Een glimp van de verrijzenis

Homilie op de 2e zondag van de Veertigdagentijd 28 februari 2021

Lieve broeders en zusters, we bereiden ons in deze Veertigdagentijd voor op de viering van de Verrijzenis van Jezus die de eerstgeborene uit de doden genoemd wordt. Deze tijd bereidt ons als het ware opnieuw voor op dat niet te bevatten wonder van God.
Het verhaal van de Verheerlijking op de berg 1) helpt ons bij de voorbereiding op Pasen. Het opent de ogen van het geloof voor wie Jezus werkelijk is, de Zoon van God, en dat zijn lijden leidt tot zijn verheerlijking. Dat gebeurt bovenop de berg, beeld van Jezus die in gebed is, dicht bij de Vader in de hemel. Hij heeft zijn heerlijkheid niet verloren door mens te worden. Hij heeft zijn heerlijkheid alleen afgelegd, als een koning die zijn mantel aflegt, maar toch koning blijft. Deze man die zijn stem niet verheft en wiens gestalte is al en knecht, onaanzienlijk in de ogen van de mensen. Een stem uit de hemel zegt: “Dit is mijn Zoon, mijn Welbeminde.  Luistert naar Hem”.  Wanneer Jezus later sterft aan het kruis wordt het geloof van de leerlingen op de proef gesteld. Maar ze geven hun geloof niet op. Ze hebben hem gezien zoals hij is. Met Pasen verschijnt hij aan hen voorgoed als de Verrezene. En hij verschijnt zo aan allen die beproefd worden om hun geloof tijdens hun leven zoals een vuurtoren een schip in het nachtelijk duister leidt naar de veilige haven.
Als Jezus in gebed op de berg is begint zijn kleding te stralen als de zon. Hij verschijnt aan hen in al zijn heerlijkheid. De leerlingen zijn er getuigen van. Maar ook Mozes en Elia verschijnen. “Heer, zullen we drie tenten voor u neerzetten? “vragen die leerlingen die de betekenis nog niet begrijpen. Tot nu hebben ze naar de voorlezing van wet en de profeten in de synagoge geluisterd als het woord van God maar zonder het volledig te begrijpen Alsof er een sluier over lag. Maar nu komen de woorden tot leven. Ze stralen want nu wordt duidelijk dat de wet en de profeten al over Christus spraken in talloze voorbeelden.
Er zijn helemaal geen tenten voor Mozes en Elia nodig, want nu komt de betekenis van hun woorden aan het licht. Jezus Christus is genoeg. Hij ontsluit de betekenis van de oude woorden die opgeschreven staan.
Zoals het verhaal van Abraham 2). Wat moeten we met dit verhaal zonder kennis van Jezus. Vraagt God werkelijk mensenoffers. Wordt van een gelovigen werkelijk een onmenselijke beproeving gevraagd? Zouden we zonder Jezus begrijpen dat het offer van Izaak over de verrijzenis gaat?
De Brief aan de Hebreeën geeft een korte verklaring van wat geloof is: “Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet”. Jezus zelf wekt dat geloof en die hoop in ieder aan wie hij zich openbaart. Dat is een geschenk. Een beeld dat niemand ons kan afnemen, maar dat we wel moeten koesteren in ons hart. Een visioen dat we delen met elkaar in de sacramenten, met name in de eucharistie waarin Jezus zich aan ons toont als de Heer die bij ons is.
De verhalen over Abraham krijgen hun volle betekenis vanuit het Evangelie van Jezus.
De Hebreeënbrief zegt: “door zijn geloof kon Abraham, toen hij op de proef gesteld werd, Izaak als offer opdragen. Hij die de beloften had ontvangen was bereid zijn enige zoon te offeren. Terwijl God tegen hem gezegd had: “alleen door Izaak zul je nageslacht krijgen, zei hij bij zichzelf dat het voor God mogelijk moest zijn iemand uit de dood op te wekken. En daarom kreeg hij hem ook terug bij wijze van voorafbeelding.
De eerste christenen lazen dus het verhaal van Abraham als uiting van geloof in de verrijzenis, en ze begrepen het offer van Izaak als voorbeeld van het offer van Christus. Abraham ging op weg en volhardde ook al had hij nog maar een glimp opgevangen van de toekomst, van de verrijzenis. Dat is ook wat de verschijning van Mozes en Elia bij  de verheerlijking van Jezus zichtbaar maakt.
We moeten dus heel de Heilige Schrift lezen en zien vanuit het Evangelie. De verrijzenis van Jezus is volstrekt nieuw en uniek, maar ze werpt haar schaduw al vooruit. Ja, alle geloof is al Paasgeloof: de zekerheid van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet”.
Paasgeloof kenmerkt zich door de hoop. En dat leven vanuit de hoop uit zich in volharding en liefde. Het Paasgeloof maakt dat we steeds open oog hebben voor de mogelijkheden het leven en de wereld mooi te maken. We staan ervoor open dat steeds als uit het niets iets nieuws groeit. Er is in de wereld zoveel dat ons moedeloos kan maken. Alles lijkt uiteindelijk zinloos. Maar het geloof in God –  een geloof dat altijd een Paasgeloof moet zijn – wekt ons op om altijd vol goede moed te zijn. Of zoals Paulus zegt in de 2e lezing: als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? 3) Amen

Martin Los, pastoor

Schriftlezingen voor deze 2e zondag in de Veertigdagentijd volgens het rooms-katholieke leesrooster voor Zon- Feestdagen
1) Evangelielezing: Markus 9:2-8
2) 1e lezing: Genesis 12:1-18
3) 2e lezing: Romeinen 8:31-34

Afbeelding Duccio di Buoninsegna 1255-1318

De heerlijkheid van Christus en de menselijke waardigheid

Preek op het feest van de Gedaanteverandering van de Heer op 6 augustus 2017 in de Mariakerk en Willibrordkerk

Lieve zusters en broeders, we gedenken vandaag dat Jezus aan zijn leerlingen zijn heerlijkheid openbaarde op de berg*). Niet lang hierna zouden ze een heel andere Jezus zien, bespot en gehoond door de menigte in Jeruzalem, gegeseld en geslagen. De leerlingen en al de andere mensen die Jezus beminden, zouden bedroefd en verslagen zijn. Ze zouden zich ontzettend machteloos voelen. Maar in hun ogen zou die minachting en dat lijden dat hij onderging, hem niet tot een minder mens maken zoals in de ogen van degenen die hem veroordeelden en zich aan hem vergrepen. In hun ogen behield hij zijn waardigheid en zijn unieke betekenis. De leerlingen van Jezus en allen die van hem hielden zouden juist in zijn lijden en zijn verwerping zijn grootheid zien en zijn goddelijke macht. Ze zouden vertrouwen hebben dat wat hij hen had geleerd en beloofd – ook al begrepen ze het niet helemaal – nu volbracht. Dat maakte het voor hen niet minder pijnlijk om mee te maken. Het maakte niet zij zich minder machteloos voelden bij het zien wat hun meester moest ondergaan. Het maakt hem nog kostbaarder in hun ogen. Juist daarom zouden ze er ontvankelijk voor zijn dat de dood Jezus niet kon vasthouden, maar dat hij verrezen was. De leerlingen en al die anderen die van hem hielden, waren door Jezus zelf ontvankelijk gemaakt om hem na de opstanding met Pasen te zien en te ontmoeten als degene die groter was dan de dood. We kunnen het ook anders proberen te zeggen. Waarom kúnnen wij Jezus zien en ontmoeten als de Levende. Wij weten nauwelijks wat echt leven is. Laat staan wat zoiets als ‘eeuwig leven’ is. Wij kunnen Jezus zien en ontmoeten als de Levende omdat hijzelf onze ogen daarvoor geopend heeft. Al van te voren. Niet pas ná zijn lijden en sterven alsof hij plotseling een gordijn opzij schoof en als stralende held tevoorschijn trad. Jezus heeft niet een soort kiekeboe gespeeld alsof zijn pijn en lijden een soort vermomming waren geweest. Nee, zijn lijden was de uiterste uiting van goddelijke liefde en zijn vernedering was een onuitwisbaar teken van zijn dienst aan de mensen om hen uitzicht te geven op Gods barmhartigheid en trouw.
Daarom is het een geschenk van Jezus aan ons, het geschenk dat we door het geloof hem moge zien zoals hij werkelijk is: de Zoon van God die in de wereld kwam om ons te bevrijden uit een wereld zonder God. Dit leven en deze wereld zijn ondanks alles leed en pijn en onmacht, niet langer een soort gevangenis waar we levenslang opgesloten zitten. Jezus heeft de wereld opengebroken en ons allen uitzicht gegeven op Gods liefde. Wij, mensen, mogen nu onszelf zien als kinderen van God, die eenmaal zichtbaar mogen delen in de heerlijkheid van Jezus. Door het geloof kan niets ons scheiden van de liefde van God die Jezus ons heeft leren kennen. Het kwade dat ons overkomt, ook onze eigen tekortkomingen, zijn nu geen teken meer dat we verliezers zijn, of dat we het ongelukkig getroffen hebben. Ze versterken juist onze hoop. Ze verbinden ons des te meer met Jezus als de Christus.
Maar het heeft ook consequenties hoe we andere mensen zien. Door het geloof in Jezus ontdekken we in iedere persoon de menselijke waardigheid die God in elk mens gelegd heeft. In die arme mens die we op onze weg tegenkomen en waarvoor we dreigen weg te kijken uit schaamte. En in de eenzame oudere waarvan we ons afvragen wat de zin van zo’n leven nog is. Of de meervoudig gehandicapte. Hun armoede, hun gebrek, hun hulpeloosheid is geen teken dat zij minder mens zijn of dat hun leven minderwaardig is. Juist door hun weerloosheid, door hun gebrek, schijnt de menselijke waardigheid heen. Zij verdienen respect en solidariteit. Niet dat we wegkijken of ons hoofd schudden. Er is de laatste tijd veel te doen over menselijke waardigheid en wat nog echt menselijk leven is. Dat is echter niet aan ons om te bepalen. Niet aan de hand onze culturele opvattingen. Niet politiek of economisch gezien. Die waardigheid staat vast. Maar onze ogen moeten er voor geopend worden. Dat kan alleen die menselijke waardigheid zelf doen als een waardigheid die van God komt. Laten we daarom als christenen een ereplaats geven aan hen die op de een of andere manier gebrek lijden. Laten we degenen die niet meetellen, het gevoel geven dat zij er heel erg toe doen. Laten we de zorg voor elkaar niet alleen overlaten aan de overheid en allerlei instellingen, maar laten we laten zien dat we die zorg voor elkaar al hebben. Misschien niet doordat we in alles kunnen helpen, maar wel door elkaar het gevoel te geven dat de ander meetelt als mens ondanks zijn gebrek. Laten we niet het hoofd schudden en zeggen: ‘wat is de zin van zo’n  leven? Wat betekent zo’n leven eigenlijk nog. Laten wij ons afvragen wat wijzelf voor de andere kunnen betekenen. Ik ben ervan overtuigd dat de menselijke waardigheid zich dan overal aan ons zullen zien openbaren, gezichten gaan stralen, zielen worden geraakt, levens krijgen glans.. Christus opent ons de ogen daarvoor omdat hij zichzelf aan ons openbaart, en daardoor ook wij wijzelf zijn, erfgenamen van de heerlijkheid van Gods kinderen.
Amen

*) Evangelielezing van dit feest van de Gedaanteverandering van de Heer (Transfiguratie): Mattheus 17:1-9
**) afbeelding. De transfiguratie (Solomon Raj India batiq)

(c) Pastoor Martin Los