homilie 13e zondag door het jaar op 29/30 juni 2013 Willibrordkerk

Preek op de 13e zondag door het jaar C
in het weekend van 29/30 juni 2013 in de H. Willibrordkerk te Vleuten
lezingen: ! Koningen 19:16b, 19-21. Galaten 5:1,13-18 Evangelie: Lukas 9:51-62

Lieve zusters en broeders, wat drijft ons ertoe de dingen te doen die we doen? Wat is voor u het belangrijkste doel in uw leven?  Ik denk dat meeste van u spontaan zullen zeggen: gelukkig zijn, of: een beetje gelukkig zijn.

De volgende vraag is dan: is het doel van uw leven “gelukkig zijn” ten koste van alles en iedereen?
De meeste van u zullen zeggen: “nee, als mijn geluk ten koste gaat van anderen, dan vind ik dat niet echt geluk”.  Of: “als mijn geluk in strijd is met bepaalde diepere waarden in mijn leven, vind ik dat ook niet echt geluk”.
Inderdaad. Geluk en een slecht geweten gaan niet goed samen. Geluk is het doel van ieders leven. Maar het maakt wel uit hoe we dat doel bereiken. Langs welke wegen. En met welke middelen.

Wat zou Jézus antwoorden op de vraag: “Heer, wat is het belangrijkste doel in uw leven?”
Naar zijn antwoord hoeven we niet te raden. Het hele Evangelie is er vol van:  “Alle mensen gelukkig maken. Dat is het doel van mijn leven. Dat is mijn geluk”.
We kennen daar ook een ander woord voor. Het woord liefde.
Liefde is het geluk van iemand die gelukkig is wanneer hij of zij een ander gelukkig kan maken.
Maar hoe wil Jezus dan alle mensen gelukkig maken? Eén mens gelukkig maken, oké, maar alle mensen? Dan moet die liefde wel heel groot zijn! Hoe groot is zijn liefde? Dat is de liefde van God waar hijzelf helemaal vol van is.
Mensen liefhebben met de liefde van God en iedereen de liefde van God schenken, dat is het doel van Jezus leven.

Als christenen zijn wij navolgers van Jezus Christus. Dus het doel van Jezus leven is ook ons doel. Met dit verschil. Wij hoeven de weg niet meer helemaal zelf uit te vinden, want als we Jezus navolgen gaat hijzelf altijd voor ons uit. We treden in zijn voetspoor. Zijn liefde vergezelt ons altijd.

We hebben er bij stil gestaan wat het doel van een mensenleven is: gelukkig zijn. ’t Hoeft helemaal niet groots en meeslepend te zijn. Soms zit geluk juist in de kleine dingen.
God gunt dat geluk ons als eerste, want daarom heeft Hij ons geschapen.
Als het goed is, gaat het geluk van de ene mens niet ten koste van de andere. Dat noemen we gerechtigheid.
Een nog hoger doel van een mensenleven is: gelukkig zijn doordat je anderen gelukkig maakt: liefde.
Het hóógste doel is voor ons, christenen, de liefde van God, die we mogen door Jezus ervaren, met anderen delen en aan anderen doorgeven.
Allemaal zijn we als christenen, tot dat doel geroepen doordat we luisteren naar de naam van Jezus Christus

Nu komen we bij de belangrijke vraag die hiermee samenhangt. Als je een doel hebt, wat moet je dan voorkomen? Dat je van dat doel wordt afgeleid!
Daar gaat het om de lezingen van deze zondag. Met name in het Evangelie van vandaag..
Lukas vertelt, dat de Heer vastberaden de reis naar Jeruzalem aanvaardt om zijn levensdoel te bereiken. Opvallend is dat woordje “vastberaden”. Het wil zeggen dat niets en niemand Jezus van zijn doel af zal brengen.

Maar als ze nauwelijks op weg zijn, staan andersdenkenden in de weg, Samaritanen. Ze hebben een hekel aan Joden. Helemaal als die de kortste weg door hun gebied naar Jeruzalem nemen waar de tempel staat die zij niet erkennen.
De leerlingen zijn verontwaardigd. Ze ontbranden in heilig vuur. Een soort Jihad. Maar Jezus laat zien dat het on-heilig vuur is. Hij wil aan de mensen Gods liefde brengen. Dan kun je toch geen mensen onder de voet lopen of hun recht op een plaats onder de zon misgunnen, omdat ze een andere overtuiging hebben?
Jezus kiest gewoon een andere weg. Dat leidt hem niet van zijn doel af. Het onderstreept zijn doel: alle mensen in aanraking brengen met Gods liefde. Liefde weet altijd raad om haar doel te bereiken. Is het niet linksom, dan rechtsom, of door geduld. Dat is juist de liefde!

Dat stelt ons voor de vraag hoe vaak wij als christenen ons van ons doel laten afleiden, wanneer ons iets in de weg wordt gelegd. Houden we voor ogend at de liefde van ons doel is?
Ik moet denken aan mensen die een bepaalde treurige psychische stoornis hebben.
Wanneer ze op weg zijn naar een doel, laten we zeggen supermarkt, en ze zien een papiersnipper of iets anders, dan moeten ze die oprapen. En daarna ieder andere snippertje. Het gevolg is, dat zij veel te laat of helemaal nooit aankomen. Zij kunnen daar niets aan doen.

Maar lijken wij als christenen vaak ook niet op hen? Want ons doel is de liefde van God in ons leven vorm geven en verkondigen, maar wat gebeurt er? We verliezen ons in meningsverschillen. Iemand maakt een negatieve opmerking, en meteen gaan we erop in en worden we afgeleid. En dat gaat zo maar door. In plaats van elkaar te stimuleren, trekken we elkaar telkens naar beneden. Op den duur valt ons dat niet eens meer op.

Jezus is vastberaden op weggegaan. Onderweg spreken allemaal mensen hem aan.
“Ik zal u volgen” zegt iemand. “Weet wel waar je aanbegint” antwoordt Jezus “want de vossen hebben holen, maar de Mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd kan neer leggen”.
Een belangrijke reden dat we ons doel niet dreigen te verwezenlijken, is dat we ons onvoldoende bewust zijn dat we er ook echt iets voor over hebben.
En als we dat doen, dan zullen we gemakkelijker volhouden bij tegenslag.
Als we echt beseffen dat in het voetspoor van Jezus’ liefde gaan, ook met moeite en tegenstand gepaard gaat, zullen we dat niet zien als een mislukking, maar als teken dat we op de goede weg zijn. We zullen dan juist groeien in uithoudingsvermogen zoals sporters.

Jezus geeft ook de raad  “laat de doden hun doden begraven”. Dat klinkt liefdeloos maar zo is het niet bedoeld. Doden werden in het Oosten vanwege de hitte dezelfde dag nog begraven. Dus Jezus’raad heeft niets te maken met gebrek aan respect. Hij bedoelt: Is je hoogste doel in je leven Mij volgen in mijn liefde tot God en mensen, laat dan niets daarvan je weerhouden, zelfs niet je relatie tot de mensen die je het meest dierbaar zijn. Als je geraakt bent door Gods liefde, en je wil daarmee op weg gaan, dan is dat een kwestie van nu of nooit.
Want van uitstel tot morgen, komt gemakkelijk afstel. Net zolang tot je je schuldig gaat voelen. Dan stop je je verlangen helemaal weg. Ja, misschien ontwikkel je zelfs een weerzin, en verdwijnt  je geloof en liefde tot God helemaal.

En kijk niet steeds achterom. Haal geen oude koeien uit de sloot. Heel veel kansen, ook binnen de kerk, worden om zeep geholpen, doordat we niet vooruit, maar steeds terug kijken. Waarom bij elke verandering zeggen ”Hebben we het dan niet goed gedaan?” terwijl het om wat voor nu en de toekomst nodig is om als kerk een gemeenschap van liefde te zijn.

We vatten samen. Er is niets mis mee met dat een mens als levensdoel heeft gelukkig te zijn. Het zij ieder mens van harte gegund.
Maar echt geluk kan niet ten koste van anderen gaan en van wat heilig is je leven.
Wat mooi als je nog een stapje verder gaat, en ontdekt dat nog groter geluk ligt in de liefde waarmee je anderen gelukkig maakt.
Het hoogste geluk is Gods liefde te kennen en door te geven. Echt geen onbereikbaar doel. Een veel te mooi doel om je daarvan te laten afleiden.
Laten we elkaar daarbij helpen. Als geloofsgemeenschap. En laten we dankbaar zijn voor elkaar ondersteuning en medewerking zoals we vandaag ook Lidy Langendijk bedanken voor haar trouw en toewijding als pastoraal werkster in ons midden aan de boodschap van Gods liefde voor alle mensen.
Maar laten we ook elke dag en elk moment eerst beginnen bij de liefde van Jezus voor onszelf
“U, Heer, hebt mij gezien,
en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen.
U hebt mijn licht ontstoken in de  nacht,
gaf mij een levend hart een nieuwe ogen.
Zo komt U steeds met stille overmacht
En zo neemt U voor lief mijn onvermogen”.
Amen

(c) Martin Los, pastoor

Homilie op de 12e zondag door het jaar 22/23 juni 2013 Mariakerk

Preek op de 12e zondag door het jaar C in het weekend van 22/23 juni 2013
in de kerk van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming (Mariakerk) De Meern
Evangelielezing: Lukas 9:18-24

Lieve zusters en broeders,  door zijn optreden roept Jezus allerlei reacties bij de mensen op. Onder het volk leven allerlei verwachtingen. Die projecteren de mensen op Jezus. Begrijpelijk. Natuurlijk hebben de leerlingen óók opgevangen wat er in de wandelgangen door de mensen over Jezus wordt gezegd.
En de leerlingen zullen vaak ook met trots gehoord hebben hoe mensen Jezus vergelijken met één van de grote profeten uit het verleden of met een imponerende figuur als Johannes de Doper.

Jezus weet ook dat de mensen allerlei ideeën hebben over wie hij is.
Hij vraagt dan ook niet aan zijn leerlingen wat de mensen over hem zeggen, omdat hij zelf niet zou weten wat er onder de mensen leeft.
Hij vraagt hen:  “wie zeggen de mensen dat ik ben?” om hen voor te bereiden op de vraag waar het in ons leven werkelijk omgaat. De vraag: “wie zeggen jullie dat ik ben?”
Niet “wat zeggen de anderen?” maar “wat zeg jijzelf?”.
Denken de leerlingen net als alle andere mensen: dat Jezus de profeet Elia is die aan het eind der tijden zou terugkeren, of denken ze net als veel mensen dat hij de plaats van Johannes de Doper heeft ingenomen?
Of durven ze op grond van hun persoonlijke omgang met Jezus en hun persoonlijk inzicht te zeggen wie Jezus in hun ogen is. Zij hebben Jezus van nabij meegemaakt. Zijn hun ogen geopend geworden?

Dat is ook de vraag aan ons. Hebben we de moed om ónze ervaring van God serieus te nemen? En als we echt geraakt zijn door de liefde van Christus, durven we daar dan echt voor uit te komen?
Of denken we: “laat ik vooral maar zeggen wat anderen zeggen dat is wel zo veilig”.  Terwijl het er juist op aankomt wat we zelf vinden als we geraakt zijn door Jezus.
We weten allemaal hoe we in gesprekken vaak de gemakkelijkste weg kiezen als het over geloof en kerk en God gaat.
Het gaat over de paus dit of de paus dat, over de bisschop dit of de bisschop dat, over de pastoor dit of de pastoor dat, over die vrijwilliger dit of die vrijwilliger dat of de parochie dit of de parochie dat.
Best begrijpelijk. Niks mis mee. Maar als we niet verder komen dan dat dan is dat toch wel heel zuinig.
Hebben we de moed om te zeggen: “jongens, dat kan nou allemaal wel zo zijn, maar het gaat er toch om of jezelf Jezus echt liefhebt en dat je met zijn liefde aan de slag gaat. Zullen we nou eens een tijd je niet over anderen hebben, wat die vinden of doen, maar over onszelf?”
Dat is inderdaad de vraag van de Heer aan ieder van ons: “durf jij te zeggen wat ík voor je beteken? Durf jij voor mijn liefde voor jou uit te komen? Durf je voor je liefde voor mij uit te komen. Vind je het fijn om bij mij te horen?”.

Ik weet zeker dat de meesten van ons op de persoonlijke directe vraag van Jezus aan ons zouden antwoorden: “Maar natuurlijk, Heer. Uw liefde is voor ons het belangrijkste in het leven. God betekent alles voor mij. U bent de gezalfde van God”.
Maar als we dat vinden  – en ik weet dat zeker dat we dat vinden zoals we hier bijeen zijn –  waarom zeggen we dat zo weinig tegen elkaar en tegen anderen?
Waarom voelen we ons meer op ons gemak wanneer iedereen aanmerkingen heeft, op de paus, de bisschop, de pastor, de vrijwilligers, de parochie, dan wanneer we iemand ontmoeten die spontaan spreekt over zijn of haar liefde tot God, en over de kracht van het gebed, en over hoe mooi het is om samen te geloven en kerk te zijn.
“Staat zo iemand wel met beide benen op de grond” zeggen we dan al gauw.

Het is zo belangrijk dat we als kerk en gelovigen weer terugkeren tot onze oorspronkelijke opdracht, en die is: mensen in aanraking te brengen met de liefde van God. Dat is precies waar onze nieuwe paus, Franciscus, ons toe oproept.
Wat voor aantrekkingskracht heeft de kerk als wij naar anderen toe allereerst onze bedenkingen tegen de kerk of de geloofsgemeenschap of tegen medegelovigen uiten?
Wanneer buitenstaanders die misschien diep in hun hart  verlangen met God in aanraking te komen, van ons als christenen alleen maar aanmerkingen horen op anderen, en hoe we vooral vinden dat het niet moet, terwijl we vaak ook niet weten hoe het wel moet, dan komen ze toch van een koude kermis thuis?
Als anderen alleen maar horen dat we moeite hebben met dit en met dat, denken we dan dat we daarmee anderen aantrekken?
Hun reactie zal veeleer zijn: nou, dààr hoef ik ook niet te wezen in mijn verlangen de liefde van God te ervaren. Ik heb al veel te veel aan mijn hoofd om me ook nog met meningsverschillen en conflicten van anderen bezig te houden die zeggen te geloven.

Mag je dan als christen geen kritiek hebben? Ja, natuurlijk wel. Soms moet je die zelfs hebben. Je kunt die kritiek aan God in gebed voorleggen om te ontdekken of die kritiek nou echt zo fundamenteel is? Je kunt ook altijd kritiek voorleggen aan de leiding. Ook in gesprekken met elkaar, maar dan zonder wantrouwen en vooringenomenheid.
Een grootwinkelbedrijf had vroeger brievenbusjes hangen met het opschrift: “bent u tevreden met ons, zeg het anderen. Heeft u klachten? Zeg het ons!” Dat geldt ook voor de kerk
Waar het om gaat is dat we als we wervend en missionair bezig willen zijn – en dat willen we, anders hadden we al afgehaakt – dat we naar elkaar toe én naar anderen toe proberen uit te komen voor de liefde van God. En dat we heel persoonlijk en positief voor ons geloof uit komen.

Dat is wat onze tijd nodig heeft. Echt nodig heeft.
Ik weet zeker dat talloze mensen verlangen naar God, naar liefde, naar veiligheid, naar eeuwig leven.  Ik denk ook aan jonge mensen die het geloof van hun ouders of grootouders voor ogen hebben, en denken: dat zou ik ook willen, maar kan dat nog wel in deze tijd?

Juist in een tijd van crisis proberen de mensen hun anker uit te gooien in de hoop echt houvast te vinden. Mensen zijn teleurgesteld in de politiek, in de maatschappij, in elkaar, in zichzelf. Velen kijken ook naar de kerk in de hoop dat daar een nieuwe positief en geloofwaardig geluid van uit gaat.

En misschien is juist de crisis in de kerk wel een Gods geschenk. Want als we als kerk en gelovigen op onszelf worden terug geworpen, beseffen we des te meer dat we als gelovigen die overgebleven zijn elkaar hard  nodig hebben.
En we hebben zo’n heel mooi geloof. Helemaal in de vorm van het katholieke geloof dat zo mooi en zichtbaar en publiek is.
Dit is het moment om weer te in te zien hoe kostbaar we als christenen, als mensen die Jezus liefhebben, in elkaars ogen zouden moeten zijn. Hoe we elkaar moeten liefhebben.
Niet alleen omdat dat voor onszelf prettig is, want niemand wil als laatste overblijven. Maar omdat het noodzakelijk is om een vonk naar anderen te laten overspringen.

Lieve zusters en broeders, we zitten in een crisis, de samenleving en de kerk en veel mensen persoonlijk. Maar een crisis is ook een kans. In elke tijd opnieuw. Een crisis is ook teken van iets nieuws dat op handen is.
En in een crisis moet je aan de ene kant geduld hebben en het uithouden, maar aan de andere kant ook het gevoel hebben van “het is nu of nooit!”

Dat is precies de bedoeling van de vraag van Jezus aan zijn leerlingen. Dat is ook de vraag van de Heer aan ons: “wie zeg jij dat ik ben?”
Die vraag is geen pistool op de borst, maar het is wel de vraag van het “nu of nooit”van de liefde.
Laten we er geen gras over laten groeien.
Het is de vraag van het “nu of nooit” van de liefde van God, de liefde van Jezus Christus. Amen

Pastoor Martin Los