Homilie op de 32ste zondag door het jaar op 9/10 november 2013 Mariakerk De Meern

Preek op de 32ste zondag door het jaar
op 9 en 10 november 2013 in de Mariakerk te De Meern
Voorgeschreven lezingen uit het r.k. leesrooster voor zon- en feestdagen: II Makkabeeën 7:1,2.9-14; II Thessalonicenzen 2:16-3:5). Evangelie: Luks 20:27-38

Lieve zusters en broeders,  de schriftlezingen van deze dag en in het bijzonder het Evangelie vestigen onze aandacht op het leven na de dood. Of liever gezegd: op het eeuwige leven.
De jongeman die door de koning gemarteld werd om hem te dwingen het voor hem zijun geloof te verloochenen en het verboden varkensvlees te eten roept uit: “Het is niet zo erg door mensen omgebracht te worden, wanneer wij mogen vertrouwen op Gods belofte dat Hij ons weer zal laten verrijzen. Voor u zal er echter geen verrijzenis zijn tot nieuw leven”.
Hier is duidelijk sprake van geloof in de verrijzenis van hen die vertrouwen op Gods belofte en die hun leven hier in deze wereld daardoor laten bepalen.

Paulus schrijft aan de christenen in Thessalonica: “Moge God, onze Vader die ons zijn liefde heeft betoond en die ons in zijn genade eeuwige troost en blijde hoop heeft geschonken, uw harten bemoedigen”.
Die eeuwige troost en blijde hoop die uitgestort is in de harten van alle mensen die in Jezus Christus geloven, verwijst natuurlijk ook naar het uitzicht op leven waarover het kwade en de dood niet meer het laatste woord hebben.

In het Evangelie wijst Jezus zonder meer de spitsvondige argumenten tegen de opstanding van de doden af en eindigt met de onvergetelijke woorden: “De Heer is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen levend”.
Zonder God lijkt het alsof met de dood ons leven voorbij is. Maar met God weten we dat met onze dood ons leven niet voorbij is, maar dat dan de dood voorbij is, en daarmee ook het enige dat ons nog scheidde van God. “Want niets kan ons scheiden van de liefde van God die we door Jezus Christus hebben leren kennen”.

Het geloof in de verrijzenis is in onze tijd geen vanzelfsprekendheid meer. Velen ontkennen het, of zetten er grote vraagtekens bij, of halen hun schouders erbij op.
Ons wordt soms zelfs voor de voeten geworpen dat geloof in eeuwig leven verraad is aan het leven hier. Want als je gelooft in leven na de dood, zegt men, betekent dat onvoldoende aandacht voor het unieke van het leven hier. Ook dat je onrecht in de wereld gemakkelijk accepteert in plaats van je er tegen te verzetten. Het is duidelijk dat deze visie totaal geen recht doet aan de wijze waarop wij christenen nu en in het verleden in de wereld staan.
Maar laten we de hedendaagse ontkenning niet meteen als een teken zien dat het met onze tijd bergafwaarts gaat. Ook in de tijd van Jezus waren er mensen genoeg die de gedachte aan een leven na de dood absurd vonden.

De Sadduceeën wijzen de gedachte aan eeuwig leven af. Ze komen bij hem met een voorbeeld uit de Bijbel, uit de Wet van Mozes, om aan te tonen dat geloof in eeuwig leven absurd is.
Ja, het zou zelfs tegen de goede zeden ingaan, want dan zou iemand die meerdere malen getrouwd is, in het eeuwig leven dus verschillende echtgenoten tegelijk hebben.
Jezus wordt niet boos op hen. Heel duidelijk en, je zou bijna zeggen, opgewekt laat hij de Sadduceeën zien dat je bij eeuwig leven niet zomaar moet denken aan voortzetting van het leven hier: “zij die deel krijgen aan de verrijzenis uit de doden, huwen niet. Zij kunnen niet meer sterven omdat zij zijn als engelen”

Jezus houdt hen voor dat ze zich vergissen in hun redenering, omdat voorbij de dood deze aardse verhoudingen niet meer bestaan. Zolang we hier op aarde zijn trouwen mensen en krijgen kinderen om het léven door te geven, want we zijn allemaal stervelingen. Maar in de hemel sterven mensen niet meer. Daarom zijn er in de hemel ook geen huwelijken meer.
Allen zijn kinderen van God, kinderen van het licht.

Maar betekent dit nu dat ons verlangen om elkaar weer te zien een illusie is?
Daarmee zou een belangrijk motief om uit te zien naar het eeuwig leven bij God wegvallen. Waarom nog verlangen naar een leven na de dood wanneer daar geen plaats is voor onze verbondenheid met elkaar? Is het niet juist onze liefde en vriendschap voor elkaar die het leven de moeite waard maken. Dat wij onze geliefden en vrienden in onze harten bewaren, is dat niet de belangrijkste prikkel om te geloven dat God hen in de hemel bewaart voor ons, opdat we elkaar eens weerzien?
Nee, Jezus bedoelt niet dat we elkaar niet weer zien, of dat onze relaties en vriendschappen daar voorbij zijn of niet meer tellen. Maar ze worden ook veranderd en getransformeerd in het nieuwe, eeuwige leven bij God. Ze delen in de voltooiing door Gods liefde.

Het is een diep verlangen dat we elkaar zullen weerzien. De monnik, Anselmus van Canterbury, een heilige die duizend jaar geleden leefde, verbindt daar een hele boeiend inzicht aan. Hij zegt: vraag je niet af of je de anderen zult weerzien, maar vraag je eerst af of je jezélf zult terug zien.

Als je jezelf terug mag zien in het rijk van God, dan zul je je zelf eerst moeten herkennen. Als we onszelf niet herkennen, dan heeft het geen zin om deel te hebben aan het eeuwig leven, want we zouden er wel deel aan hebben, maar niet weten dat wijzelf het zijn. Een soort geheugenverlies.
Met andere woorden: het eeuwig leven is geen soort reïncarnatie waarbij je een andere leven begint zonder te weten wie je daarvoor was. En met wie je venbonden bent geweest. Want reïncarnatie lijkt een eenzaam individueel avontuur te zijn van een mens die vergeten is wij h/zij zelf is en met wie je verbonden was.

Anselmus maakt volstrekt inzichtelijke dat we in de opstanding dus onszelf wel moeten herkennen. Maar als we onszelf herkennen, dan moet er dus herinnering zijn aan ons aardse leven. Anders zouden we niet weten wie we zijn.
Alleen, als dat zo is, dus als we echt ons aardse bestaan herinneren, dan hebben we toch ook weet van het verdriet dat we gehad hebben, van de fouten die we gemaakt hebben? Hoe valt dat te rijmen met een hemel waar alle tranen van de ogen zijn gewist, waar geen schaamte en spijt meer is?
Daar hoef je niet bang voor te zijn, zegt Anselmus, want in de hemel mogen we onszelf zien als kinderen van God, kinderen van het licht. We mogen onszelf en ons hele leven zijn met de ogen van Gods liefde waarmee hij ons altijd heeft liefgehad. Alle zonden uitgewist, alle tekorten aangevuld, alle leed vergoed.
We hoeven ons geheugen niet in te leveren bij de poort van het eeuwig leven. We worden ook  niet gebrainwashed. Er is sprake van genezing van onze herinneringen. Ze doen geen pijn meer.

Als we onszelf herkennen en ook de anderen in de heerlijkheid van God, deelt ook ons aardse leven daarin.
Vergelijk het met een borduurwerk. Als je de achterkant van een borduurwerk ziet, dan zie je draden doorgeknipt of op een vreemde, soms lelijke manier met elkaar verboden. Maar als het af is en je ziet de voorkant, dan is het een volmaakte voorstelling.
Zo kun je het eeuwig leven zien in verhouding tot ons aardse leven. Het zijn twee kanten van één zaak. Het is hetzelfde en toch totaal anders. Want het deelt in de verheerlijking bij God

Het is dus noodzakelijk en logisch dat we onszelf herkennen in het leven na de dood zoals Anselmus aantoont.
Maar als we onszelf herkennen, dan mogen we ook elkaar herkennen, onze geliefden, onze vrienden, de mensen met wie we het leven gedeeld hebben, zelfs degenen waarmee we het moeilijk hebben gehad. We mogen elkaar zien, maar totaal anders in het licht van Gods liefde.
De bijbel zelf spreekt niet heel vaak en uitvoerig over de hemel en het hiernamaals. Dat komt omdat wij mensen hier op aarde leven. Hier ligt onze taak. Het gaat erom dat we hier Gods koninkrijk zoeken.
Hier moeten we trachten als goede mensen te leven, mensen die vrede stichten, elkaar liefhebben en respecteren en vergeven Dan hoeven we ons geen zorgen te maken over hierna, want al het goede dat we doen zal deel uitmaken van het eeuwige leven. En alle leed dat we ondervinden zal vergoed worden. En alle tekorten zullen aangevuld worden door Gods oneindige liefde.

Wat een mooi vooruitzicht! En wat spannend dat dat eeuwig leven bij God eigenlijk hier al begint in alles wat we doen uit geloof, hoop en liefde! Daarom mogen we zeggen: dank u wel, Jezus, voor deze boodschap. Dank u, dat u zichzelf daarvoor hebt opgeofferd! Dank u dat u ons dit nieuwe leven geeft. Nu al. Amen

© Pastoor Martin Los

2 gedachten over “Homilie op de 32ste zondag door het jaar op 9/10 november 2013 Mariakerk De Meern

  1. Mooie homilie. Moet ook wel zeggen dat ik als 21-eeuwse aardse bewoner het soms wel heel lastig vind. Qua visievorming lees ik nu ook het boek van Dawkins “God als misvatting”. Hij gaat mij niet overtuigen om niet te geloven, maar hij gebruikt soms ook wel sterke argumenten tegen het bestaan van God. Betekent dat wij als gelovigen wel een duidelijke 21- eeuwse boodschap moeten vertellen, welke aansluit bij onze kennis-maatschappij. Niet afzetten tegen wetenschap, maar hier ook het werk van God in zien.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.