Over een dode haas en een vroom hondje

Het liep tegen kerstmis. In die donkere dagen belde aan het eind van de middag iemand bij ons aan. Mijn vrouw deed open. Voor haar stond een oude man. Door zijn een iets gekromde rug, die wees op een leven van lichamelijk inspanning en arbeid, leek hij kleiner dan hij was.
“Dit is voor u voor de feestdagen!”  In zijn linkerhand had hij een zwarte plastic vuilniszak en met de rechterhand trok hij er met een ruk iets uit. Zoals een tovenaar een konijn uit de hoge hoed tovert. Aan zijn hand bungelde een dode haas.
Even had mijn vrouw die totaal verrast werd door de bezoeker en zijn geschenk, het gevoel dat ze in een horrorfilm terecht was gekomen.

Omdat de kinderen die nieuwsgierig geworden waren door de bel achter haar rug opdoken, probeerde ze zich breed te maken om te voorkomen dat de kleintjes de schrik van hun leven kregen: “gewoon iemand die iets komt brengen. Ga gauw weer naar de kamer. Het is hier veel te koud!” riep ze gebiedend. De kinderen gehoorzaamden en vreemd genoeg vloeide door haar woorden ook haar eigen schrik weg. Want het was waar:  deze man kwam gewoon “iets” brengen.

Het was geen griezelfilm waar in ze tegen haar wil acteerde. Voor haar stond gewoon een hele vriendelijke man die haar vaag bekend voorkwam. Hij had een hazenlip. In de tijd dat hij geboren werd was er nog geen behandeling voor. Een gevolg van zijn gebrek was dat hij moeilijk te verstaan was. Maar uit zijn hele houding sprak doorzettingsvermogen gepaard aan een ontwapenende vriendelijkheid.

Mijn vrouw die de situatie nu beter overzag en de man voor geen goud wilde teleurstellen, vroeg hem om met haar mee te komen naar de garage naast het huis. Ze riep voor de zekerheid nog even naar binnen: “jongens, in de kamer blijven! Ik kom zo weer bij jullie.”
In de garage die als berging gebruikt werd stond een tafel. “Legt u hem daar maar neer!” zei ze tegen de man die haar in stilte gevolgd was. Beseffend dat de kinderen zo weer te voorschijn konden komen, bedankte ze snel de man, wenste hem fijne kerstdagen toe, en geleide hem naar buiten.
Terug in de huiskamer zaten de kinderen naar de televisie te kijken verzonken in wat ze zagen. Kennelijk hadden de kinderen geen onraad geroken. Voor haar een opluchting. Want nu kon ze er even over nadenken of ze het de kinderen zou vertellen of niet

Toen ik even later thuis kwam, nam ze mij met een gebaar van geheimhouding onmiddellijk mee naar de garage: “moet je eens kijken wat die meneer, die zo moeilijk spreekt, je kent hem wel, heeft gebracht voor Kerstmis.
Ze tilde een stukje van de plastic zak op. Daar zag ik het donzige snuitje van een haas die zo stijf als een plank op tafel lag. Mijn gedachten gingen uit naar al mijn voorgangers bij wie in deze dagen door boeren uit de parochie gaven in natura gebracht werden rond de kerst. Een haas moet daaronder het neusje van de zalm zijn geweest. Deze haas was nog een laatste herinnering aan vroeger. Gebruiken en gewoonten veranderden in snel tempo. Ik was daar niet rauwig om.

We besloten de kinderen toch te laten zien wat een niet alledaags kerstgeschenk die namiddag bij ons bezorgd was. Ze hadden wel eens eerder een levenloos dier gezien. Hun eigen konijntje dat ‘s morgen dood in zijn hok lag. Dat was netjes in de tuin begraven.
Maar deze haas was bedoeld om op te eten. “Gaan we deze haas met Kerstmis opeten?” Je zag ze ons het voordeel van de twijfel geven, maar overtuigd waren ze geenszins. Evenmin als mijn vrouw die het bewerken van de haas tot eetbare proporties graag overliet aan de deskundige handen van de slager.
Met Kerstmis werd de haas in stukken opgediend. Iedereen nam wel een paar hapjes uit nieuwsgierigheid en misschien ook als vorm van respect voor de lieve meneer die de haas gebracht had. Maar het werd geen echt feestmaal.

Het jaar daarop verscheen Youp van ’t Hek met Flappy. De kijk van kinderen op donzige viervoeters als konijnen en hazen was in korte tijd ingrijpend veranderd. Vriendjes eet je niet op!
Aan de oude vriendelijke schapenhouder die de haas bij ons bezorgd had was “Flappy”niet besteed, denk ik. Hij kende de dieren. Hij hield op zijn manier van ze. Maar niet op een sentimentele wijze zoals wij moderne burgers die meer vlees eten dan ooit, maar er niet aan herinnerd willen worden dat vlees afkomstig is van een koe, een varken een kip, of een haas.

Elk jaar liep een groep jagers met vergunning van de landeigenaar door de weilanden om wild te schieten en de “wildstand te beheren”. Als dank kreeg de pachter een paar hazen waarmee hij mensen verraste zoals ditmaal ons gezin.
Het was voor ons dit eerste keer. Het zou ook de laatste keer zijn. Niet omdat we hem op diplomatieke wijze hadden laten weten dat we geen prijs stelden op zijn bijzondere geschenk.

Na de zomer kreeg ik bericht dat de oude man ziek was geworden. Ik bezocht hem een paar keer in zijn woning midden in de weilanden. Zijn goedmoedigheid vulde heel zijn huis. Zij paste helemaal bij het beeld van Maria dat op de schoorsteenmantel stond. Een jonge vrouw met een kind op haar arm, bekleed met de zon en de maan aan haar voeten. Hij en zijn vrouw hadden dit beeld bij hun huwelijk gekregen en sindsdien had het een centrale plaats in hun huis en leven gehad. Zijn vrouw was een paar jaar terug gestorven.

Zijn enige metgezel was een kleine hondje. Zo te zien een Jack Russel. Hij kefte zich schor als een bezoeker kwam. Zijn baas maande hem altijd tot stilte, maar met weinig succes. Zodra een bezoeker in de stoel plaats nam, werd het beest rustig.
Maar zoveel bezoekers kwamen er niet. En de bezoekers die wel kwamen werden bijna bedwelmd door de reuk die het hondje verspreide. Zijn baasje, zo vertrouwd met het dier, en als voormalige veehouder met alle dieren, merkte er zelf niets van.

Zijn toestand ging snel achteruit. Een bevriend echtpaar uit de buurt belde me op met de boodschap dat volgens de dokter het einde mogelijke nabij was.
Met de benodigdheden voor het sacrament van de zieken en de communie ging ik naar hem toe.
Hij had het erg moeilijk. Toch probeerde hij nog een gebaar van welkom. En uit zijn ogen sprak een intense pure vriendelijkheid zoals je die zelden ziet.

Zijn hond had met het gebruikelijk schorre gekef begeleid tot aan het bed van zijn baas. Het is niet gebruikelijk om te gaan zitten bij de bediening van het sacrament van de  zieken. Zou het hondje nu de hele tijd blijven keffen?

Ik zette de spullen op het nachtkastje. Ik stak een kaarsje aan voor “ons Heer”. Het hondje drentelde onwennig rond. Op het moment dat ik het kruisteken maakte om het gebed te beginnen, en zijn baasje ook zijn hand begaf in de richting van wat een kruisteken was, maar daartoe de kracht niet meer had,  toen kwam het hondje bij het bed zitten ter hoogte van het hoofd van zijn baasje.
Hij ging op zijn achterpoten zitten en richtte zijn lijfje omhoog. Ik kon mijn ogen niet geloven. Het beestje hield zijn voorpoten tegen elkaar alsof hij met ons mee bad.
Vijf minuten ongeveer duurde het ritueel van de ziekenzalving. Al die tijd bleef het hondje zo roerloos en stil zitten.
Op het moment waarop ik de zegen over de oude zieke man uitsprak en het kruisteken over hem maakte, stond het hondje op en liep rustig met opgeheven kopje weg. Alsof hij ook eindelijk vrede had met wat spoedig stond te gebeuren en zijn taak volbracht had.

Die avond overleed de vriendelijke man. Het bevriende echtpaar heeft zich nog enige tijd over het hondje ontfermd. Maar het was zelf ook al oud. Het heeft zijn baasje niet lang overleefd. Het was trouw tot in de dood.
Ieder jaar met Kerstmis moet ik weer even denken aan de oude baas vanwege de haas die hij onverhoeds bij ons bezorgde als een laatste herinnering aan een vervlogen verleden.
En vanwege zijn vrome hondje.

© Martin Los

Oh, kom er eens kijken wat ik in mijn schoentje vind III

De eerste stap in de verbale wereld

Een kind dat leert lezen, is als Alice in Wonderland die plotseling door een gat in de werkelijkheid valt, en in duizelingwekkend vaart in een andere wereld terecht komt waar alles en iedereen er anders uitziet.
Lettertekens zijn liggende en staande strepen en bogen. Op een bepaalde manier gegroepeerd  vormen die streepjes en haaltjes het woord “hond” en roepen een beeld op.
“De hond springt tegen de boom op en blaft” is een minifilmpje. Letters vormen een venster op een andere wereld. Elk kind is daardoor gefascineerd. Het krijgt toegang tot de wereld van het boek. Een wereld vol verbeelding en avontuur.

Maar niet alleen de roman opent een oneindige wereld van verbeelding. Ook het schoolboek en later het wetenschappelijke boek. Want het wetenschappelijke boek beschrijft, verklaart, argumenteert, discussieert.  De lezer neemt daardoor deel aan een gesprek met vele onzichtbare, meest onbekende discussiegenoten.
Die wereld van verbeelding en kennis is een geestelijke wereld. Het is een binnenwereld, niet van één mens, maar van vele mensen samen 1)

Toch is er meer aan de hand. Het kind dat leert lezen, treedt een wonderlijke nieuwe wereld, van schrift en betekenis, binnen. Maar ook de eigen vertrouwde wereld is nooit meer dezelfde. Want wat gebeurt er als we kunnen lezen? De gesproken woorden worden vanaf dat moment en die tijd potentieel geschreven woord. Klank en letter, tot dan toe, voor de prae-alfabeet 2), twee gescheiden werelden, vallen samen. Wij kunnen ons de woorden die we horen, niet meer voorstellen zonder letters. Elk woord is in zichzelf een klein dictee.

Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het woord dat we horen. Ooit was elk woord direct een opdracht, een belofte, een aanwijzing, een troost, een beloning, een sanctie. Het woord drong onmiddellijk via het oor tot de hoorder door.
Oorspronkelijk had het woord niets met schrift te maken. Taal heeft in het Grieks glossa, in het Latijn lingua, in het Frans langue. Deze woorden betekenen  eerst “tong” dan “taal” want woorden klinken door de beweging van de tong

De Romeinse centurion die Jezus vertelt dat zijn knecht ernstig ziek thuis ligt, zegt: “Heer, waarom zou u moeite doen om met mij mee te gaan. Spreek slechts één woord en mijn knecht zal genezen zijn. Want zelf ben ik een ondergeschikte, maar als ik tegen mijn knecht zeg “doe dit” dan doet hij het……..” (Evangelie naar Johannes)

Een woord is een macht en een kracht. Het Hebreeuws woord voor woord Dabar betekent “woord dat teweegbrengt wat het zegt”
Hoe ver zijn we hiervan verwijderd in het spreekkoor van FC Feyenoord: “geen woorden, maar daden”.

Een gesproken woord verliest veel van zijn kracht doordat de spreker zijn woorden zelf niet waarmaakt of doordat mensen hun oren kunnen sluiten voor wat ze horen.
Maar op een ander  nivo hebben woorden ook heel veel van hun kracht verloren omdat woorden sinds de verbreiding van het schrift woorden uit een woordenboek geworden zijn.
Met andere woorden, er is iets tussen het woord dat de mond spreekt en het oor dat het woord hoort, gekomen: het schrift dat uit letters bestaat. Alsof het gesproken woord gevangen wordt in een net van letters en ontcijfert moet worden door de hoorder. Het oog lijkt tussen woord en hoorder te komen. Woorden worden veelmee een zaak van zien dan van horen, ook de gesproken woorden.

In zekere zin kunnen we zeggen dat ook gesproken woorden informatie zijn geworden. Er is een afstand gekomen tot het woord dat we horen. Het woord nodigt uit tot nadenken in plaats van onmiddellijk gevolg geven.

Taal verliest haar spontaniteit op het moment dat taal en schrift samenvallen. Mensen verliezen een deel van hun oorspronkelijk spontaniteit als ze binnengetreden zijn in de wereld van het schrift. Om te beginnen bij kinderen die leren lezen.

De wereld waarin het kind dat leert lezen binnentuimelt als een Alice in Wonderland, is de moderne wereld waarin we afstand nemen tot de dingen. We gaan minder met de dingen om. We bezitten en verwerven informatie over de wereld om ons heen.
Het is als een ruimtevaarder die van grote hoogte de aarde gezien heeft als een bol. Als hij weer voet op de aarde zet, loopt hij niet meer op een plat vlak maar op een bol.

Deze overwegingen hierboven zijn wat mij betreft geen bewijs van nostalgie naar een kinderlijke wereld. Het schrift betekent inderdaad verlies, maar ook een enorme winst.
Waar ik de aandacht op wil vestigen is dat de letters die we ons kind leren haar/zijn beleving van de werkelijkheid en de beleving van eigen bestaan grondig veranderen. Schrift is veel meer dan een handig hulpmiddel dat je gebruikt als het je uitkomt. Door het schrift verandert ons hele bestaan en onze wijze van verstaan van onszelf en onze wereld

O, kom er eens kijken wat ik in mijn schoentje vindt:  een letter van banket: de eerste schrede in de verbale wereld.

1)  één van de krachtigste argumenten tegen degenen die de geest terugbrengen tot een fysiek proces in de hersenen van het individu is dat dit proces nooit in staat is te verklaren hoe alle mensen aangesloten kunnen zijn op een gemeenschappelijk geest die zich uit in de taal als gemeenschappelijke gegeven, de cultuur en vele andere uitingen
2) het begrip analfabeet (iemand die niet kan lezen) is zo beladen, dat ik het liever vervang door de term prae-alfabeet. (iemand die nog niet kan lezen)
Een kind een analfabeet noemen is een anachronisme

Wordt vervolgd © Martin Los