Schriftlezingen voor deze 4e reguliere zondag door het jaar uit het universele lectionarium voor zon- en feestdagen van de r.k. kerk: 1e lezing Jeremia 1:4-5,17-19 2e lezing : I Korinthiers 12:31-13:31 Evangelie: Lukas 4:21-30
Lieve zusters en broeders, de mensen in de synagoge van Nazareth waren eerst onder de indruk van Jezus’ woorden. Ze horen als het ware God zelf in hun oren en harten spreken op het moment dat Jezus spreekt.
Maar dan komen onmiddellijk de vragen en de tegenwerpingen. “Hoe kan die zoon van een timmerman uit hun dorp hen raken alsof God zelf tot hen spreekt?”
We kennen dit uit ervaring. Wanneer iemand anders dan anderen is, rijst bij de omgeving de vraag: “waar haalt die ander het vandaan, dat hij of zij iets zegt dat heel anders is dan we gewend zijn?” Al heel gauw ontstaat dan irritatie. “Wat een opschepper!” mompelt men.
Vaak worden mensen gepest omdat ze anders zijn dan anderen. Dat begint al bij kinderen. Daarom durven nogal wat mensen niet voor hun mening uit te komen.
De profeten in Israel die door God geroepen werden om het volk op te roepen om andere wegen in te slaan, stonden echt niet te trappelen. We hoorden hoe Jeremia worstelde met zijn roeping. Hij wist dat mensen hem een uitslover zouden vinden. “Jeremia, laat je door niemand afschrikken” zegt God tot hem “Ik maak je tot een sterke vestingstad”.
Jezus weet hoe mensen denken. Hij is onder hen opgegroeid. Hij weet ook wat er met de profeten gebeurd is die door hun eigen volk werden vervolgd of zelfs gedood.
Toch is Jezus niet bang. Hij is vol van God.
Als je ergens vol van bent, dan laat je je dat toch niet door anderen afnemen omdat die jaloers zijn? Als Jezus niet voor de liefde van God uit zou komen, dán pas zou hij zichzelf geweld aan doen. Hij heeft de mensen zoveel te geven: armen de blijde boodschap verkondigen, zieken genezen, boze geesten uit werpen, zonden vergeven, moedelozen hoop geven.
Hij wil niets anders dan zijn leven over hebben voor de mensen, een leven vol van God. Hij gunt God aan alle mensen. Hij wil alle mensen verlichten.
Hoe is dat met ons? Het lijkt erop op dat wij, christenen, in onze tijd ons een beetje verstoppen. Maar doen wij onszelf op die manier geen geweld aan, door niet voor onze overtuiging uit te komen?
Ja, we leven in een tijd waarin de christelijke geloofsovertuiging niet meer vanzelfsprekend is. We horen allerlei andere overtuigingen. Dat is helemaal niet verkeerd. Mensen kunnen elkaar verrijken. En ook het christelijk geloof kan verrijkt worden door te luisteren naar anderen. Zo kan het christelijk geloof nog beter laten zien dat het ook in deze tijd een bevrijdende boodschap heeft voor de mensen van deze tijd.
Eén overtuiging is tegenwoordig heel overheersend. Je hoort van alle kanten dat geloof een privéaangelegenheid is. Achter je eigen voordeur mag je voor je geloof uitkomen, en in de kerk, maar niet in het openbaar.
Het lijkt erop dat we ons daarbij hebben neergelegd. Wat we vergeten is dat die overtuiging dat geloof een prive-aangelegenheid is, óók ‘zelf een overtuiging is.
Maar wij hebben recht op de onze. De zogenoemde scheiding van kerk en staat, is een hele goede zaak. De overheid mag geen geloof opleggen en voortrekken. De overheid moet zonder aanzien des persoons handelen, of iemand nou christen, moslim of atheïst is.
Maar deze scheiding tussen kerk en staat is iets anders dan scheiding tussen kerk en straat.
In het openbare leven zelf mag iedereen voor zijn overtuiging uitkomen. Als wij door Jezus en met Jezus vol zijn van God, mogen we daarvoor uitkomen, door ons persoonlijke leven, door onze stellingname in de politiek, door onze cultuur. Als we wegstoppen wat ons ten diepste beweegt, doen we ons als tekort als mens en ook als burger.
Dat komt dan niet door de anderen maar door onszelf omdat we zelf bang geworden zijn om te laten zien hoe mooi ons geloof is. Juist dan slaan we een figuur. En we lopen dan gevaar ons geloof te verliezen.
Maar we doen we ook tekort aan al die mensen die op zoek zijn naar de zin van het leven, al die mensen die op zoek zijn naar troost die alleen Christus kan schenken.
We hoeven echt niet bang te zijn. Jezus wist dat God hem zelf beschermde. Daarom konden de mensen uit Nazareth die hem naar het leven stonden, hem niet grijpen. Rustig liep hij door hen heen en vervolgde zijn mooie missie.
Laten ook wij niet bang zijn om zichtbaar vanuit ons geloof in God te leven en te werken en te spreken. Maar waar het op aan komt is, dat we alles met liefde doen. Niet gelijk hebberig, of fanatiek maar vriendelijk en geduldig.
Denk altijd aan wat Paulus in zijn loflied op de liefde (2e lezing) zegt: “Al had ik een geloof dat bergen verzet, als ik de liefde niet heb, ik ben niets”. Amen
Pastoor Martin Los