Homilie op de 1e Adventszondag 29/30 november 2014 Willibrordkerk en Mariakerk

pausfranciscusIstanboelPreek op de 1e zondag van de advent op zaterdag en zondag 29 en 30 november 2014 in de Mariakerk te De Meern

lezingen voor deze zondag uit het voorgeschreven wereldwijde r.k. lectionarium: 1e lezing: Jesaja 63:16-19;64:3-8 2e lezing:I Korinthiërs 1:3-9. Evangelie: Marcus 13:33-37

Lieve zusters en broeders, “Weest waakzaam want je weet niet wanneer de heer van het huis terugkomt” zegt Jezus tegen zijn leerlingen in het Evangelie, en tegen allen die Hem volgen.
Hij vergelijkt ons met dienaren die op het huis van hun heer mogen passen. Het landhuis, de wijngaarden erom heen, en de voorraden. Zij mogen in zijn plaats alles beheren.
Die gedachte komen we vaak tegen bij Jezus. God heeft zich als het ware teruggetrokken om ons de kans te geven te laten zien dat we verantwoordelijkheid kunnen dragen.
God heeft zijn handen niet van de wereld afgetrokken. Nee, Hij heeft ons de vrijheid gegeven om zelf invulling aan het leven te geven. Hij neemt ons uiterst serieus. Hij verlangt dat we op Hem lijken als zijn kinderen. We mogen Hem vertegenwoordigen. Dat is iets om heel trots op te zijn.
We mogen alles in het leven en in de wereld gebruiken om te leven naar Gods bedoeling. Dat doen we als we ons inspannen samen de wereld mooi en bewoonbaar te maken, de arme en zwakke bijstaan in hun nood, en genieten van het goede dat er is.
Is dat niet een prachtige opdracht? En iedereen mag meedoen, ieder op zijn of haar eigen manier. Wat wil een mens nog meer?

Maar Jezus zegt “weest waakzaam want je weet niet wanneer de heer van het huis terugkomt”.  Wij hebben verantwoordelijkheid gekregen, dan moeten we ook bereid zijn verantwoording af te leggen. Duidelijk. Maar dat niet wéten wanneer de heer van het huis komt, maakt ons onzeker.

Het is goed om even na te gaan waar dat ongemakkelijke gevoel vandáán komt. Is het misschien angst? Angst dat we uiteindelijk toch tekort schieten. Dat we het in Gods ogen toch nooit goed kunnen doen?
Dan kennen we God nog niet goed. Hij heeft ons juist het vertrouwen gegeven. En waar wij tekortschieten staat Hij ons bij met zijn genade en barmhartigheid. En waar wij misstappen doen waar we spijt van hebben, komt hij ons te hulp met zijn vergeving en troost.
Als wij doen wat we kunnen dan hoeven we toch nergens bang voor te zijn? Angst voor God is een hele slechte raadgever. Liefde tot God is de beste raadgever die er is.

De waakzaamheid die Jezus ons op het hart drukt, is geen angst voor God als een grote stok achter de deur. Het is ook zeker geen gebrek aan vertrouwen van Jezus in zijn leerlingen als hij deze woorden spreekt. Hij heeft hen zelf geroepen
Waar komt ons ongemakkelijke gevoel vandaan? Zou het ook kunnen zijn omdat we de kansen niet willen missen, de momenten waar het op aan komt, om te laten zien dat we echt aan de kant van Gods liefde staan? En Jezus gunt het ons om alert te zijn als het er echt om gaat. Dat we de kansen aangrijpen.

Want het leven is geen invuloefening. Het is geen tekening in een kleurboek waarbij de lijnen al helemaal vast staan, en het kind zijn best moet doen binnen de lijntjes te blijven. In elke tijd komen nieuwe uitdagingen op ons af.  Iedere generatie staat voor nieuwe situaties.  We kunnen en hoeven niet simpel na te apen wat een vorige generatie deed.
Op gebied van menselijke mogelijkheden zoals de techniek is dat heel duidelijk. Maar ook op het gebied van menselijke waarden staan we steeds voor dillemma’s.

Neem bijvoorbeeld de hele Zwarte Piet discussie. Wie had jaren geleden kunnen voorzien dat een kinderfeest tot zulke verhitte discussies zou leiden.
Ook al wijzen we, naar mijn mening terecht, de verwijten van verkapte discriminatie af, toch worden we ermee geconfronteerd dat onze samenleving veranderd is en medeburgers dingen anders ervaren.
Misschien is dit conflict symptoom van een groter en dieperliggend vraagstuk. Hoe gaan we om met de snel wijzigende samenstelling van de bevolking? Moet iedereen die hier komt wonen zich aanpassen, of zullen we op bepaalde punten ons ook aanpassen. Welke kant willen we samen uit. Welke waarden zijn voor ons echt belangrijk?  Dat iedereen zich thuis voelt? Want juist als menselijke waarden op het spel staan, klopt God eigenlijk op onze deur van ons hart.

Maar als het gaat om menselijke waarden, staan we nog voor veel ingrijpender zaken die op ons afkomen in deze tijd.
Ik denk aan het feit dat zoveel ouderen worstelen met de vraag naar de zin van hun leven. Door eenzaamheid en gebreken. Door de vrees voor afhankelijkheid, de angst voor dementie. De dreigende bezuinigingen onderstrepen de grote zorg van de ouderen.
Bovendien ligt in de samenleving zoveel nadruk op of je er mooi en jeugdig uitziet, dat ouderen met hun rimpels en uitvallende haren het gevoel hebben er niet meer toe te doen.
De televisiecamera is verliefd op jonge mooie mensen. Ook de bladen staan er vol mee.
Een groeiend aantal ouderen ervaart hun leven als betekenisloos.
Dit hebben we toch met z’n allen nooit bedoeld? Dat is toch niet wat we willen? Steken we onze kop in het zand of gaan we tegen deze ontwikkeling is?

Zien we het leven steeds meer als een consumptiemiddel waarvan de houdsbaarheidsdatum de ouderdom is?
Dan laten we de ouderen aan hun lot over.  Maar we doen ook onszelf tekort. We worden allemáál slachtoffer van een overtrokken schoonheidsideaal en verheerlijking van de jeugd.
Of leren we de ouderdom opnieuw waarderen als een tijd van wijsheid, van innerlijke schoonheid?
Zijn we bereid als kinderen en jongeren ook aandacht aan de ouderen te besteden. Zij willen best van alles terug doen. En durven we troost en liefde te bieden aan mensen die afhankelijk en behoeftig zijn?
Niet alleen omdat zij dat nodig hebben. Maar omdat we daar zelf menselijker en beter van worden. Want God zelf komt op ons toe komt in het gezicht van de mens in nood. Zo komt de “heer van het huis” telkens terug in steeds nieuwe omstandigheden om ons op nieuw de kans te geven de handen uit de mouwen te steken en trots op ons te zijn.

Tot slot nog een voorbeeld. U weet dat onze paus een bezoek brengt aan Turkije, in het bijzonder aan Istanboel. Hij heeft daar ook een ontmoeting met het hoofd van de Oosters-orthodoxe kerk patriarch Bartholomeus. Het is een ontmoeting tussen de twee leiders van de twee grootse christelijke kerken die al heel lang gescheiden zijn. Gisteren heeft paus Franciscus Bartholomeus gevraagd hem te zegenen. Een uniek gebaar van verzoening.
Het is belangrijk nu de spanning tussen Oost en West oploopt dat kerken en christenen elkaar weten te vinden en de krachten die opkomen voor de vrede te ondersteunen.
Tegenover de spierballentaal die wederzijds de media vervult in Oost en West en ons allen beinvloedt, is dit wellicht straks met terugwerkende kracht te zien als een historische moment, een moment waarop “de Heer van het huis” plotseling terugkeerde.

Advent is een tijd van dromen en verlangen naar een wereld van God. Niet om uit deze wereld weg te dromen. Juist om beter te zien wat voor kansen hier zijn om God te dienen zoals Jezus ons voordoet.
Als wij verlangen naar die wereld van God – en wie van ons doet dat niet –  besef dan dat God zijn grote verlangen naar ons al lang en eens en voor altijd heeft uitgesproken in de komst van Jezus Christus, onze Heer. Amen

© Pastoor Martin Los

homilie op het feest van Christus Koning zaterdag 22 en zondag 23 november 2014 in de Mariakerk

barmhartigheidPreek tijdens de H. Missen op zaterdagavond en zondagmorgen op het Feest van Christus Koning in de Mariakerk te De Meern

voorgeschreven lezingen voor dit Feest: 1e. lezing Ezechiël 34:11-12,15-17  2e lezing I Korinthiërs 15:20-26,28 Evangelie: Mattheus 25:31-46

Lieve zusters en broeders, we vieren vandaag het koningschap van Jezus Christus. We doen dat op een hele ingetogen manier. Niet met slingers, feesten, manifestaties, vrijmarkten en concerten zoals in de wereld een koningsdag wordt gevierd.
We vieren het koningschap van onze Heer heel ingetogen omdat we Hem eren als de koning in onze harten. We vieren Hem als degene die de centrale plaats inneemt in het verborgene van ons hart.
Daarom is dit feest van Christus’ koning veeleer een vráág aan ons: Hebben we Jezus echt lief? Niemand kan in ons hart kijken. Alleen wijzelf.
Is Hij echt bepalend voor de keuzes in ons leven? Kun je aan onze daden zien dat we Hem echt aanhangen met hart en ziel?

Nu ligt hier wel een probleem. We zijn allemaal tegenwoordig opgegroeid met de gedachte dat je je zelf moet ontplooien. Je moet aan jezelf denken. Je moet voor je zelf opkomen.
Is dat wel te rijmen met een koningschap? Want bij een koningschap stelt iedereen zijn krachten in dienst van de koning en van zijn wil.
Voor veel mensen in onze tijd botst de gedachte aan een koningschap van iemand over je hart met de gedachte dat je baas moet zijn over eigen leven.
Staat het christelijk geloof de ontwikkeling van onszelf, van onze eigen talenten en krachten in de weg? Dat is de vraag die meteen op ons afkomt bij dit feest van Christus Koning

Het antwoord is, dat alleen iemand die we liefhebben echt de centrale plaats kan innemen in ons hart.
Een uiterlijke koning kan iemand vrees aanjagen zoals veel wereldlijke machthebbers in deze tijd doen. Door geweld, opsluiting, onrechtvaardigheid.
Maar een innerlijke koning, de koning in ons hart, kan dat alleen maar zijn doordat we die koning liefhebben.
En waarom hebben we die koning lief? Omdat hij in ons de liefde gewekt heeft. Jezus heeft zichzelf voor ons overgehad om ons de liefde van God te laten kennen.
Deze koning drukt niet het beste in ons opzij om zelf te heersen. Hij haalt het beste in ons boven door zijn liefde. Talenten waarvan we niet eens wisten dat ze bestonden.
Het is de diepste overtuiging van ons als gelovigen dat we als mensen juist in volle vrijheid kunnen leven en ons kunnen ontplooien onder het koningschap van Christus in ons hart.
Als het goed is bloeien wij mensen persoonlijk op onder de zeggenschap van Gods liefde. Ook als gemeenschap.

In de heersende maatschappelijk visies van dit moment wordt elke burger geacht een soort maatschappelijk ondernemer te zijn, ook al zijn de meeste van ons dat niet. Hoewel, het aantal zzp-ers stijgt nog steeds.  We moeten ons eigen leven als een soort eigen bedrijfje runnen.
Gevolg daarvan is dat we elkaar dreigen te gaan zien als concurrenten. En ook zo te behandelen.
We zien de sterken de race winnen en de zwakken zien we het onderspit delven. Dat is toch niet de bedoeling van ons leven en van onze menselijk samenleving?
Een tweedeling tussen winnaars en verliezers. Dan zijn we allemaal uiteindelijk verliezers

Juist het geloof in Christus biedt een uitweg. De liefde van Christus helpt ons onze talenten en beste krachten te ontwikkelen in dienst van zijn liefde, in dienst van elkaar.
Wanneer we aangeraakt zijn door de liefde van Jezus zien we elkaar niet meer als concurrenten. En we zullen de zwakkeren niet zien als verliezers die dat aan zichzelf te danken hebben omdat ze de kansen niet gegrepen hebben.
We zullen juist de zwakkeren zien als degenen die we dezelfde liefde kunnen bewijzen die God ons door Jezus heeft bewezen.

Misschien is de vraag níet zozeer of wij Jezus genoeg liefhebben als de koning in ons hart. Misschien is de eigenlijke vraag of we ons voldoende door Hém laten lief hebben.
Laten we op de eerste plaats onszelf zien als mensen die allemaal Gods liefde hard nodig hebben. Dan zullen we ook de armen om ons heen barmhartigheid bewijzen.

Tot de schapen aan zijn rechterhand zegt de herder-koning: “Ik was naakt en je hebt mij gekleed. Ik was ziek en je hebt mij bezocht”
“Heer” antwoorden ze “wanneer hebben wij u naakt gezien en gekleed. Wanneer was u ziek en hebben we u bezocht?”
Dan antwoordt de koning: “Wat je de minste van mijn broeders hier gedaan hebt” dat heb je aan mij gedaan”.
Christus komt zelf ons in de arme en zwakke tegemoet om ons uit te nodigen hen lief te hebben op de wijze waarop Hij ons heeft liefgehad.
Daarom gaat het als we rekenschap afleggen over ons leven niet om of wij perfecte mensen zijn geweest, en dat we nooit iets verkeerd hebben gedaan. Nee, hij vraagt ons of we barmhartig geweest zijn tegenover onze naaste.
Foutloos, zondeloos, vlekkeloos leven is voor niemand weggelegd. Zelfs de heiligen komen er rond voor uit dat zij daarin niet geslaagd zijn.
Maar barmhartig zijn kunnen we allemaal. Want we hebben van God allemaal een hart gekregen.

We vieren het feest van Christus koning ingetogen omdat het gaat om zijn koningschap in ons hart. De vraag is of we Hem de koninklijke plaats in ons hart schenken.
Het is de vraag of we barmhartigheid voorop stellen.

Die vraag komt op ons af in de ogen van de mensen die in de  landen waar Ebola heerst leven? Hebben we iets voor hen over. Vinden we het fijn als we iets voor hen kunnen doen. Ook in de kollekte van vandaag.
Maar de vraag komt ook op ons af vanuit onze naaste omgeving. Ouderen die het moeilijk hebben. Mensen met gebreken die zichzelf anderen tot last voelen, helemaal in een wereld waarin alle nadruk ligt op schoonheid, gezondheid en kracht. Kinderen die zonder echt liefde opgroeien. Daarvoor hoeven we geen verre reizen te maken.
Vroeger was de dienst van de barmhartigheid het kenmerk van de christenen. Mannen en vrouwen werden religieuzen om zich te wijden aan zieken, gevangen, ouderenzorg, kinderen.
Veel van die activiteiten waren overgenomen door de overheid. Nu zegt die zelfde overheid: “wij kunnen het niet meer aan. Doen jullie het zelf maar als gemeenschap. Of “redt uzefl!”
Best mogelijk dat we op de grote voet geleefd hebben door de zorg helemaal uit te besteden aan de overheid. Dan moeten we een stapje terug doen. Maar voor velen een stap te ver.
Hier ligt een enorme kans voor ons om de blijde boodschap weer handen en voeten te geven.
We zijn de laatste halve eeuw bijna alleen bezig geweest met de liturgie, binnenkerkelijk aangelegenheden.
De hoogste tijd om als kerk naar buiten te treden: de hongerige voeden, de naakte kleden, de gevangen bezoeken.
Kortom laten doen wat God met ons heeft gedaan toen hij zijn Zoon Jezus Christus als een mantel van liefde om ons heen heeft geslagen. Amen
© Pastoor Martin Los