Eenvoudig loyaal

Preek op het feest van de Doop van Jezus op zondag 10 januari 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

“Toen hij opsteeg uit het water zag hij de hemel scheuren en de Geest als een duif op hem neerdalen en een stem uit de hemel zei: Gij zijt mijn zoon, de geliefde, in u heb ik welbehagen” 1)
De doop van Jezus is het moment waarop hij wordt aangesteld de Messias, de eeuwenlang verwachtte Verlosser. Hij werd gezalfd met de Heilige Geest. Zo wordt hij, zouden wij zeggen, in zijn ambt bevestigd. Zijn doop is een eed van trouw en een loyaliteitsverklaring.
Koningen worden gekroond in paleizen te midden van andere vorsten en volksvertegenwoordigers, presidenten worden beëdigd in parlementsgebouwen. Maar hoe anders verloopt deze ambtsaanvaarding door Jezus. Er is een tamelijk modderige rivier. Er is een menigte van mensen in een lange wachtrij, die zich door Johannes laten dopen. Ze komen er openlijk voor uit door hun doop dat zij spijt hebben van hun verleden en een nieuw begin willen maken. Wat doet Jezus onder hen? Een mens zonder zonde. Een jongeman die bij iedereen in zijn vaderstad Nazareth geliefd was. Iemand van wie iedereen in zijn omgeving die hem kende, zich afvroeg wat er van hem zou worden, zo bijzonder was hij. Waarom bevond hij zich nu te midden van al die mensen die boete deden en tranen in hun ogen hadden?
Uit nederigheid. Jezus was niet op aarde gekomen om uit te steken boven anderen. Hij was gekomen om mensen te dienen door hen hoop te geven, door hen in aanraking te brengen met Gods liefde, door mensen die het niet meer zagen zitten, een nieuw perspectief te geven. Hij wilde hen het iets geven waarvan ze zelfs niet hadden durven dromen: het eeuwige leven, gemeenschap met God. Dat stond vanaf nu te gebeuren.
Daarom wilde Jezus niet bewonderd worden om wat hij wel bezat, en zij allemaal níet. Hij wilde hen geven wat hij bezat. Eén met hen zijn, één met al die gewone mensen die absoluut geen hoge dunk van zichzelf hadden. Zoals hij later zou eten met tollenaars en zondaars van allerlei slag.
Nederigheid bracht Jezus ertoe om met al die sjofele mensen af te dalen in de Jordaan en zich te laten dopen door Johannes.
En het was uit loyaliteit. Trouw aan degenen aan wie hij zich verbonden had. Zijn tegenstanders verweten hem steeds dat hij niet trouw was aan de wet. De wet van God ging toch boven alles? Moest je niet in de eerste plaats loyaal aan zijn? Maar ook hier liet Jezus telkens zien dat allerlei regels volgen om te tonen hoe voortreffelijk jij wel niet bent, en hoeveel lof jij wel niet verdient, niet zijn bedoeling was. Eigengerechtigheid was niet wat hij nastreefde. Eigengerechtigheid betekent dat je met jezelf bezig bent alsof je bij God in een goed blaadje wilt komen. Maar het werkt als een splijtzwam tussen mensen, van de één die boven de ander verheven voelt. Uiteindelijk koos Jezus er ook liever voor om met alle stervelingen af te dalen in het dodenrijk, toen Hij als een misdadiger en mislukkeling stierf aan het kruis, Liever dan rechtstreeks en fluitend de hemel binnen te wandelen, alle anderen achter zich latend. Maar kijk eens: op zijn dood volgde de verrijzenis, de verheerlijking door God waarin hij ons allen in wil laten delen
Juist op dat moment van zijn doop daalt de Heilige Geest op hem neer. Dat is zijn zalving met de Heilige Geest. Zijn aanstelling door God. Als Jezus omhoog komt uit het water, gaat de hemel op en de Geest daalt op hem neer. De zalving betekent dat God, de Vader, achter Jezus stond en hem bescherming bood en alles wat hij nodig had om zijn zending te vervullen.
Maar zijn zalving met de Heilige Geest betekent nog meer. Want de Heilige Geest opent de ogen van de mensen voor Jezus en wie Hij is. Het is als het ware de vinger van God die uit de hemel Jezus als de Messias aanwijst en zegt: “Zie, je hem wel. Dit is hem nou. Dit is degene aan wie ik alles in handen heb gegeven: het heil van de mensen, het lot van de wereld”. Wanneer wij die aanwijzing van God volgen, dan is dat geloof. Als wij geloven is dat door die zelfde Geest die op Jezus neerdaalde. Ons geloof is dus de gave van de Heilige Geest. Het betekent dat wij delen in de zalving van Jezus door de Heilige Geest. Daardoor worden we kinderen van God genoemd. En we heten christenen, omdat we Jezus Christus volgen in ons leven. Wij mogen daardoor ook anderen naar Hem wijzen. De heilige Geest die op Jezus rust is de zender en allen die in Hem geloven, zijn de ontvanger.
Maar als geloof voldoende is, waarom moeten wij dan nog gedoopt worden? In de eerste plaats omdat Jezus zelf daartoe opdracht gegeven heeft aan de kerk toen Hij de apostelen bij zijn hemelvaart de wereld in zond en zei: “Gaat uit, maakt alle volken tot mijn leerlingen en doopt hen in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”.
Jezus heeft het hen daarbij niet moeilijk gemaakt, want water is geen zeldzame stof die heel kostbaar is of heel moeilijk te vinden. Dan zouden we wel geloven, maar dat geloof zou niet met een zichtbaar teken bevestigd kunnen worden. Het zou als het ware geen thuis hebben, een schip zonder anker. Maar dat water dat alom aanwezig is, in de vorm van bronnen, rivieren, en regen, dat voldoende is en gratis, betekent dat wij zelf ook nederig moeten zijn net als Jezus. En dat we ook loyaal moeten zijn. Niet onze eigen verheerlijking zoeken, maar trouw aan Jezus die zelf ondergedompeld is in het water en daar zijn neus niet voor ophaalde. Laat het water ook ons niet te gering zijn.
Door zijn doop in de Jordaan heeft Jezus al het water van de wereld geheiligd om kinderen van God voort te brengen, verwekt door de Heilige Geest. Wat is het mooi dat ons geloof gesteund wordt door water en heilige Geest. Daarom vieren we het feest van de Doop des Heren, maar gedenken we ook ons eigen doopsel vandaag. Geloofd zij Jezus Christus in eeuwigheid. Amen

(c) Martin Los,

1) Evangelie lezing op het feest van de Doop van Jezus Markus 1:7-11

afbeelding: Doop van Jezus. Rembrandt Harmensz van Rijn ca 1660

Inzegening van de pastorietuin in Vleuten

Inleidend woord hij de inzegening van de volledig gerestaureerde pastorietuin rond de Willibrordkerk in Vleuten 13 september 2020

Het is altijd een genot om naar een mooie tuin te kijken. Het is aan de ene kant natuur en aan de andere kant menselijk inzicht en inspanning. Je zou ook kunnen zeggen: een mooi stuk samenwerking tussen God die alles schiep en de mens die naar zijn beeld geschapen is en de tuinman is
Al aan het begin van de Bijbel horen we dat de eerste mens een tuin, de hof van Eden, mocht bewonen. De eerste woning was niet in een wildernis of woestijn, maar een menselijke omgeving, bewerkte hof, herkenbaar werk van mensen, een thuis.
Een tuin herinnert ons ook aan het leven zelf, in weer en wind. Een tuin confronteert ons ook met het feit dat alles vergaat, de mooiste bloemen. Net als wijzelf.
Maar door Jezus Christus zijn we vervuld van hoop, dat we eens mogen wonen in het paradijs, een hemelse stadstuin. Onze woord ‘tuin’ is verwant met het engelse ‘town’. We zijn op weg naar de stad van God en mensen.
Zo mag ook deze pastorietuin ons vervullen van hoop omdat ze onderdeel van het mooie complex hier van de kerk heeft. Zij heeft als taak teken van hoop in de wereld te zijn voor alle mensen. Bovendien leidt deze tuin via het pad van de Broederschap van Onze Lieve Vrouw van Vleuten naar het kerkhof. We gaan van nu af dat pad gebruiken als we parochianen vergezellen bij hun laatste gang op aarde vanuit uit de kerk. Dat maakt deze tuin tot een heel bijzondere tuin. Want wij begraven onze doden in de verwachting van de opstanding. Zo moge Gods zegen deze tuin met bomen en de planten bloeien door de seizoenen en jaren. Maar dat niet alleen, moge deze hof met Gods zegen ook altijd de hoop in ons doen groeien samen met geloof en liefde. Laten we tenslotte ook niet het belang van de tuinlieden niet vergeten. Door Maria Magdalena werd Jezus eens op de eerste dag van de week, de dag van de opstanding, aangezien voor de tuinman.

Evangelielezing

Maria stond buiten bij het graf te schreien. En al schreiend boog zij zich naar het graf toe  en zag op de plaats waar Jezus’ lichaam gelegen had, twee in het wit geklede engelen zitten, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde. 
Zij spraken haar aan: “Vrouw, waarom schreit ge?” Zij antwoordde: “Zij hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet waar zij Hem hebben neergelegd.”  Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei tot haar: “Vrouw, waarom schreit ge? Wie zoekt ge?” In de mening dat het de tuinman was, vroeg zij: “Heer, mocht gij Hem hebben weggebracht, zeg mij dan waar ge Hem hebt neergelegd, zodat ik Hem kan weghalen.”  Daarop zei Jezus tot haar: “Maria!” Zij keerde zich om en zei tot Hem in het Hebreeuws: “Rabboeni!” – wat leraar betekent. Toen sprak Jezus: “Houd mij niet vast, want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader, maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.”  Maria Magdalena ging aan de leerlingen berichten dat zij de Heer gezien had, en wat Hij haar gezegd had.

Zegeningsgebed

Almachtige eeuwige God, Gij hebt deze aarde geschapen met alles daarop. Aan mensen hebt Ge de opdracht gegeven haar te onderhouden als een bloeiende tuin uit liefde voor elkaar en voor al wat leeft.
Wij vragen u: verhoor in uw goedheid ons gebed waarmee we uw zegen afsmeken over allen die deze tuin bewerken, bewandelen en bewonderen, in het bijzonder wanneer wij onze gestorven broeders en zusters vergezellen op hun laatste gang op aarde en wanneer we als gemeenschap zich verzameld bij bijeenkomsten en vieringen in de lucht. Dat allen U voortdurend als het hoogste goed erkennen en in oprechte liefde met elkaar omgaan als broeders en zusters in Jezus Christus, onze Heer. Amen

hierna volgt de besprenkeling van de tuin met inbegrip van de aanwezigen (die vanwege de corona niet zelf besprenkeld kunnen worden)