Overwinning past niet bij de nieuwe wet op orgaandonatie

Fractieleider Alexander Pechtold kustte Pia Dijkstra om haar te feliciteren nadat haar wetsvoorstel inzake orgaandonatie de meerderheid in de Tweede Kamer gehaald had. Het moet voor Pia een grote voldoening zijn dat haar jarenlange inzet voor patiënten die wachten op een donororgaan, beloond is. Het zou inderdaad heel mooi zijn als er meer organen beschikbaar kwamen om hen te helpen en perspectief op een langer leven te geven. Dat is nog lang niet zeker omdat volgens deskundigen het aantal “hersendoden” jaarlijks afneemt door verbeterde medische zorg.
zeteltweedekamerToch blijft het voor mijn gevoel onbevredigend, dat met een meerderheid van 75 tegen 74 stemmen een zo ingrijpend wetsvoorstel is aangenomen. Het verhaal gaat zelfs dat een kamerlid die tegengestemd zou hebben, in een file was blijven steken, en niet op tijd voor de stemming kwam. Dat is all in the game van de parlementaire democratie, maar onbevredigend als het gaat om een onderwerp dat diep ingrijpt in de persoonlijke omstandigheden van elke burger. Want als je niet uitdrukkelijk hebt aangegeven dat je geen donor wilt zijn, dan vallen je organen straks toe aan de staat tenminste als je “hersendood” bent verklaard. Dient bij wetsontwerpen als deze niet een grote mate van consensus te bestaan, of in elk geval een meerderheid die groter is dan een stem? Zeker lijkt het mij een te delicaat onderwerp om te spreken over een “overwinning”.
Bovendien krijgt de familie van een nog levende maar “hersendode” patiënt straks een belangrijke stem of de verwijdering van organen doorgaat. Dit zal voor artsen en families vrees ik bijzonder pijnlijke situaties gaan opleveren. Er wordt nu als het ware een voorschot genomen op de positieve uitkomst van deze gesprekken die onder grote tijdsdruk zullen plaatsvinden. Maar ik heb daar grote twijfels over.
Onlangs werd ik zelf geconfronteerd met het overlijden van één van mijn kinderen. Orgaandonatie was niet aan de orde, omdat ze na een ongeneeslijke ziekte van minder dan een jaar toch vrij plotseling stierf. De zaalarts kwam na het overlijden informeren of obductie nodig was. Dit verzoek overviel de aanwezige familie, zoals ook het overlijden hen overvallen had. Het was zaterdagmiddag. Obductie betekende overbrenging van het lichaam naar het mortuarium van het ziekenhuis. Daar zou in verband met het weekend pas maandagmorgen de obductie kunnen plaatsvinden. Eerste vraag was of obductie iets toe zou voegen aan wat wij of de artsen al wisten. De arts kaartte de mogelijkheid heel neutraal aan. Maar desondanks legde dit toch een druk want er moest een beslissing genomen worden op een moment dat iedereen met zijn gedachten bij heel andere zaken was. Toen herinnerde een van de aanwezige familie dat mijn dochter de wens had uitgesproken dat haar zussen en schoonzusje haar na haar overlijden zouden wassen, en aankleden en opmaken. We vroegen aan de arts of die wens wel te rijmen viel met een mogelijke obductie. Hij beaamde dat het voor de zussen tamelijk confronterend zou zijn om hun overleden zus te wassen omdat de obductie een grote snijwond zou overlaten. Mede om dit vooruitzicht werd besloten obductie achterwege te laten.
Ik noem dit voorbeeld om aan te geven dat na het overlijden de familie met allerlei zaken te maken krijgt wordt die met verwerking van verlies te maken hebben. Dat zal zeker ook zo zijn wanneer de arts orgaantransplantatie moet bespreken met nabestaanden die door de plotselinge “hersendood” van één van hen voor hun gevoel in de verkeerde film terecht gekomen zijn en nauwelijks begrijpen wat er gebeurt. Je kunt deze bezwaren wegwuiven door te wijzen op de spanning bij patiënten die wachten op een nieuwe nier of hart of long en bij uitblijven daarvan mogelijk sterven. Maar gevoelens van mensen in nood kan en mag je niet met elkaar vergelijken.
Mocht de wet van Pia Dijkstra ook door de Eerste kamer komen en straks in werking gaan, dan ga ik dat ervan uit dat er een eerlijke evaluatie zal komen. Dan zullen behandelende artsen zich echt openlijk moeten kunnen uitspreken. Ook zullen nabestaanden die door de nieuwe wet voor een hele moeilijke keuze zijn komen te staan, hun ervaringen achteraf kwijt moeten kunnen bij een onafhankelijke instantie.
Ik hoop dat in de komende periode tussen de beslissing in de Tweede Kamer en de behandeling in de Eerste Kamer voor de parlementariërs maar ook voor de burgers van ons land de contouren duidelijk mogen worden van een weg en waarheid die niet bepaald wordt door één stem, namelijk de meerderheid plus één. Persoonlijk vind ik daar een onderwerp als dit te delicaat voor.

(c) Martin Los

Woord vooraf aan het herdenkingsconcert op 4 mei 2016 in de Willibrordkerk

herdenkingsconcert 4 mei 2016 Vleuten Willibrordkerk

Ensemble De Jong& De Jong. Euwe en Sybolt de Jong, harmoniums, Elsbeth de Jong, viool, Tess Oostwouder.sopraan, Rienk de Jong, countertenor, Jeljer te Wies, tenor, Allard Veltman, bariton

Aan de vooravond van Bevrijdingsdag gedenken we de slachtoffers uit de tweede wereldoorlog die gevallen zijn bij het verzet tegen de Duitse inval en overheersing, en als gevolg van terreur en racisme. En ook degenen die later omgekomen zijn in oorlogssituaties en internationale vredesmissies.
Ons hele land bereidt zich voor op twee minuten stilte uit respect voor de doden en voor de nabestaanden. Wij bereiden ons hier in dit uur voor op die kostbare stilte, door gedichten, verhalen, gebeden en liederen. Die proberen te verbeelden wat mensen bezielt om hun leven te geven voor de vrijheid van anderen, of wat voor gevoelens door ons heen als we denken aan de talloze gedeporteerde en vermoordde landgenoten. Onmacht, schuld, boosheid, schaamte, maar ook verlangen naar een nieuw begin, verzoening, kracht en hoop.
Wat we gaan horen aan zang en verhalen en gedichten houdt ons een spiegel voor waarin we ons misschien herkennen, en waardoor we ons gekend voelen, zodat we straks ook echt stil kunnen zijn om onze doden te gedenken.
Zij gaven hun leven voor de vrijheid, onze vrijheid, of zij leden en stierven onder de extreme onvrijheid, willekeur en onmenselijkheid van de bezetters.
De vraag waar we in deze tijd niet om heen kunnen is die vraag of we anderen en elkaar die vrijheid gunnen. Is vrijheid een soort bezit dat we moeten verdedigen als Nederlanders en Europeanen tegen anderen die als vluchtelingen naar diezelfde vrijheid snakken?
En hoe gaan we om met die vrijheid als burgers onderling? De vrijheid die we voor ons zelf en onze eigen bevolkingsgroep opeisen, gunnen we die ook aan anderen die van ons verschillen?
Beseffen we eigenlijk wel waar we over spreken als we spreken over vrijheid, onze vrijheid?
We zijn het aan de mensen van het verzet en aan de talloze slachtoffers van terreur en racisme verplicht om opnieuw de vraag te stellen: over welke vrijheid hebben we het in ons land vandaag?
Toch geen vrijheid waar anderen slachtoffer van worden? Toch geen vrijheid die anderen onvrij en monddood maakt?
Deze gedachtenisviering bereidt ons voor op de twee minuten stilte, kostbare stilte. Maar het doet er ook toe wat uit die stilte opklinkt. Horen we de vraag, de schreeuw, van hen aan wie de vrijheid in deze tijd niet wordt gegund.
Echte stilte leidt tot luisteren. Het woord is aan de stilte.

Martin Los, pr