De schatten van de kerk

Preek op de 6e gewone zondag door het jaar 13 februari 2022 Houten

“Zalig jullie, armen want aan jullie behoort het koninkrijk van God” zegt Jezus tegen de menigte die van alle kanten is toegestroomd. Om het belang en de betekenis van deze woorden beter te begrijpen, moeten we weten, dat dit Jezus’ eerste toespraak is, die ons is overgeleverd. Hij heeft eerder al gesproken in de synagoge waar uiteraard alleen vrome Joden kwamen, hij heeft van af vissersbootjes een grote willekeurige menigte toegesproken. Allemaal inwoners van Galilea, bewoners van het platteland. Die toespraken vinden we niet terug in het Evangelie. Je zou die dus als een try-out of generale repetitie kunnen beschouwen. Nu is Jezus van de berg afgedaald, als een nieuwe Mozes, naar een vlak terrein waar veel mensen op hun gemak kunnen plaatsnemen. Voor het eerst zijn ook inwoners van de hoofdstad, Jeruzalem, erbij en van het Joodse land erom heen. Zelfs mensen van over de grenzen, uit Tyrus en Sidon. Voor het eerst zijn dus alle diverse bevolkingsgroepen aanwezig, in alle soort en smaken, stad en land en buitenlanders. Rijp en groen, rijk en arm. Een afspiegeling van hoe het hele volk van God er uit zou kunnen zien. Nú komt voor het eerst “het koninkrijk van God” ter sprake. “Zalig jullie armen, want aan jullie behoort het rijk van God”. Des te frappanter is het dat zodra het rijk van God ter sprake komt, de armen voorop gaan: “Zalig jullie armen, want aan jullie behoort het rijk van God”.
Jezus spreekt hier niet óver de armen, hij spreekt tót de armen: “Zalig jullie, armen”. Het is dus een ontmoeting. Jezus en de armen, oog in oog.
Wat zéggen ons deze eenvoudige waarnemingen? Ik zeg ‘eenvoudig’, want je hoeft geen theoloog of priester te zijn om dit te zien. Het zégt ons dat in het koninkrijk van God, het rijk dat Jezus verkondigt, de armen op de eerste plaats komen. Niet als een anonieme groep van mensen, over wie je spreekt en dan nog voornamelijk als een probleem of een last; nee, als personen mét wie je spreekt, met een naam en een gezicht.
We weten allemaal dat er een hemelsbreed verschil is tussen óver mensen en groepen spreken, en mét elkaar spreken. En vooral: naar elkaar luisteren. Want we vergeten vaak dat spreken met luisteren begint. “Zalig jullie armen, want aan jullie behoort het rijk van God”. Paus Franciscus benadrukt telkens weer dat oog hebben voor de armen en luisteren naar de armen de kern en het begin is van het koninkrijk van God. Want zegt Jezus. dat rijk behoort aan hen toe.
Dit besef is niet iets van de laatste tijd, maar is zo oud als de kerk. Ik moet denken van de heilige Laurentius. Hij leefde in de eerste helft van de 3e eeuw in Rome. Het was nog de tijd van de christenvervolging. De consul van Rome begeerde de schatten van de kerk in Rome. Laurentius beheerde als diaken het geld van de kerk dat uiteraard bestemd was voor de armenzorg. Laurentius antwoordde de consul dat hij  tijd nodig had om de schatten van de kerk te verzamelen. Ik geef je een etmaal.  Als ik ze dan nog niet heb, betaal je me met je leven, zei de op geld beluste magistraat. De volgende dag kwam Laurentius naar het stadhuis in het gezelschap van een grote menigte armen uit alle hoeken en gaten van Rome. De consul was verontwaardigd toen hij al die paupers zag. Hou je me voor de gek? Zei hij. “Edelachtbare consul, antwoordde de diaken: “dít zijn de schatten van de kerk”.
De armen zijn de ware schatten van de kerk omdat aan hen zoals de Heer zegt, het rijk van God toebehoort. Dus zal ieder die verlangt naar het rijk van God dicht bij hen moeten zijn en blij met hen moeten zijn.
Wanneer wij over de schatten van de kerk spreken bedoelen we meestal de kunst in de kerk en onze prachtige gebouwen die helaas leger en leger worden. Allemaal schatten waarvan het onderhoud zwaar op de begroting drukt. Wat we misschien als christenen vergeten zijn is dat de kerk niet alleen bestaat uit een mooi kerkgebouw en een verzorgde eredienst. Ze bestaat ook niet alleen uit overdracht van het geloof en de leer van de kerk door catechese, preken en artikelen in het parochieblad. Dat allemaal ook. Maar de kerk bestaat ook en in de eerste plaats uit liefde en respect en oprechte zorg voor de armen. Uit medeleven met hen.
Onze huidige paus gaat zelf eenvoudig gekleed en te voet over straat. Hij is vaak te midden van daklozen en gevangenen te vinden.  Daarmee verkondigt hij door zijn eigen voorbeeld dat het kerkzijn dáár begint. Wanneer we in onze eigen woonplaatsen weer een levendige gemeenschap willen scheppen, houdt hij ons voor, moeten we de wáre schatten van de kerk terug vinden, de armen aan wie het rijk der hemelen toebehoort, dat rijk  waar we zelf ook graag bij willen horen. Een kerk vol leven. Een kerk die het verschil maakt. Het gaat er dan niet alleen om dat we hen helpen in nood, zorgen dat niemand honger lijdt, door vrijwilliger te zijn bij de voedselbank of de schuldhulp- verlening, of de jongerenzorg en het buurtwerk. Het gaat erom dat we hun bondgenoten zijn, en dat we naar hen luisteren en van hen leren. Jezus die het begin en het hoofd van de kerk is leert ons de armen en gebrekkigen zien met zijn ogen, leert ons hen in de ogen kijken, ogen van liefde, blijdschap en ook van meelijden als we samen met hen soms machteloos staan. met tranen in de ogen.
Dit is geen moralistisch gepraat. Het is de uitnodiging van Jezus Christus om met zijn ogen te kijken en deel te nemen aan het bruiloftsfeest dat God, de Vader, aanricht voor de  Zoon in de gemeenschap van de Heilige Geest. Amen

© Martin Los, pr

Evangelie van deze 6e gewone zondag door het jaar: Lukas 6:17, 20-26
Afbeelding: Feestmaal met de armen, San Egidio Rome




twijfelaars welkom

Homilie op het Hoogfeest van de hemelvaart van de Heer  21 mei 2020 Mariakerk

“Zie, Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld” 3)
Lieve zusters en broeders, dit zijn de laatste woorden van Jezus volgens het Evangelie naar Matteus.
De leerlingen zijn niet meer in Jeruzalem. Ze zijn in opdracht van de Heer teruggegaan naar Galilea. Dáár heeft hij hen geroepen om hem te volgen. Dáár heeft hij hen ingewijd in zijn leer. Dat alles herinneren zij zich. Nu verschijnt Jezus hen daar nog eenmaal op de berg om hen zijn zegen te schenken en de wereld in te zenden die voor hen openligt als een akker die braak ligt om te zaaien.
“Sommigen van hen twijfelden” zegt Matteus die er zelf bij was als leerling van Jezus. Hij vertelt dat niet om kritiek te leveren op sommigen van zijn mede-apostelen.  Misschien wist hij dat van die twijfel wel zo goed omdat hij zelf bij de twijfelaars behoord. Nee, hij vertelt dit tot troost van ons die misschien ook af en toe twijfel kennen. Wij zijn immers maar mensen. Ook al hebben we ons hart verpand aan Jezus, ook al loven wij God in onze gebeden en in de liturgie, toch hebben we vaak geen antwoord op het leed in de wereld. Dan voelen we ons klein. We staan een beetje in ons hemd met ons geloof en met die grote woorden die we bidden en zingen en waarmee we anderen proberen te troosten.
Deze week zocht een jonge moeder contact met mij. Ze vertelde dat ze in korte tijd een miskraam had gehad en een volgroeide baby verloren. Ik kon alleen maar luisteren en stil zijn. Maar onder tranen vertrouwde ze me toe dat ze vast geloofde dat haar kinderen in de hemel waren, waar geen pijn en verdriet is, in het eeuwige licht. Inwendig dankte ik Jezus dat hij haar zo’n geloof had geschonken, Ik hóefde niets meer te zeggen.
“Sommigen van hen twijfelden”. “Toen trad Jezus zelf op hen toe”. Dat wil Matteus ons duidelijk maken. Onze twijfel is voor Jezus geen probleem. Hij wijst ons er niet om af. Hij wijst ons er niet om terug. Hij komt juist naderbij: “Maak je geen zorgen over je eigen twijfel. Want ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde”.
Er zijn geloofsrichtingen die elke vorm van twijfel afwijzen. Zij gaan prat op hun strengheid. Strengheid en zuiverheid zijn hun devies. Dat lijkt aantrekkelijk. Het trekt ook mensen aan. Vooral onzekere mensen en jongeren die nog naar zekerheden zoeken. Maar het keurmerk van het geloof in Christus is de barmhartigheid. Niet strengheid en zuiverheid. Waar geen plaats is voor twijfel kan de waarheid niet uit zichzelf schitteren. God schrikt niet terug voor onze onmacht en twijfel. Jezus treedt naderbij: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde”.
De kerk staat niet voor een onmogelijke opgave. Want zij staat er niet alleen voor. Christus staat achter zijn kerk. ‘Hij is het hoofd. Zij is zijn lichaam’.2) Zijn handen en voeten. Zijn werktuig. Teken van zijn aanwezigheid in deze wereld.
“Gaat heen en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. En leert hen alles te onderhouden wat ik u heb opgedragen”.
Dat is de prachtige taak van de kerk. De wereld vervullen van hoop. Aan alle mensen Gods oneindige liefde verkondigen. Alle volkeren verenigen in de belijdenis van die ene naam. Meewerken aan gerechtigheid en vrede. Elke generatie staat opnieuw voor die opgave. Ook wij. Van ons worden niet zoals in het bedrijfsleven resultaten verwacht, als het kan ieder jaar meer groei. Het enige wat van ons gevraagd wordt is te geloven en de kerk te ondersteunen met ons geloof, hoe klein soms ook, ons gebed en onze inzet. Zij is teken van Jezus aanwezigheid in deze wereld.
“Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde”. De overwinning op zonde en dood is veiliggesteld. Jezus is in de hemel bij God. Vandaar leidt hij zijn kerk, leidt hij ons als mensen die hem liefhebben. “Zie, ik ben met u tot aan de voleinding der wereld” is zijn laatste woord. Zijn woord dat weerklinkt over heel ons leven en heel deze wereld. Niets en niemand kan dat woord teniet doen. Ook geen pandemie zoals we nu beleven. Een tijd waarin gelovigen wereldwijd de samenkomsten in de kerk moeten missen. Een tijd waarin tallozen de communie moeten missen, de tastbare gemeenschap met Christus en zijn kerk.
Maar Jezus zegt niet alleen: “Ik ben met u”. Hij zegt nadrukkelijk  “Zie, Ik ben met u”. Hij is niet alleen bij ons. Hij wil ook dat we ons daar elk moment en onder welke omstandigheid van bewust zijn. Zowel als het goed gaat, dat we dat dan niet aan onze eigen kracht en inzet toeschrijven. Want daar zijn we goed in. Als iets niet goed gaat, ligt dat aan anderen, maar als iets goed gaat, wijzen we openlijk of inwendig naar ons zelf. Nee: “Zie ik ben met u”. Ook als de kerk het moeilijk heeft, en als we het zelf moeilijk hebben en twijfelen, dan niet de moed en de hoop opgeven. Dan moeten we des te meer ons hoofd opheffen naar hem die zegt: “Zie ik ben met u tot aan de voleinding der wereld”. “Zie!” Niet naar de hemel 3), maar naar de aarde. De wereld. Daar is Christus bij ons, De wereld, daar is het om begonnen. Amen

(c) Martin Los

Schriftlezingen voor het feest van Hemelvaart volgens het r.k leesrooster voor zon- en feestdagen
3) 1e lezing: Handelingen1:1-11
2) 2e lezing: Efeziers 1:17-23
1) Evangelie: Mattheus 28:16-20
Afbeelding: fresco van de Hemelvaart in de kerk van H. Foska in Istrie