echt van anderen te kunnen houden, moet je ook van jezelf kunnen houden als mens met alle mogelijke tekorten. Dat gaat niet vanzelf. Daar hebben we anderen voor nodig die ons niet veroordelen. Anderen die ons nemen zoals we zijn met al onze tekortkomingen en gebreken.
Daar ligt een belangrijke taak voor ons, christenen. Dat we proberen in ieder mens een kind van God te zien. Dat waar anderen mensen gemakkelijk afschrijven, wij eerder een arm om hun schouder slaan.

Laten we als christenen ons niet gedragen als mensen die nog kritischer zijn op onze medemensen dan anderen. Laten we in ieder mens een wezen zien dat door God wordt bemind. Dat is de blijde boodschap van het Evangelie.
De angst om de onzekere en ingewikkelde wereld waarin we leven, kunnen we niet van anderen wegnemen. We leiden er misschien zelf ook meer dan ons lief is aan. Maar we kunnen wel de mensen om ons heen het gevoel geven dat ze de moeite waard zijn. Dat ze waard zijn bemind te worden ondanks alle gebreken, ja misschien wel vanwege hun kwetsbaarheid.

Dat is de weg waarop Christus ons allemaal naar God leidt. Door de arm van God om de schouders van ons allen te zijn.
Hij nodigt ons uit om zelf daadwerkelijk getuige te zijn van die liefde.
Misschien gaan mensen door ons weer vragen naar God. Naar Hem die uit liefde ons het leven heeft gegeven om op te zoek te gaan naar Hem.
Het gaat er toch uiteindelijke om dat die Liefde ontdekken die ons draagt en die ons dient. Die liefde die ons niets liever gunt dan dat we meer en meer op Hem te gelijken in de liefde voor onszelf als zijn kinderen, en de liefde voor de naaste die is als onszelf: een kind van God.

Jezus heeft zelf dat hele onmetelijke speelveld uitgezet met zijn liefde voor God en mensen. Wat heerlijk dat hij ons uitnodigt dat speelveld te betreden als Hij zegt: “Je zult de Heer uw God liefhebben met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je verstand”en “je zult je naaste liefhebben……….als jezelf!”

Martin Los, pastoor

Homilie op de 28ste zondag door het jaar Mariakerk De Meern 12 oktober 2014

kruispunten2014Preek op de 28e zondag door het jaar in Willibrordkerk 11/10 en Mariakerk 12/10 2014

Voorgeschreven Schriftlezingen uit het wereldwijde leesrooster van de r.k. kerk: 1e lezing Jesaja 25:6-10a Evangelie: Mattheus 22:1-14

Lieve zusters en broeders,  aan de hogepriesters en oudsten van het volk vertelt Jezus een gelijkenis over genodigden, die niet op komen dagen op het feest. De hogepriesters en oudsten, dat zijn de religieuze en maatschappelijke leiders in die tijd.
De gelijkenis was ook zeker bedoeld voor hen.  Maar niet alleen voor hen. Ze is een spiegel in elk tijd opnieuw.
De Heer houdt de autoriteiten een spiegel voor. Iemand  of een groep een spiegel voorhouden wil zeggen dat je de ander zichzelf laat zien en wat eraan mankeert. Geen veroordeling, maar uitnodiging tot ommekeer.

Jezus constateert dat ze godsdienst uitvoeren op een wijze die God zelf niet bedoeld heeft. Worden de godsdienstige feesten niet plechtig en op de goede tijd uitgevoerd? Worden de religieuze voorschriften dan niet nageleefd? Jazeker wel. De voorgeschreven gebeden worden gezegd, de vasten worden gehouden, de reinheidswetten worden nageleefd.

Op al die uiterlijke voorschriften wordt zelfs extra nadruk gelegd. Want het land is bezet door de Romeinen. Nogal wat geboren Joden passen zich aan aan de Romeinse gewoonten om bij de tijd te zijn.
Het is dus zaak vinden de religieuze leiders om op te komen voor de tradities van de voorouders. Anders dreigen die verloren te gaan.
Maar die nadruk op de uiterlijke kant van de godsdienst leidt ertoe dat men de werkelijke betekenis uit het oog dreigt te verliezen. En dat zo ook niet de kracht en de heilzame invloed aan het licht komt.

Zo ziet Jezus dat veel godsdienstige mensen hun uiterlijke verplichtingen stipt nakomen. Maar hij ziet ook dat ze zich weinig liefdevol gedragen tegenover hun medemensen. Ze verschuilen zich om maar iets te noemen achter religieuze voorschriften om zich aan de zorg voor hun ouders te onttrekken.
Die nadruk op de uiterlijke kant van de godsdienst leidt er ook toe dat er een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die de voorschriften in praktijk brengen en degenen die dat niet doen en ze zelfs niet eens goed kennen. Tussen de “vrome” mensen en de “zondaars”.

God kennen, God liefhebben en dienen, zou een feest moeten zijn. Maar dat is het op dat moment absoluut niet. Voor een beperkt aantal is het een feest, maar velen staan aan de kant. Een feest voor velen is het zeker niet. Want ware godsdienst, zo staat in vele plaatsen in de Heilige Schrift te lezen is barmhartigheid: “gehoorzaamheid (namelijk barmhartig zijn) wil Ik en geen offers”.
Jezus houdt de leiders voor dat zij doen als gasten die genodigd zijn op een feest, maar de uitnodiging in de wind slaan. Want waar is de barmhartigheid?
Als dat zo blijft, zullen ze vreemd opkijken. Want ménsen kunnen van de godsdienst een karikatuur maken. Gód zelf laat geen karikatuur van zichzelf maken. Als degenen die God dienen zijn bedoeling in de weg staan, dan zal Hij zelf het initiatief nemen tot iets nieuws. Dan neemt Hij het initiatief om te laten zien wat er gebeurt als zijn wil echt echt wordt uitgevoerd. Dan zal het echt feest zijn.

Daarom zegt de koning in de gelijkenis tot zijn dienaren: “Ga naar de kruispunten der wegen en nodigt wie je maar vindt, uit voor de bruiloft”. Het feest moet doorgaan.
Als dat gebeurt, komen mensen van overal om het feest van Gods liefde te vieren met elkaar.
Ineens blijkt dat vele mensen waarvan je het niet verwacht, snakken naar de liefde van God. Ze grijpen die met beide handen aan als ze door Jezus voelen dat God hen liefheeft en hun wil troosten en bemoedigen.

Lieve zusters en broeders, we danken Jezus dat Hij tot het uiterste is gegaan. We danken Hem dat Hij voor altijd Gods barmhartigheid heeft getoond aan het kruis. Hij spreidde zijn armen uit naar alle mensen die geloven in de goddelijke barmhartigheid. Dat is initiatief waarover Jezus in de gelijkenis spreekt. Talloze mensen vinden in de uitgespreide armen hun leven terug als kinderen van God.

Wij voelen op onze klompen aan dat de gelijkenis nog steeds een appel op ons doet om niet in dezelfde fout te vervallen als toen. Dat we uiterlijke regels voorop stellen. En dat we onderscheid maken tussen mensen die erbij horen en die er niet bij horen.
Dus de vraag is ook nu of niet mensen buiten de boot vallen door omdat bestaande regels geen rekening met hun situatie houden.
Soms lijken kerkelijke regels goddelijke regels omdat ze al zo lang gelden. Maar in bepaalde tijden blijkt gaandeweg dat die kerkelijk regels die heel lang het leven in goede banen hebben geleid, hier en daar slijtage vertonen.  Het lijkt dat ze een sta in de weg geworden zijn voor de geloofwaardigheid van de verkondiging van het Evangelie.  Dan komt de vraag op of bepaalde eerbiedaardige regels echt wel goddelijke regels zijn of menselijke interpretatie.

In Rome buigt zich in deze twee weken een buitengewone synode over vraagstukken rond het gezin. Aan de ene kant kan de kerk niet anders dan de grote waarde van het gezin en het huwelijk opnieuw voor het voetlicht brengen. Dat heeft deze wereld nodig. Dat hebben wij nodig.
Aan de andere kant hebben we te maken met een groot aantal huwelijken dat op een teleurstelling is uitgelopen. Met gebroken gezinnen. Nieuw samengestelde gezinnen. Met mannen en vrouwen die ontdekt hebben dat ze anders zijn en die zich aangetrokken voelen tot iemand van hetzelfde geslacht.

Leven dan alleen zij die een normaal huwelijk en gezin hebben, of die alleen door het leven gaan, in volledige gemeenschap met de kerk? Mogen alleen zij de communie ontvangen? Degenen die misschien tot hun eigen verwondering zien dat hun huwelijk stand gehouden heeft of dat hun gezin niet uiteengevallen is? Of die tevreden zijn met hun alleen zijn?
Het zijn geen vragen van hen die het huwelijk geringschatten of het gezin niet zien zitten. Het zijn vragen van degenen die zien hoe de geloofwaardigheid van de blijde boodschap op het spel staat.
Hoe kan de kerk de communie als voedsel voor eeuwig leven aanprijzen en tegelijk haar aan een steeds groter wordende groep oprecht gelovige mensen  onthouden.

Mensen kunnen zich vergissen en fouten maken. Of mensen kunnen tot hun eigen verbazing ontdekken dat zij anders zijn dan anderen. Mensen zijn misschien niet in staat in de huidige wereld de kerkelijke voorschriften precies te volgen. Moet de kerk juist niet naar hen toe laten zien dat God barmhartig is. Hebben zij niet een extra arm om hen heen nodig?

Dat is het dilemma. De kerk mag het huwelijk en het gezin op geen enkele manier van zijn waarde beroven. Aan de andere kant mag ze geen welwillende oprecht gelovige mensen in de kou laten staan. Het voelt als een spagaat. Maar de heilige Geest vindt altijd wegen om in beweging te komen en verder te gaan. Dat is in de geschiedenis van de kerk vaker gebeurd.

Wat betekent voor ons in onze tijd de opdracht aan de kerk en aan ons allen om op de kruispunten gaan staan en uitroepen dat het feest van God voor alle mensen is die geloven dat Gods vergeving en barmhartigheid en liefde het laatste woord heeft?
De kerk, dat is de leiding van de paus en de bisschoppen. Veranderingen op wereldniveau gaan soms erg langzaam.
Maar de kerk dat zijn we ook zelf. Laten we in elk geval zelf als christenen hart hebben voor anderen. Laten we een luisterend oor bieden aan mensen die anders zijn dan wij. De Heer wil een feestmaal aanrichten en nodigt iedereen uit. Hij nodigt ons uit om deel te nemen aan het feest, zijn feest, zijn feest van barmhartigheid en liefde. Want Gods liefde heeft het laatste woord. Amen

(c) Pastoor Martin Los