“Wat doe je op mijn terrein!”

Met zijn spierwitte hoofd en lange gestalte viel hij op temidden van de andere mannen en vrouwen in de kerk.
Elke zondag was hij met zijn vrouw in de Mis met de Gregoriaanse gezangen.
Dat was de vroege Mis die voorafging aan de Hoogmis in de volkstaal
Zijn vrouw verschilde niet veel in lengte met hem.
Maar ze onderstreepte door haar slanke voorkomen en fragiel gezicht als het ware zijn aanwezigheid.
Kortom, hij had iets patriarchaals over zich.

Het echtpaar woonde in een naburige parochie.
Ze hielden kennelijk van Gregoriaans.
Er werd in de meeste omringende dorpen geen Gregoriaans meer gezongen.

Maar belangrijker voor hen was het vroege tijdstip van de Mis.
Zijn vrouw en hij waren nog gewend elke dag vroeg op te staan.
“De ochtendstond heeft goud in de mond” was één van de gevleugelde woorden die mijn vader mij als kind regelmatig voordroeg
Het zou zo maar de lijfspreuk van deze opvallende man kunnen zijn.
Hij was ondernemer met een groot bedrijf.
Op zondag lag zijn bedrijf stil.  Behalve in het hoogseizoen als buien de oogst van de boeren bedreigden.
Het goud dat de zondagochtend in de mond had, was niet het zoals op weekdagen het geld dat te verdienen was, maar de rijkdom van de rustdag waarvan hij zichtbaar intens genoot

Een nog belangrijke reden om alle zondagen mijn parochiekerk te bezoeken was ook de vriendschap met een echtpaar dat hier woonde.
Ze waren allebei grote paardenvrienden. Van paarden en rijtuigen wisten ze alles af.
En vaak gingen de vrienden naar een wedstrijd met vierspannen.
Daar raakten ze nooit over uitgepraat.
Na de Mis brachten ze samen de zondagmorgen door.

Na verloop van tijd zag ik hem alleen in de kerk.
Eerst stond ik er niet zo bij stil.
Maar later viel me op dat hij door de afwezigheid van zijn vrouw een kwetsbare indruk maakte.
In gezelschap van haar had hij er altijd krachtiger uitgezien.

Op een zondag stond hij na de Mis mij op te wachten.
“ Kom eens een keertje kijken” zei hij “je hebt mijn bedrijf nog nooit gezien”.
Ik knikte en zei: “Ik zie u de laatste tijd steeds alleen?”
“Mijn vrouw is al een tijdje ziek. Het gaat niet zo gaat met haar”.
“Dat is niet zo mooi” antwoordde ik oprecht meelevend.
“Ze zou een bezoekje erg op prijs stellen” vervolgde hij
“Goed, laten we dan een afspraak maken” zei ik
“Maar ik kom echt alleen maar op bezoek. Voor pastorale begeleiding moet u bij uw plaatselijke pastor zijn. Want anders begeef ik mij op het terrein van mijn collega”

Het kostte me wel moeite om dit te zeggen. Want ik voelde veel sympathie voor hem en zijn vrouw. Maar ik wilde geen eigenmachtige indruk maken op mijn collega’s.
De naburige pastor zou zo’n inbreuk op zijn territorium absoluut niet zou waarderen.
“Dat weet ik” zei hij vriendelijk “maar dat is ook helemaal niet nodig. U komt gewoon als vriend”
“Ze zou het gewoon fijn vinden u even te zien. En dan kan ik u tegelijk mijn bedrijf laten zien”.

De zaterdag daarop reed ik door de weilanden naar het echtpaar toe.
Ze woonden in een voormalige boerderij omgeven met grote oude bomen die het huis zomers koelte gaven.
Ik reed het erf op. Gealarmeerd kwam een hond aanrennen vanachter het huis.
Daarachter aan kwam de man met zijn witte haar. Hij riep de hond bij zich.
Het beest gehoorzaamde meteen.

In de huiskamer lag zijn vrouw in bed.
Door het raam had ze me al van verre aan zien komen rijden
Ze zag er erg verzwakt uit.
Ze begroette mij hartelijk.
Ik zei dat ik het fijn vond om haar te zien en ik vroeg hoe het met haar ging.
Ze verloor zich niet in allerlei medische details, maar liet onze ontmoeting op zich inwerken door de stiltes die af en toe vielen.
We spraken even over de kinderen en kleinkinderen die te zien waren op de foto’s die bij haar aan de muur hingen.
Ik merkte aan haar dat ze snel uitgeput raakte. Dus het bezoekje duurde maar kort.
We namen hartelijk afscheid van elkaar.
“Ik zal u in mijn gebeden gedenken” beloofde ik haar, terwijl haar  man mij voorging naar de deur.
“En ik u” sprak ze met een berustende glimlach om de lippen.

Haar man en ik liepen naar de loodsen waar allerlei landbouwmachines stonden.
Trots vertelde hij mij hoe het bedrijf gegroeid was in de loop der jaren.
Dat was ook te zien aan de schuren en loodsen, de één uit oude tijden, de ander hypermodern.
Hij stond eigenlijk nog maar met één been in de zaak, want zijn zoons namen het bedrijf gaandeweg helemaal over.
Binnenkort zou hij zich helemaal terugtrekken.
De bezichtiging duurde een half uurtje.

Net toen we uit de laatste loods naar buiten kwamen, reed een auto de betonnen oprijlaan op.
Het was een auto die het midden hield tussen een bestelauto en een personenauto.
Ik herkende onmiddellijk de auto van mijn naburige collega-pastor.
Een lange man voor wie een normale personenauto eigenlijk te klein was.
“Dat is ook toevallig” zei mijn gastheer:
“Daar heb je de pastor. Die komt vast een paar zakken aardappelen halen”.

Ik zag aan zijn gezicht dat hij zich amuseerde met deze onverwachte wending van mijn bezoek.
Ik voelde mij helemaal niet betrapt, want ik had mij keurig gehouden aan de ongeschreven collegiale wetten. Maar dat kon de collega niet weten.
Ik voelde de spanning stijgen toen de collega uit de auto stapte.
De gastheer en ik liepen op hem toe. Met zijn rijzige gestalte kwam hij op ons toe.

Er verscheen een grijns op zijn gezicht.
“Wat doe jij hier op mijn terrein?” zei hij

Even leek de tijd stil te staan.
Wat moest ik zeggen?
Wat ik ook zou zeggen, zou afketsen op de indruk die mijn aanwezigheid wel op hem moest maken.

Die ene seconde duurde voor mij een eeuwigheid.
Maar met de kracht van de zon die door de wolken breekt, sprak mijn gastheer sprak zonder aarzeling het verlossende woord:
“Het is toevallig wel míjn terrein!”

“Hé, dat kan ik ook!”

Om kwart over negen ‘s morgens kwam Rienk aan op het station van het West-Brabantse stadje.
Daar zou hij worden opgehaald door iemand van de kerk.
Als enige stapte hij uit de trein. Op het perron stond een man te wachten.
Dat moest de chauffeur zijn.
Het gezicht van de man vertoonde de zelfverzekerdheid van iemand die de buit niet kan ontgaan.
Rienk schikte zich naar zijn lot en liep met een dankbare blik op de wachtende man toe.
“Bent u de chauffeur die me op zou komen halen?” vroeg hij zo belangstellend mogelijk hoewel er geen twijfel mogelijk was: “Ik ben Rienk Troost. Fijn dat u gekomen bent om mij op te halen!”
“Wouters” zei de man vriendelijk en vastberaden. Hij stelde zich voor als ouderling van de kerk waar Rienk die morgen op proef zou voorgaan.
Hij keek op zijn horloge en zei: “zullen we dan maar gaan?”

Bij de uitgang stond een bestelauto van het merk Citroen 2cv met de bekende cabine van golfplaat
“Als u even wacht” zei de gastheer terwijl hij het portier aan de kant van de passagier opendeed.
Hij begon meteen allerlei spullen te verwijderen die op de zitplaats en de rubbermat op de vloer lagen.
Hij was kennelijk in grote haast van huis gegaan.
Dit oponthoud en deze gehaaste gebaren pasten natuurlijk niet in het protocol van een geolied welkom.
Maar Rienk vond het wel prettig.
Hij ging voor het eerst ergens uit preken, en voelde zich onzeker. De onverwachte onbeholpenheid van zijn gastheer stelde hem gerust, dat hij vandaag niet de enige was die zich soms ongemakkelijk voelde.
De hele ruimte van de bestelauto was bezaaid met folders en restanten van kartonnen dozen.
Hij begon zich steeds meer op zijn gemak te voelen in deze komisch aandoende situatie.

“Ik heb tot gisteravond laat gewerkt”zei de man verontschuldigend toen ze waren ingestapt.
“Wat voor beroep hebt u dan?” vroeg Rienk welwillend terwijl de man zijn auto startte
“Ik ben slijter”
“Slijter? Nou, dat is ook toevallig! Dan mag ik u feliciteren” zei Rienk opgewekt.
Op datzelfde moment realiseerde hij zich dat de slijter natuurlijk geen idee had waarover hij het had. Het was zelfs niet ondenkbaar dat de man zijn opmerking helemaal verkeerd zou opvatten. Alsof Rienk suggereerde dat de ouderling gemakkelijk toegang had tot gratis alcoholische dranken.
De man keek hem van opzij inderdaad even niet begrijpend aan. Maar aan het vraagteken op zijn gezicht zag Rienk dat hij hem het voordeel van de twijfel gunde.
“U dacht misschien dat ik bedoel dat u altijd bier en wijn kunt drinken? Nee, hoor. Ik bedoel iets heel anders. Ik wil liever nu nog niets verklappen. Tijdens de kerkdienst hoort u wel waarom de slijter boft”.

Verlegenheid vulde de hele auto. Gelukkig kwamen ze op dat moment aan bij de kerk.
De ouderling zou wel denken dat ze vandaag een hele vreemde vogel in hun kerk hadden.
Er was een speciale parkeerplaats voor de “predikant” waar de chauffeur zijn bestelauto neerzette want de andere plaatsen waren al bezet.
Toen ze uitgestapt waren zag Rienk op de zijkant van de auto Slijterij Wouters staan.
Hij glimlachte er bij zichzelf om: op de plaats die gereserveerd was voor de predikant stond de auto van een slijterij.

Met de chauffeur, tevens ouderling en slijter, kwam hij de kerkenraadskamer binnen.
De al aanwezige kerkenraadsleden gaven hem een hand. Hij voelde zich bekeken ondanks hun tamelijk vriendelijke blikken.
Rienk Troost was afgestudeerd in de theologie. Nu was hij nog op zoek naar een passende gemeente. En het was ook nog een vraag of gemeentepredikant zijn echt iets voor hem was.
Misschien lag zijn toekomst straks te midden van deze mensen. Maar misschien ook helemaal niet.
Sommige gemeenten nodigden kandidaten voor het predikantschap uit om op zondag voor te gaan omdat ze vacant waren en serieus belangstelling hadden. Anderen waren er alleen op uit om die bepaalde zondag voorzien te zijn van een voorganger te hebben die de preek hield
Rienk was “op zicht” maar zelfs dat wist hij niet zeker. Misschien was men al met een andere kandidaat in gesprek. Soms was men al bijna tot een akkoord gekomen zonder dat je dat wist.

Rienk preekte die morgen over de “schenker en de bakker”. De basis voor zijn preek vormde het mooie verhaal in het eerste bijbelboek Genesis.
In de gevangenis waar de Hebreeuwse jongeman, Jozef, zoon van Jacob, zich bevindt , zijn twee belangrijke personen van het Egyptische hof opgesloten. Het zijn de chefbakker en opperschenker van de Farao. Ze zijn beide in hechtenis genomen vanwege de verdenking dat één van hen de Farao had willen vergiftigen.
Ze hebben beiden een droom en leggen die aan Jozef voor. Jozef legt hen de dromen uit.
De betekenis van de droom van de schenker blijkt dat de schenker vrijuit zal gaan. En de droom van de bakker betekent dat de bakker ter dood veroordeeld zal worden.
Rienk legde in de preek een verbinding van het verhaal van de schenker en de bakker naar Jezus en het laatste Avondmaal. Brood en wijn staan daarin ook centraal. En dat de dood van de één het brood voor de ander is.
Hij vond het zelf een hele vondst. Maar of de hoorders in de kerk ook onder de indruk waren, viel te betwijfelen.
Na afloop groeten de kerkenraadsleden hem beleefd terwijl ze hun jas van de kapstok pakten Ze hadden allemaal opvallend haast om thuis op tijd op de koffie te komen.

Ook Wouters nam afscheid van Rienk. Zou de slijter nog terugkomen op hun gesprekje in de auto op weg van station naar kerk? Hij vond het vervelend om er zelf op terug te komen. Misschien was de man zijn grapje over de schenker die bofte, allang vergeten.
“Ik wens u nog een goede dag verder” zei de man. “En mocht u nog eens hier komen preken, dan haal ik u weer op. Het komt voor de bakker”.
Rienk had moeite zijn lachen te bedwingen. “Voor de bakker”. Zei de slijter/schenker dat nou opzettelijk of was het dom toeval?
In beide gevallen was het hilarisch. Rienk tracteerde zichzelf op de eerste mogelijkheid. Dan had hij toch nog één reactie op zijn preek gekregen. Een aai over de bol die hij toch een beetje gemist had.

Direct na afloop van de kerkdienst stond weer een andere chauffeur klaar om hem op te halen. Ditmaal was het een lid van de gemeente waar hij ’s middags mocht voorgaan en preken.
Het liep tegen de lunch. De man, een boer uit een plaats twintig kilometer verderop, was geen man van veel woorden. Hij beantwoordde beleeft de vragen die Rienk hem onderweg stelde. Maar er vielen telkens lange stiltes.
Rienk vond dat niet erg, want de ervaringen van die morgen gingen nog door hem heen: “zouden ze de preek wel begrepen hebben? Wat hield de mensen hier eigenlijk bezig? Wat speelde de organist traag………….”

Ze gingen de boerderij in. Omdat het zondag was werd er niet in de keuken gegeten, maar in de mooie kamer. De tafel was al gedekt.
Hij maakte kennis met de boerin en met de drie kinderen, allemaal in de lagere school leeftijd.
De boer nodigde hem meteen uit om aan tafel plaats te nemen. De plaats aan het hoofd van de tafel was voor Rienk als eregast gereserveerd.
Hij vroeg zich af hoe de kinderen dat zouden ervaren. Want in hun ogen zat hij natuurlijk op de plaats van hun vader. Maar hij protesteerde niet uit vrees dat hij het gezag van de vader door een andere plaats te verlangen pas echt zou ondermijnen.

Toen ze allemaal zaten, viel er een korte stilte. De boer zocht duidelijk naar woorden.
Hij kuchte een keer. Hij voelde de spanning toenemen. Toen zei de boer: “Wilt u met ons bidden? Want …eh…ik kan het niet zo goed”.
Zijn verzoek op zich overviel Rienk niet. Voorgaan in gebed in een gastgezin had hij nog nooit gedaan. Maar toen hij nog een kind was vroeg zijn vader precies hetzelfde aan een bevriende dominee die bij hen logeerde. Rienks vader kon best bidden, maar hij uit respect vroeg hij geestelijke die een paar dagen bij hen in huis was, voor het eten te bidden.

Niet de vraag overviel hem, maar de toevoeging: “want ik kan het niet zo goed”.
Daarmee deed die vader zich tekort. Dat irriteerde Rienk een beetje. Hij voelde zich een lastig parket gezet.
Hij wist zeker dat de goede man als een gereformeerde huisvader aan tafel altijd begon met gebed.
Natuurlijk wilde hij als gast wel bidden voor het eten, maar hij wilde niet dat de kinderen door zijn bidden het idee zouden krijgen dat je om “goed” te kunnen bidden gestudeerd moet hebben. Of dat je tot een bepaalde kaste van geestelijken zou moeten behoren.
Wat moest hij doen?
Weigeren was geen optie, maar gewoon gehoor geven betekende in zijn ogen verraad aan de man, de kinderen en vooral zichzelf.

Op dat moment kreeg Rienk een inval.
“Met genoegen. Dank u. Dat wil ik graag doen”zei hij
Hij vouwde zijn handen en sloot zijn ogen.
Hij bad het gebedje dat zijn ouders hem als kind hadden geleerd te bidden voor het eten.
Heel bewust zei hij: “Here, zegen deze spijze. Amen”

Toen Rienk zijn ogen weer opendeed zag hij de boerin en boer een beetje een beetje ongelovig naar hem kijken. Ze konden nog niet helemaal volgen wat er gebeurd was. Alsof er een UFO voorbijgegaan was.
Maar de kinderen zag hij verwonderd denken: “Here, zegen deze spijze?” “hé, dat kan ik ook!”
Want dat gebedje moesten ze zelf als kind vaak aan tafel bidden na het gebed van hun vader. Of als ze ’s morgens alleen aan ’t ontbijt zaten voor ze naar school gingen.

Rien haalde opgelucht adem. “Gered” dacht hij.
Hij had geen aai over de bol meer nodig. Had hij die niet zo-even van boven gekregen?.

© Martin Los