homilie op de 4e Vastenzondag op 29/30 maart 2014 Mariakerk De Meern

Preek op de 4e Vastenzondag op zondag (en vooravond) 30 maart 2014
Mariakerk De Meern
voorgeschreven schriftlezingen uit het wereldwijde lectionarium van de rooms-kathoelieke kerk: I Samuel 16:1-13a; Efeziërs 5:8-14; Evangelie: Johannes 9:1-41

Lieve zusters en broeders,  halverwege november was ik met een groep Nederlandse zorgpelgrims in Jeruzalem. Onder hen ook een blindgeboren man. Een hele middag liep ik samen met hem en een groepje anderen met een lichamelijke beperking en hun verzorgers door de nauwe straatjes van de stad. Geen gewone effen straatjes, maar met alleen maar ongelijke keien en om de zoveel meter een afstap naar beneden.

Oscar, zo heet de blindgeborene, liep samen met mij met zijn linkerhand lichtjes, bijna teder, op mijn bovenarm. Geen moment greep hij mij vast uit angst te struikelen.
Ik was diep ontroerd door zijn vertrouwen. Ik dacht: “wat kan ik nog veel van hem leren”.

En hij merkte dingen op die wij over het hoofd zagen door de geluiden die hij scherp waarnam en door de geuren waar wij helemaal niet bij stil stonden.

Op zeker moment wisten we als groep niet goed hoe we verder moesten. Al die stoepen weer terug lopen en nu omhoog? Ik verzuchtte: “hoeveel stoepen zijn we eigenlijk niet afgegaan?”  “Achtennegentig” sprak Oscar langs zijn neus weg.

We waren verbaasd. Hij had dus elk detail van de weg in zich opgenomen als een innerlijke kaart. Hij had zelfs de moeilijke weg alleen terug kunnen gaan als dat nodig was geweest.

Oscar liet mij dingen met heel andere ogen zien. Bijvoorbeeld, dat een gebrek geen tekort hoeft te zijn. Een gebrek kan ook andere talenten tot ontwikkeling brengen die bijzonder waardevol zijn. Hij is blindgeborene maar echt geen zielepiet.

In de ogen van de Arabische en Joodse voorbijgangers die ons met verbazing of meewarig aanzagen leidde ik de blinde man. Maar als ik terugblik, heb ik steeds meer het gevoel dat hij eigenlijk míj leidde. Hij heeft een onvergetelijke ervaring aan mijn leven toegevoegd die me hopelijk nog vaak persoonlijk en pastoraal van dienst zal zijn.

Nu we vandaag het verhaal gehoord hebben van de blindgeborene die door Jezus genezen werd, moest ik natuurlijk even aan mijn eigen ervaring in Jeruzalem terugdenken.
Juist die ervaring kan ons misschien ook helpen dit Evangelie nog beter te begrijpen. Dat het over óns gaat. En dat we weer met nieuwe ogen gaan aankijken tegen onszelf. Dat we gaan zien hoe God in ons leven aan het werk is, en zijn licht in ons leven binnenvalt.

Een kernzin uit het hele verhaal over de blindgeborene zijn de woorden van Jezus direct aan het begin:”Noch deze man, noch zijn ouders hebben gezondigd, maar de werken van God moeten in hem openbaar worden”.

Jezus en zijn leerlingen passeren een blindgeborene. Dat is aanleiding van de leerlingen om hun meester te vragen of hij voor hen een probleem kan oplossen. Ze zijn namelijk opgegroeid met de visie dat iemand die een ziekte of gebrek heeft dat ergens aan te danken heeft. Er is kennelijk door hem iets misdaan dat door een ziekte of gebrek uitgeboet moet worden. Dat was de algemene gedachte in die tijd.

Maar in het geval van een blindgeborene stuitte dat op een probleem, want als je in de moederschoot al blind bent, kan het niet aan die blinde zelf liggen. Maar als zijn ouders iets misdaan hebben waarom moet hij dan boeten? 

Wij zeggen natuurlijk: “Zo denken wij niet meer. Die vraag van de leerlingen is ónze vraag niet meer. Dus het antwoord is voor ons niet interessant meer”.Maar dat is tekort door de bocht. Want het is de vraag of wij in onze tijd ziekte niet meer zien als eigen schuld. En het antwoord van Jezus kon wel eens onze ogen openen voor iets dat ook voor ons een heilzame ontdekking is.

Zien wij ziekte of gebrek helemaal niet meer als iets dat iemand aan zichzelf te danken heeft? Waarom worden we dan de hele dag getrakteerd op gezondsheidsadviezen. Hardlopen, veel bewegen, gezond eten, niet roken, niet drinken. Niet dit, niet dat. Geen stress. Niet piekeren. Zit daar niet de suggestie in dat als je iets overkomt, het je eigen schuld is?  En praat maar met ernstig zieke mensen. Ze worden ziek van alle omstanders die vragen: “heb je dit soms gedaan. Heb je dat soms nagelaten”.  We wijzen tegenwoordig natuurlijk niet meer naar God die wel een bedoeling met je zal hebben, als je ziek wordt. Des te meer wijst iedereen naar jezelf als je iets overkomt.

Als moderne kunnen we ook maar moeilijk leven met de gedachte dat een ziekte geen oorzaak heeft waardoor we het zelf hadden kunnen voorkomen. Zoveel verschillen we dus echt niet van de tijd waarin de leerlingen van Jezus leefden.De gedachte dat een ziekte of gebrek je zomaar overkomt, is voor ons moeilijk te verdragen. Dat je gewoon pech heb gehad. Liever zoeken we de schuld bij onszelf of bij de ander of bij de omstandigheden. Ook bij ons blijft ziekte een zaak van oorzaak en gevolg.

 Des te meer reden om toch nog een keer naar het antwoord van Jezus te luisteren: “noch deze blinde man, noch zijn ouders hebben gezondigd, maar de werken van God moeten in hem openbaar worden!”.

Wat bedoelt onze Heer daarmee? We moeten niet blijven steken in het “waarom” wanneer ons of iemand anders iets overkomt. Uiteindelijk blijf je dan met je gedachten in een kringetje rondlopen. Je blijft terugkijken en in het verleden steken.Vraag je niet af “Waarom” bedoelt Jezus. Want dan kom je niet verder. Vraag je af:  “Waartoe?”

Als je getroffen wordt door een ziekte, een verlies, een hevige teleurstelling blijf dan niet steken in het “waarom”. Waarom is dit mij overkomen, waarom moest dit haar overkomen?  Open je voor de kansen die deze weg biedt, die weg die je echt niet zelf gekozen hebt. Je bent door je gebrek, je verlies, je teleurstelling niet minder mens geworden, dan je was. Blijf niet steken in het is de schuld van mezelf, van anderen, of zelfs van God.

Kijk naar de mogelijkheden om iets te betekenen en om weer perspectief te zien. Misschien ga je dan alles met andere, nieuwe ogen zien. De echte waarheid die echt licht werpt op je leven, zit hem niet in het waarom, maar in het waartoe.

Jezus genas de blindgeborene. Eerst moest de man nog wel nog met modder op zijn ogen door de smalle straatjes van Jeruzalem om bij het bad van Siloam te komen. Een vreemde aanblik. Hij was al zijn leven lang blind. En nu waren zijn ogen ook nog dicht gesmeerd.
Maar zo zei hij na zijn genezing tegen de omstanders: “Ik ging, Ik waste mij en ik kon zien”.
En de man geloofde. Hij kon niet alleen zien, voor het eerst zien. Maar hij verbrak ook de keten van denken in oorzaak en gevolg, van denken in schuld waar je nooit uitkomt. Hij geloofde!

 Jezus Christus opent onze ogen voor de werkelijkheid van God in ons eigen leven. Dat we onszelf en anderen en deze wereld met nieuwe ogen gaan zien. Dat we niet langer blind zijn voor Gods genade die overal werkzaam is.

Blijf vooral niet steken in gevoelens van eigen schuld of die van anderen. “Had ik maar dit nooit gedaan. Hadden zij maar nooit zo gedaan. Had die ander maar. Had ik maar. Had God maar”.
En als we al besef hebben van schuld, en van anders hadden moeten doen, ook dan moet dat voor ons alleen maar reden zijn om te zeggen: “waartoe?”

Ook gevoel van tekortgeschoten zijn, van schuld en berouw is een unieke kans dat de werken van God openbaar worden. Want als wij onder lasten gebukt gaan, doet Hij niets liever dan ze van ons af te nemen, en een nieuw leven te schenken. Laat de genade en liefde van God toe in je leven. Vraag niet “Waarom?” Vraag: “Waartoe”.  Amen

(c) Pastoor Martin Los

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.