dorst en droogte als metafoor

Preek op de 18e zondag door het jaar 4 en 5 augustus 2018 Willibrordkerk en Mariakerk

‘Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben en wie in Mij geloof zal nooit meer dorst krijgen’ *)
Lieve zusters en broeders, nooit meer honger lijden, nooit meer dorst hebben, het lijkt te mooi om waar te zijn.
Ik ben een jaar na de Tweede Wereld oorlog geboren. Ik had de hongerwinter niet meegemaakt. Maar ik werd er heel mijn kindertijd aan herinnerd. Want als ik zeurde dat ik honger had – waarschijnlijk omdat er een schaal koekjes op tafel stond – antwoordde mijn moeder steevast: je hebt geen honger, honger leden mensen tijdens de oorlog. Je hebt trek.
Dorst hadden we zeker nooit, want we konden altijd water uit de kraan drinken.
We hebben hier in ons land nog steeds geen honger of dorst, maar door de grote en langdurige hitte en droogte van deze zomer zie je veel mensen toch enigszins bezorgd kijken. Stel je voor dat deze toestand nog weken voortduurt. Wat betekent dat voor de oogst. Gaat die niet voor een deel verloren. Wat betekent het voor de watervoorziening als voorraden slinken. Wat betekent het voor de dieren, voor de gezondheid van kwetsbare mensen, zieken, ouderen. Er is niemand in ons land – behalve misschien vluchtelingen uit Azie of Afrika – die zo’n toestand als deze ooit heeft meegemaakt. Begrijpelijk dat we iets van zorg voelen en ons afvragen: ‘waar gaat dit heen?’
Natuurlijk denken we dan aan allerlei oplossingen en voorzieningen. Er zijn gelukkig ook allerlei instanties die maatregelen treffen en vooruit denken. Maar zo’n lange droogte is niet alleen een probleem dat om een oplossing vraagt. Zo’n uitzonderlijke toestand confronteert ons ook met de kwetsbaarheid van ons leven op aarde, met het mysterie van het leven dat steeds weer anders gaat dan we dachten.
Dat kan de vraag oproepen: “als ik geconfronteerd wordt met de kwetsbaarheid van mijn leven, waar vind ik dan houvast. Met andere woorden: “Waar leef ik eigenlijk van. Ik leef van brood en water. En als die er in overvloed zijn, ben ik tevreden. Maar uiteindelijk leef ik toch niet van brood en water alléén? Ik verlang naar voedsel en drank die niet alleen mijn lichaam voedt en verzadigt, maar ook mijn ziel, die mysterieuze kant van mijn bestaan die ik zelf ben. Vragen als ‘waarvoor leef ik eigenlijk’ en ‘wat verzoent mij met mijn fouten en tekortkomingen’ komen voort uit onze ziel.
 Juist zo’n uitzonderlijke periode als we nu meemaken van droogte en hitte kan ons daarvan weer bewust maken. Wie en wat helpt mij als mens, als geestelijk wezen, om het hoofd boven water te houden in tijden van nood en gebrek? Dat zijn verlangens, niet van een knorrende maag of een droge keel.
Tot alle naar zin hongerende en dorstende mensen roept Jezus: “Ik ben het brood des levens. Wie tot Mij komt zal nooit meer honger hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen”.
Jezus geeft niet iets van zichzelf aan ons. Hij geeft zichzelf. Zijn leven. Zijn leven vanuit God de Vader. Zijn goddelijk leven waardoor we niets te kort komen. We horen in Jezus uitroep zijn smachten naar de mensen, zijn dorst naar ons, dat we zijn liefde aanvaarden, het brood dat Hij te eten geeft, de drank die Hij te drinken geeft.
Hoeven we daar helemaal niets voor te doen? Voor gewoon brood moeten we werken om het voort te brengen of te kopen. Is dit brood helemaal gratis voor iedereen?
Ja en nee. Ja, want Jezus schenkt het ons uit liefde. Het is niet voor geld te koop. Zoals met alle belangrijke zaken in het leven. Alles wat echt waarde heeft. Liefde is daarvan de hoogste waarden.
Maar tegelijk moeten we er wel iets voor doen: ‘werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwigen leven’
“Wat voor werk moeten we dan verrichten voor God” vragen de mensen. Jezus antwoordt: dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Hem die Hij gezonden heeft”
Geloof is het werk dat we verrichten om dat voedsel te verkrijgen dat ons voorgoed verzadigt, en de drank die voorgoed verkwikt.
Geloof is werk en inspanning. Geloof is het wagen met de boodschap en de persoon van Jezus. Geloof is zelf gaan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Oog hebben voor de nood van onze naaste. Zijn honger en dorst bespeuren en voelen en proberen te stillen.
“Zalig zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid’ **) roept Jezus zijn leerlingen toe wanneer Hij voor het eerst zijn leer verkondigt aan de oever van het meer. “Zalig zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid want zij zullen verzadigd worden’
Dat is niet te mooi om waar te zijn. Dat is te mooi en te werkelijk om níet waar te zijn. Amen

(c) Pastoor Martin Los
*) Evangelielezing van deze zondag: Johannes 6:24-35
**) Mattheus 5:1 e.v.
afbeelding ontleend aan http://www.boerenbusiness.nl/artikel/10879416/