Preek op de 30-ste zondag door het jaar in de Mariakerk
op zaterdag en zondag 25 en 26 oktober 2013
voorgeschreven lezingen voor deze zondag uit het lectionarium van de r.k. kerk voor zon- en feestdagen: 1e lezing Jezus Siracht 35:12-14.16-18 2e lezing 2 Timotheus 4:6-8, 16-18 Evangelie Lucas 18:9-14
Lieve zusters en broeders, Jezus wijst ons vandaag op het gevaar van de zelfgenoegzaamheid.
Hij doet dat in de mooie gelijkenis die we zo-even gehoord hebben: “Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. De één was een Farizeeër en de andere een tollenaar”.
Farizeeën genoten groot aanzien. Ze gingen gekleed in fraaie gebedsmantels. Ze behoorden tot de elite die niet hoefden te werken voor hun dagelijks brood.
De tollenaar was niet uit zichzelf rijk, maar vergaarde zijn vermogen door belasting te heffen. Hij was vast ook goed gekleed. Maar hij genoot geen aanzien. En hij was zeker niet geliefd. Eerder gehaat.
In de tijd van Jezus en nog lang daarna was de het heffen van belasting een zaak die werd uitbesteed aan particuliere ondernemers. Die betaalden ervoor om de belasting te mogen innen, met de bedoeling om winst te maken. Ze leefden van de boetes die ze oplegden als mensen niet op tijd betaalden.
Beide mannen zijn op weg naar de tempel om te bidden. Voor de Farizeeër een dagelijkse gang. De tollenaar kwam misschien voor het eerst na lange tijd.
En bij het bidden blijft hij op een afstandje staan. Hij klopt op zijn borst en zegt: God, wees mij zondaar genadig”.
De man heeft alles wat zijn hartje begeert, maar het bevredigt hem niet. Hij weet dat nog rijker worden, nog meer parties geven, nog meer donaties schenken, hem niet zal helpen.
Niet alleen knaagt aan hem dat hij mensen afperst. Hij mist God. Hij mist de genade van God. Hij mist die liefdevolle blik van God die alles goed maakt. De liefde van God die meer waard is dan alle goederen van de wereld.
“God, wees mij zondaar genadig!” roept hij uit. En dàt gebed van de drempel van de tempel bereikt God want tegenover God toont de tollenaar zich als een arme bedelaar die ten einde raad is.
En zo is de tekst van Jesus Siracht ook op hem van toepassing: Het gebed van de arme dringt door de hemel heen totdat de Allerhoogste zich erbarmt
Als mensen hebben we allemaal dat knagende gevoel dat er iets aan ons ontbreekt. De dingen zijn af. De planten en de dieren ook op hun manier. Maar wij mensen zijn niet af. We zijn ons bewust van alles, van onszelf en ook van onze sterfelijkheid. Daarom dat vragende en soms knagende dat er iets aan ons ontbreekt.
Niet omdat wij andere mensen opzettelijk benadelen zoals de tollenaar. Maar een honger naar iets onbekends en onbestemds.
We proberen die honger te stillen door onszelf te trakteren op overvloedig eten en drinken, kleding, luxe artikelen, dure vakanties, eigenlijk door alles wat we niet nodig hebben.
We maken deel uit van een consumptiemaatschappij die helemaal draait om wat wij consumeren. Hoe meer hoe beter. We beseffen in onze tijd soms helemaal niet meer hoe verslaafd we geraakt zijn aan alsmaar geld uitgeven en kopen.
We zijn onszelf niet genoeg. Dat is geen fout. Dat is de unieke mogelijkheid voor de mensen om op zoek te gaan naar wat hen werkelijk gelukkig kan maken. De ontmoeting met God die ons zijn liefde schenkt. Alleen moet er soms heel wat gebeuren voordat onze ogen geopend worden. Met alle materiele rijkdom kan er een moment komen dat een mens zich ontzettend arm voelt en ten einde raad en roept : God, zie mijn armoede en wees mij genadig.
Wie weet hoeveel mensen in onze maatschappij niet ten diepste ongelukkig zijn ondanks alle overvloed. Zeker nu we een stapje terug moeten doen of zelfs in de schulden komen.
Wie weet hoeveel mensen niet zonder het zelf bewust te zijn, verlangen naar God, zonder God te kennen, en daarom zonder te weten waarnaar ze verlangen.
Laten we daarom als kerk en gelovigen niet neerkijken op onze omgeving als afvalligen of ongelovigen. Laten veeleer de honger in alle mensen ontdekken naar God en naar de liefde van God zoals Jezus deed. Hij zag de massa niet als afval, maar als ontelbare schapen zonder herder.
En daarmee zijn we bij de Farizeeër. Hij keek op de andere mensen neer: “God, ik dank u dat ik niet ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers of als die tollenaar daar”. Hij bad wel maar “bij zichzelf” zegt Jezus Zijn gebed kwam niet verder dan hemzelf als stond hij vooraan in de tempel.
Deze man lijkt een godsdienstig mens. Uiterlijk is hij dat wel. Maar innerlijk doet hij alsof hij God helemaal niet nodig heeft. Hij is in één woord zelfgenoegzaam.
“Ik vast tweemaal per week en geef de tienden van mijn inkomsten” zegt hij.
Is dat dan niet mooi. Hier is iemand die niet zwelgt in zijn rijkdom maar regelmatig bewust afziet en die zijn geld geeft aan de tempel en aan goede doelen.
Ja, dat is allemaal heel mooi. Maar het wordt hem niet ingegeven door liefde tot God. Echte liefde maakt dat degene die je lief hebt, boven alles gaat. Echte liefde maakt dat je je leven niet zonder de ander kunt denken. Zo is ook de liefde tot God.
Deze man doet alle dingen die hij vanuit zijn godsdienst zegt te doen, niet uit liefde tot God. Niet uit dankbaarheid over zijn leven als gave van God. Niet uit verwondering om het geluk dat hij heeft gehad.
Hij heeft God helemaal niet nodig. God heeft in zijn ogen eerder hem nodig, want wat zou er over blijven van God in de wereld als hij niet dagelijks naar de tempel ging?
Zoals ik zei: we kunnen ons menselijke tekort, onze honger naar wat ons echt gelukkig kan maken, proberen te stillen met goederen als consumenten.
We kunnen echter óók ons tekort proberen op te vullen met eigendunk. Dan blazen we onszelf op en lijken heel wat.
Maar als we ons zo opblazen dat we in Gods oog heel wat moeten voorstellen, wie kan dan ons menselijk tekort aanvullen. Hoe kunnen we dan nog Gods genade en liefde ervaren?
Zelfgenoegzaamheid is altijd akelig. Het lijkt dan alsof we anderen niet nodig hebben en alsof er niets aan ons aanbreekt. En het is altijd akelig omdat het zich uit in neerzien op anderen. De eigen gebreken poetsen we dan weg, en die van anderen vergroten we uit.
We menen dan zelf te weten hoe een ander van binnen is: “Ik dank u, God,dat ik niet ben als die tollenaar daar” Want laat nou juist die tollenaar genade vinden in Gods oog en van God vervuld worden.
Voor alle duidelijkheid. Zelfgenoegzaamheid is iets anders dan zelfvertrouwen. Het nodige zelfvertrouwen wensen we elkaar allemaal toe. Bij een enquete onder ouders van kinderen op de basisscholen zeiden alle ouders dat ze zelfvertrouwen het belangrijkste vonden voor hun kinderen. Zelfvertrouwen maakt ook dat je vertrouwen hebt in anderen en in het leven ondanks tegenslag en dat je niet alles kunt overzien
Zelfgenoegzaamheid is dat je alléén vertrouwen hebt in jezelf.
Zelfgenoegzaamheid komt voor onder alle mensen en in alle geledingen. Waarschijnlijk meer in de hogere dan in de lagere regionen van de maatschappij, want aanzien en macht verleiden tot zelfgenoegzaamheid. Het is een valkuil voor velen in leidinggevende functies in de samenleving
Maar als zelfgenoegzaamheid zich nestelt in godsdienst dan is dat nog lelijker dan gewone zelfgenoegzaamheid. Want als je op anderen neerkijkt omdat je een heilig leven leidt in eigen ogen, wek je de indruk dat godsdienst zelf op mensen neerkijkt. Ja, dat God op mensen neerkijkt. Maar we mogen als gelovige mensen juist uitstralen dat God juist barmhartig wil zijn en zijn liefde wil schenken.
Wat we aan de andere kant zeker ook niet moeten doen is, bidden en zeggen: “God, wij danken u dat we niet zijn zoals de Farizeeër en al die andere vrome mensen die naar de kerk gaan maar geen haar beter zijn dan wij. Misschien nog wel erger”
Want wie zo denkt is even zelfgenoegzaam. Dan heb je echt niets geleerd van Jezus die Gods Zoon was, en die mens geworden is om ons mensen bij God te brengen.
Laten we als gelovige mensen niet verheffen boven anderen. Laten we veeleer tegen iedereen zeggen: wij zijn ook maar gewone, zondige mensen, maar we hebben Gods liefde ontdekt. En daarin willen we graag groeien. Dat maakt alles goed. Kom. Doe met ons. Geniet ook van Gods liefde en genade. Amen