homilie op de 5e Paaszondag 2013 Mariakerk De Meern

Preek op de 5e zondag in de Paastijd 27/28 april 2013 in de Mariakerk in De Meern aan de vooravond van de kroning van Willem Alexander
Bij het Evangelie van de zondag Johannes 13: 31-35 (en 2e lezing Openbaring 21:1-5a)

Lieve zusters en broeders, tijdens de laatste gesprekken met zijn leerlingen drukte Jezus hen deze woorden op het hart: “een nieuw gebod geef ik jullie: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie ook elkaar liefhebben”.
Laten we samen nog even bij deze woorden stil staan om deze woorden nog dieper tot ons te laten doordringen.
Ze klinken ons zo oud en vertrouwd in de oren. En tegelijk lijkt het alsof ze helemaal nieuw zijn. Alsof ze verkondigen dat we aan het begin staan van een nieuwe tijd zoals bij het aantreden van een nieuwe koning.
Ik moet denken aan een loflied op de liefde als een nieuw koningslied dat iedereen als muziek in de oren klinkt.

Eerst nog even over het moment. Het is tijdens het laatste avondmaal. Judas die Jezus zou verraden, is zojuist van tafel vertrokken. Dat is het moment waarop Jezus’ leven een beslissende wending nam. Hij was zich daar ten volle van bewust.
Wat nu gaat gebeuren is niet een soort noodlot dat hem overkomt. Het is een taak die Jezus gaat vervullen. Het is zijn koningschap dat hij nu op zich gaat nemen..
Maar heel anders dan iedereen verwacht had.

Jezus beschouwt het als de hoogste eer dat hij door God, de Vader, is uitverkoren om door het offer van zijn leven het mooiste te mogen doen wat een mens ooit kan doen: mensen de liefde van God schenken zoals alleen God dat kan doen. Mensen weer deel geven aan leven  waarover het kwade en de dood niet meer het laatste woord hebben, leven  zoals God het bedoeld heeft.
Dat hij dat mag doen, en dat hij dat kan doen, en voor alle mensen in alle tijden, dat is zijn koningschap voor eeuwig..
Daarom zegt Jezus als Judas vertrokken is: “Nu is de mensenzoon verheerlijkt”.
Jezus is nog niet gestorven en verrezen. Zijn verheerlijking is nog niet zichtbaar. Maar dit is wel het begin van zijn verheerlijking, van zijn troonsbestijging.

Jezus spreekt hier dus als de Heer. Hij spreekt met goddelijk gezag als hij zegt: “een nieuw gebod geef ik jullie: hebt elkaar lief”. Want niemand kan het hart van een mens gebieden behalve God die in het hart van ieder mens kent en er wil wonen..
Hij spreekt dan ook op vaderlijk toon: “kinderen, een nieuw gebod geef ik jullie”.
Jezus geeft zijn leerlingen de taak om lief te hebben. Hij bekleedt hen om zo te zeggen met het ambt van de liefde. Hij wijdt hen in in het geheim van zijn goddelijke liefde.

Nou is er wel een grote moeilijkheid. Het woord liefde wordt niet door iedereen op dezelfde manier verstaan en ingevuld. Wat bedoelt Jezus met: “hebt elkaar lief”?
In de oren van heel veel mensen betekent “liefhebben” zoiets als “elkaar aardig vinden”. Jij vindt anderen aardig zolang ze tenminste ook een beetje aardig zijn voor jou en je een beetje gelijkgestemd bent. Zelfs in de kerk hebben we daar soms behoorlijk last van.
“Aardig vinden” is een gevoel dat de ander bij jou oproept. Een gevoel heb je of je hebt het niet. Je kunt niet op commando iemand aardig vinden.

Maar Jezus geeft een opdracht als hij zegt: “een nieuwe gebod geef ik jullie: hebt elkaar lief”.
Liefde gaat veel verder dan aardig vinden. Liefde is niet alleen een goed gevoel. Liefde is een houding naar de ander toe.
Liefde betekent dat je het beste met de ander voor hebt, en dat je de ander uit vrije wil en met volle overtuiging dient, ook al vind je die ander even niet zo aardig, ook al verschil je van mening met die ander.
Echte liefde richt zich niet op de  ander omdat h/zij hetzelfde is als jij, maar omdat die ander (hoe dan ook) anders is. Het is liefde die inspanning van jezelf vraagt.
Daarom zegt Jezus: “Zoals ik jullie lief heb gehad, zo moeten jullie elkaar lief hebben”.
We moeten dus als we als gelovigen over liefde spreken altijd voor ogen houden hoe Jezus zelf heeft liefgehad gehad.

De goddelijke liefde van Jezus gaat zo ver dat hij zichzelf voor ons en voor de hele wereld heeft overgehad. Níet omdat wij, mensen. zo aardig zijn, maar om ons te redden uit een leven zonder God.
Dat hem die macht is gegeven, dat is zijn koningschap
Zijn liefde is onvoorwaardelijk. Hij aanvaardt ons zoals we zijn. Hij is de goede herder die het verloren schaap zoekt.
Maar zijn liefde aanvaardt niet alleen ieder mens. Zijn liefde wil die mens ook omvormen tot een persoon die zelf wil leven als een kind van God.

We kunnen dit vergelijken met de opvoeding. Ouders hebben van nature hun kind lief. Ze hebben er alles voor over.
Ondanks wat een kind doet, zullen ouders steeds weer hun kind hun liefde schenken. We zien daar om ons heen allemaal hele ontroerende voorbeelden van.
Maar liefde van ouders voor hun kind betekent ook dat ze hun kind opvoeden en de weg wijzen.
Ouderlijke liefde die alleen maar aanvaardt en knuffelt en bij wijze van spreken alles goed vindt, komt eigenlijk neer op verwaarlozing van het kind. Een kind heeft ook leiding nodig.
Aan de andere kant: liefde die eenzijdig nadruk legt op de opvoeding, op de dagelijkse vorming van het kind, zadelt een kind op de duur op met schuldgevoelens omdat het voor zijn gevoel altijd te kort schiet en alsof het leven een last is

In beide gevallen is er sprake van een soort karikatuur van liefde. Nee, liefde die onvoorwaardelijk aanvaardt, moet samengaan met liefde die aanspoort. En die opvoedende, vormende liefde moet altijd weer gepaard gaan met de aai over de bol en het schouderklopje.

Zo is ook de goddelijke liefde waarmee Jezus ons liefheeft. We mogen ons volkomen thuis bij hem voelen met al onze onvolkomenheden en kleerscheuren. Maar hij is ook door diezelfde liefde onvermoeibaar bezig ons uit de tent te lokken om als kinderen van God te leven die zelf liefhebben.
Dat is hard werk. Daarvan getuigt zijn lijden aan het kruis voor alle mensen, van alle tijden. Aan het kruis zien we de liefde van God die onvoorwaardelijk aanvaardt en vergeeft, maar die tevens de hoogste inspanning is om ons, mensen, te verleiden tot een leven dat het waagt met dezelfde liefde in zee te gaan.

“Mijn koningschap is niet van deze wereld” zegt Jezus een paar uur later voor Pilatus. Dat betekent dat we allemaal nog op weg naar zijn koninkrijk, het rijk der  hemelen.
We bidden vandaag voor onze nieuwe koning Willem Alexander om zegen. En we hopen dat iets van dat koninkrijk der hemelen tijdens zijn aarde koningschap maar oplichten.
We bidden dat  tijdens zijn regering momenten zijn die verwijzen naar het koninkrijk dat “niet van deze wereld is”.
Daar mogen we het eindresultaat zien van Gods liefde en van ons geloof in die liefde. Als de nieuwe hemel en de nieuwe aarde aanbreekt, waar alle tranen van de ogen zijn afgewist.
Want daarheen zijn we allen op weg.
Wat is de hemel anders dan dat we eens ons leven mogen zien met de ogen van Gods liefde zoals Hij ons altijd heeft liefgehad? Dat we onszelf mogen zien met Gods oog, met het oog van de volmaakte liefde.
En ook dat we elkaar eens mogen zien met de ogen van Gods liefde. Niet meer ons vertroebeld door eigen belang, door onzekerheid, door waan, maar met Gods oog.
Intussen mogen we zelf hier en nu al de kracht van die liefde proeven als we zelf de opdracht van Jezus om lief te hebben proberen waar te maken.
Het is liefde die smaakt naar mee. Het is de smaak van het eeuwige leven. Amen

(c) Martin Los, pastoor

de engel in de parkeergarage

Vanmorgen had ik om 08.10 uur een afspraak bij een arts in het Antoniusziekenhuis.
Om 08.30 liep ik terug naar de parkeergarage.
Bij de betaalautomaten stond vanwege het vroege uur nog niemand.
Ik stak mijn parkeerkaart in de gleuf van één van de apparaten.
“Eén euro” verscheen op het scherm
Op dat moment tastte ik in de zakken van mijn jasje naar mijn etui met betaalpasjes.
“Vergeten” drong het tot me door.
Ik had thuis een ander colbert aangetrokken. Het etui zat nog in het jasje dat ik de vorige dag had aangehad.
Er zat ook geen enkele losse munt in mijn zakken, en geen papiergeld in mijn portefeuille.
Daar stond ik hulpeloos.
Eerste vraag: hoe krijg ik mijn parkeerkaart terug, want ik kon hier niet bedremmeld blijven staan.
Een druk op de rode knop van de intercom.
Gelukkig was er meteen contact met een medewerker van de Parkingservice.
“hoe krijg ik mijn parkeerkaart terug want Ik heb geen geld bij me?”
“Op de annuleerknop drukken!” zei een mannenstem die kraakte als een papierenzak die in elkaar gefrommeld werd.
Met de parkeerkaart liep ik even de hoek om om te zien of daar de medewerker aan het loket zat.
Er stond nog steeds niemand achter me of naast me.
Achter de balie geen medewerker te bekennen
Ik keek nog even de grote hal naar het ziekenhuis in alsof ik hoopte dat ik een bekende zou zien.
Hoe kwam ik aan geld om te betalen?
Terug naar de afdeling van de arts om medewerking te vragen? Naar huis bellen?
Ik liep nog even terug naar de betaalautomaat alsof ik daar toch iets van uitkomst zou vinden.

Op dat moment kwam van links of moet ik zeggen “vanuit het niets” een jonge vrouw op mij toe, blond haar, vriendelijk gezicht, rode sjaal en beige jas.
“Hoorde ik dat u een euro nodig heeft?”
Ze had het geldstuk al in haar hand om het mij aan te reiken.
“Mij overkwam vorige week precies hetzelfde” zei ze met een glimlach
Met verbazing en dankbaar als een kind keek ik haar aan.
“Ontzettend bedankt!” zei ik tegen haar terwijl ze al aanstalten maakte om door te lopen.
Omdat ik niet wist hoe ik iets terug voor haar zou kunnen doen, zei ik: “Ik zal een gebedje voor u doen”.
Ze draaide zich nog even naar mij om om meteen weer door te lopen.
Op datzelfde moment besefte ik dat ik mijn priesterboord niet om had.
Het was vandaag immers mijn vrije dag. Ik was dus “incognito”.
Mijn spontane aanbod van een gebedje voor haar dat een priester zo gemakkelijk in de mond neemt omdat het zijn dagelijks werk is, moet des te vreemder in haar oren geklonken hebben.
Ik voelde me extra met lege handen staan.
Zo groeide mijn verwondering over mijn redding door de jonge vrouw.
Haar hulp kon niet ingegeven zijn door de bijzondere positie die ik in de ogen van sommigen geniet want die kon ze niet geweten hebben.
En waar haalde ze vandaan dat ik een euro nodig had? Want ik had via de intercom geen enkel bedrag genoemd.
Had ze toch achter mij gestaan en het bedrag op het scherm gezien toen ik de parkingwacht belde? Nee, want naast mij was een betaalautomaat waar niemand voor stond. Het was onnodig om in de rij achter mij te staan.
Had ik misschien hardop gepraat? Ook dat niet.

In gedachten liep ik naar de auto op het eerste parkeerdek.
“Waaraan had ik deze vriendelijkheid als van een engel incognito te danken?”
Ik moest denken aan de film “Pay it forward” die ik lang geleden gezien heb.
Een man bij een supermarkt komt met zijn boodschappen terug bij zijn auto. Sleutel kwijt. Hij kijkt radeloos om zich heen.
Een jonge man komt op hem toe lopen: “kan ik u ergens mee helpen?”
De man legt uit wat er aan de hand is.
“Thuis heeft hij een reservesleutel”zegt hij.
De jonge man biedt spontaan aan hem met zijn eigen auto naar huis te brengen met de boodschappen.
Een half uurtje later zijn ze terug bij de afgesloten auto bij de supermarkt. De man kan nu met zijn reservesleutel naar huis rijden.
“Wat kan ik je aanbieden voor je hulp?”vraagt hij aan de  jongeman.
“U hoeft mij helemaal niets te geven. Ik vraag alleen dat u de eerstvolgende keer dat u iets goeds voor iemand kunt doen, dan ook spontaan doet”.
De film vertelt dan verder hoe door deze ene goede daad een kettingreactie op gang komt van hulpvaardigheid en vriendelijkheid.
Wie met lege handen stond, heeft plotseling oneindig veel te bieden.

Ik ben nu heel benieuwd wat de olievlekwerking zal zijn van de goede daad die mij vandaag overkwam.
……….en van dit verhaal, de boodschap van “de engel in de parkeergarage”, dat ik thuis meteen geschreven heb.

(c) Martin Los