Homilie op de 29ste gewone zondag door het jaar 18 oktober 2015

Preek op de 29e zondag door het jaar op zaterdag 17 oktober en zondag 18 oktober 2015 in de Mariakerk

Schriftlezingen uit het voorgeschreven universele lectionarium van de R.K. kerk:
1e lezing: Jesaja 53:10-11; 2e lezing: Hebreeën 4:14-16. Evangelie: Marcus 10:35-45

Lieve zusters en broeders “Wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn” zegt Jezus.
Lang niet iedereen zal meteen “Ja en Amen” zeggen bij het horen van deze woorden. En nog minder bij de woorden “en wie onder u de eerste wil zijn, moet aller slaaf wezen”.
Waarom stuiten deze woorden bij velen tegen de borst? Dat is niet zo moeilijk aan te voelen. Het is onze eigen borst. We hebben het idee dat als je dienaar bent of nog erger “slaaf” je je vrijheid inlevert. Je maakt je ondergeschikt aan anderen. Je verliest je vrijheid.
Je doet ook afstand van je talenten. Want als dienaar ben je niet meer bezig met de ontwikkeling van je zelf. Als knecht ben je geen baas over jezelf.
Is dat innerlijk verzet tegen opgeven van je vrijheid verkeerd?
Beslist niet. Ieder mens streeft van nature naar vrijheid en ontplooiing. Daar is niets mis mee. Vrijheid is voor de mens wat water voor de vis is. Vrijheid is om zo te zeggen de oertoestand van de mens zoals deze geschapen is naar het beeld van God.
God is volkomen vrij en soeverein. Geschapen naar Gods beeld wil zeggen: vrij, en in de gelegenheid zich helemaal te ontplooien.
Juist doordat de mens zich van God afkeerde is de onvrijheid in de wereld gekomen. Mensen gingen heersen over elkaar. Mannen over vrouwen. Heren over knechten. Machthebbers over hun bevolking. Het ene land over het andere.
Slavernij en overheersing, machtsuitoefening van de ene mens over de andere, is van God uit nooit zo bedoeld. Ze zijn niet natuurlijk, maar onnatuurlijk.

De heersende opvatting bij biologen en economen is dat de sterkste overwint of dat de ene mens ten opzichte van de ander van nature een wolf is.
Daartegenover verkondigt ons geloof dat dit van nature juist niet zo was.
Uitbuiting en overheersing zijn een aantasting van de natuur van de mens en niet het kenmerk.
Trouwens als het erom gaat dat de sterkste overwint? Wie is dan die sterkste? Degene die uit angst heerst of degene die uit vrijheid liefheeft?

Het is dus zeker niet zo dat Jezus met zijn appel aan zijn volgelingen om knecht van elkaar te zijn onvrijheid zou propageren. Jezus maakt ons door zijn dood en verrijzenis vrije mensen. Hij maakt ons door het geloof tot kinderen van God. Hij maakt ons tot een nieuwe schepping.

voetwassing2015 voetwassing2015“Als je echt groot wilt zijn, wordt dan de dienaar van de anderen”.  Met andere woorden:  gebruik je vrijheid om lief te hebben, om elkaar te dienen. Ontwikkel de gaven die je in je hebt, om anderen te helpen.
Er is echt geen sprake van dat Jezus zou bedoelen dat we onszelf zouden moeten kleineren, en dat we onze talenten in de grond zouden moeten stoppen.
Integendeel. Menselijke grootheid komt aan het licht in de liefde tot de ander, in de dienst aan de ander.
Onze talenten komen het best tot zijn recht als we in vrijheid anderen met onze gaven dienen.
Dat houdt ook in: rekening houden met de tekorten van anderen, geduld oefenen, liever onrecht lijden dan onrecht doen.
De bewering van sommige denkers dat het christendom mensen een slavenmentaliteit bij brengt, is volkomen onterecht. Het is bijna mode om te zeggen dat geloof en kerk de vrijheid altijd in de weg hebben gestaan.
Wij staan aan de kant van allen die voor de vrijheid opkomen en voor de mensenrechten. Het Evangelie is de basis voor alle vrijheid zoals wij die kennen.

Maar met alleen maar vrijheid en gelijkheid verkondigen, komen we er niet. En ook met wettelijke maatregelen niet.
Er is meer nodig. Want we leven in een wereld waarin onvrijheid en ongelijkheid heerst. Een wereld waarin mensen over elkaar heersen. We zullen er iets voor over moeten hebben, kleine en grote offers brengen, dus aller dienaar zijn.

Denk bijvoorbeeld aan de kleren die wij kopen. Die worden tegenwoordig gemaakt in arme landen als India. De mensen, zelfs de kinderen daar werken onder erbarmelijke omstandigheden voor een hongerloon en hebben niets te zeggen.
Zouden wij iets meer willen betalen voor onze kleding, dan zouden we al een beetje helpen ongelijkheid te verminderen. Zo zijn er talloze voorbeelden uit de economie.

Denk ook aan de vluchtelingen die voor onze poorten staan. Veel mensen reageren angstig. Bang dat de vluchtelingen banen inpikken, zorgen voor een tekort aan betaalbare woningen, bang voor terrorisme, vreemde godsdienst en cultuur. Die angst moeten we niet ontkennen of wegwuiven. Ze is er.
Wij, mensen, lijken vaak op een kind dat in bed ligt en in het donker schaduwen op de wand ziet, en ineenkrimpt van angst omdat we spoken zien.
Daarom is het nodig dat de overheid vertrouwen wekt en inzicht geeft. Deskundigen moeten de goede informatie geven waaruit blijkt dat angst ongegrond is.
Zorg om de vluchtelingenproblematiek is om allerlei redenen op zijn plaats. Maar angst en angst-verwekken is schadelijk voor iedereen

Angst is een teken van onvrijheid. Jezus roept ons op om niet bang te zijn, maar vol vertrouwen in het leven te staan. Dan zullen we juist kansen zien om vluchtelingen als medemensen te zien en te helpen.
Maar ook dichtbij huis in onze gezinnen en families zullen we als we echte vrije mensen beter in staat zijn geduld te hebben met de tekorten van elkaar. Wat stelt een huwelijk, een gezin, een familie voor als je bijvoorbeeld niet de vrijheid voelt om elkaar te vergeven.

Gebonden aan angst zien we alleen moeilijkheden. Als vrije mensen zien we kansen. Als we onszelf op de voorgrond zetten, zullen we altijd angstig zijn. We zien dan anderen alleen als concurrenten of als ondergeschikten.
Maar als we vrij zijn om ruimte te geven aan de ander, zullen we de talenten en de gaven van de ander zien. Dan zullen we hulp durven geven en hulp durven ontvangen.

Belangrijk is dat we dat niet met tegenzin doen. We mogen met vreugde onszelf inzetten voor de ander. We mogen ontdekken dat we juist zo echt genieten van het leven, en dat we juist zo tot volle ontplooiing komen.
Het is onwaar dat die mens het meest vrij is die over anderen heerst.
Het is onwaar dat die mens het meest compleet is die geen anderen nodig heeft.
Vrij is degene die kan liefhebben en die het leven mooi maakt voor anderen en met anderen. We hebben een uniek voorbeeld in onze Heer Jezus Christus zelf die ons door zijn liefde verlost heeft. Moge Hij ons altijd voor ogen staan en ons steeds meer vreugde en vrijheid schenken hem te volgen. Amen

(c) pastoor Martin Los

Homilie op de 28e zondag door het jaar in Mariakerk 10/10 en Willibrordkerk 11/10 2015

Voorgeschreven lezingen voor deze zondag uit het universele lectionarium van de r.k. kerk: Wijhsheid 7:7-11; Hebreeen 4:12-13; Evangelie: Markus 10:17-30

Lieve zusters en broeders, de man die voor de voeten van Jezus op de knieën, valt, roept: “Goede Meester!” Hij spreekt onze Heer dus aan op zijn leraarschap.
Dat is een goede aanleiding om even stil te staan bij hoe wij in onze tijd tegen een leraar, juffen en meesters aankijken.
In onze tijd komt steeds meer nadruk te liggen op het zelflerend vermogen van de kinderen. In plaats van kant en klare leerstof over te dragen, die je uit het hoofd moet leren, wijst de leerkracht de leerlingen de weg hoe je informatie op kunt zoeken en kennis moet vergaren.
Dat komt natuurlijk door de computers die een onuitputtelijke bron van informatie zijn. Het is inderdaad belangrijk dat kinderen leren hoe je aan kennis en informatie komt, want als ze later op eigen benen komen te staan, moeten ze ook hun weg vinden in een onzekere wereld die steeds aan verandering onderhevig is.
Maar is een leerkracht dan alleen een soort doorgeefluik van informatie of hoe je aan informatie kunt komen, een soort medewerker aan een informatiebalie voor leerlingen?

Een leraar is meer. Zij is voor de kinderen ook iemand die met hen meeleeft. Iemand aan wie ze zich toevertrouwen. Iemand aan wie ze zich optrekken en als voorbeeld nemen. Iemand door wie ze iets van de zin van het leven proeven.
Een leraar wil de leerlingen vormen tot mensen die als volwassenen weten welke waarden belangrijk en betrouwbaar zijn.
Die waarden moet een leraar zelf ook uitstralen tegenover de klas en de kinderen. Een leraar die de kinderen voorhoudt dat ze niet mogen pesten, maar wel  kinderen voortrekt of negeert, is niet geloofwaardig.
Kortom, onderwijs kan niet zonder persoonlijke betrokkenheid tussen leraar en leerling.

rijkejongeling2015Jezus is ook een meester. Laten kijken hoe persoonlijk hij betrokken is. “Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?” vraagt de man die zich voor hem op de knieën werpt”.
Jezus antwoordt door als een echte meester te beginnen wat de man weet: “Je kent de geboden…….”
De man is opgevoed met de visie dat als je de geboden van God volgt, je een gelukkig mens bent. “Meester, dat alles heb ik zorgvuldig gedaan, vanaf mijn jeugd” antwoordt de man.

Let nu op de persoonlijke betrokkenheid van meester Jezus: “Hij keek hem liefdevol aan”.  Letterlijk: “Terwijl hij hem aankeek, toonde hij hem zijn liefde.”
Hier gebeurt iets. Wanneer een juf aan een kind in de klas haar hart opent, ervaart dat kind dit ook.
Jezus opent zijn hart voor de man. Dat voelt de man natuurlijk. Dat raakt hem diep.

Laten we dat nooit vergeten als wij met onze levensvragen bij Jezus komen.
Het is belangrijk dat we dan Jezus’ liefdevolle blik zien, zoals de man in het Evangelie die zag. In de liefdevolle blik voelen we ons gekend en bemind.
De weg die de Jezus ons wijst, is een bewijs van zijn liefde.
Hij is niet die van een leraar die ons voor onmogelijke opgaven stelt en zware lasten oplegt die we niet kunnen volbrengen.
Het is zijn liefde waardoor we ons gekend en gesterkt voelen en niet bang zijn te falen.

Vanuit Jezus’ liefde voor de man gunt hij hem het beste: “Verkoop al was je hebt, geef het aan de armen, en volg Mij”.
We moeten goed begrijpen dat Jezus hier niet een onmogelijke barrière opwerpt. “Verkoop was je hebt en geef het aan de armen” zegt Hij. Dat wil zeggen: “Je bent er bijna. Nog één stapje” Als je bij Jezus komt, omdat je niet echt gelukkig bent, dan ben je er bijna. Nog maar één laatste stapje.

Voor ieder die Jezus uit liefde roept hem te volgen zal dit weer anders zijn. Voor de één kappen met een verkeerde gewoonte, voor de ander een punt zetten achter zijn verslaving, voor een ander jezelf niet op de eerste plaats stellen.
Dat lijken soms onmogelijke opgaven vanuit onszelf.  We weten het wel, maar we lijken verstrikt. Jezus ziet ons aan en bemint ons en zegt: “je kunt het! Toe, doe het. Doe het nu. Ik sta achter je!’
Jezus is niet de strenge rechter die de lat te hoog legt voor mensen zoals wij. Hij is altijd opnieuw de goede Herder die het verdwaalde schaap zoekt.

Maar de man ging toch bedroefd heen “omdat hij veel goederen bezat”? Ja maar dat betekent niet dat hij geen volgeling van Jezus zou worden.
Het betekent dat hij voelde dat Jezus in de roos geschoten had. Al was hij nog zo’n vroom en voorbeeldig mens, hij zat vast aan zijn bezit. Daardoor was hij niet gelukkig. Maar hij wist nu waar zijn innerlijk ongenoegen vandaan kwam. Zijn weg van bevrijding kon nu beginnen. Dankzij meester Jezus.
Misschien is hij wel die Jozef van Arimathea. Die rijke man die graag zijn graf aanbood om het lichaam van de Heer in te leggen.

De vraag aan ons is natuurlijk in hoeverre wij vast zitten aan onze rijkdom.
Zien we onze rijkdom als ons bezit dat alleen voor onszelf is om van te genieten. Of zien we onze rijkdom ook als een kans om anderen te helpen.
Dat is volgens ons christelijk geloof de betekenis van rijkdom. Dat je daardoor anderen die in nood zijn, blij kunt maken, en weer moed geeft.
Zo mogen we kinderen en dienaren van God zijn, van Hem die er zelf vreugde in schept om aan zijn schepselen het goede te geven.
Onze overvloed en rijkdom zijn als het ware hulpgoederen die we vol blijdschap namens God en namens Christus mogen verspreiden.

De vraag of wij aan onze rijkdom vastzitten, is vandaag weer heel actueel door de stroom vluchtelingen die in de wereld allang op gang is, maar nu ook heel dicht bij ons komt. Er zijn verschillende politieke meningen mogelijk. Tegen vluchtelingen zeggen dat ze hier een schuilplaats hebben totdat ze weer terug kunnen keren. Of dat ze mogelijk hier kunnen blijven. Dat zal de tijd voor het grootste deel leren.

Maar niets doen, vluchtelingen de rug toekeren, niet respecteren als volwaardige mensen, of erger zoals in Woerden eergisteren, dat is een slecht teken.
Het is een bewijs dat we ondanks onze welvaart geestelijk arm zijn. Dat we zelf ook niet gelukkig zijn. Het is een teken van angst. Bang dat als we iets van onze welvaart offeren, zelf tekort komen.
Maar als we onbarmhartig zijn tegenover mensen in nood wat blijft dan over van onze vreugde? Onze rijkdom zal steeds minder smaken.

Moge Jezus Christus ook nu in onze tijd onze leraar zijn. De leraar die ons deel geeft aan zijn leven, die ons deel geeft aan God, de schat in de hemel, aan de echte rijkdom die niet vergaat.
Laten we de zorg voor de vluchtelingen niet als een onmogelijke opgave zien. En ook voor alle anderen die tekort komen in onze samenleving.
Laten we liever de kansen in onze tijd zien om echte christenen te zijn.
Dan hoeven we ons ook geen zorgen te maken of het geloof en kerk in onze tijd nog iets voorstelt. Dit is misschien wel een hele mooie tijd om christen te zijn. Kijk, hoe liefdevol God ons in Jezus aankijkt. Amen.

© Pastoor Martin Los