De hand aan de ploeg slaan en niet omzien. Beeld van Gods koninkrijk

Homilie op de 13 zondag door het jaar C Mariakerk en Willibrordkerk op 26 juni 2016
voorgeschreven Schriftlezingen voor deze zondag in het universele lectionarium van de r.k. kerk. 1e lezing: I Koningen 19:16b,19-21; 2e lezing: Galaten 5: 1,13-18; Evangelie: Lucas 9:51-62

Lieve zusters en broeders, “wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk van God”. Met dat krachtige beeld maakt Jezus duidelijk hoe hijzelf zijn zending om het rijk van God te verkondigen opvat, maar deze levenshouding hebben ook zijn volgelingen nodig om hem echt te volgen. Wanneer de man achter de ploeg die door de ossen getrokken werd, even achterom keek om te zien of hij de voren wel in een rechte lijn trok, week de ploeg vanaf dat moment meteen van de lijn af. De ploeger moet een stip aan de horizon zien en daarop gericht blijven. Dan komt het goed.
ploegen2016De ploeger met zijn ploeg is beeld van iemand die leiding geeft, die lijnen uitzet. Hij schept verwachtingen, want waarom ploegt hij de voren in de aarde? Om even later in de voren zaad te zaaien, zaad dat ontkiemt en vrucht draagt, zodat vele monden kunnen worden gevoed. Jezus verkondigt het rijk van God. Wie hem wil volgen en zijjn medewerker wil zijn, moet de stip aan de horizon volgen die het rijk van God is. Zij moeten vol verwachting zijn en zich al verheugen in het resultaat, de oogst. Ook al zie je nog niets van die oogst. De oogst is wel het enige dat je voor ogen moet hebben.

De vraag aan ons is of wij onszelf als christenen zo zien? Soms hangen we nog aan het verleden, toen de kerken vol zaten, en toen het christendom zijn invloed uitstrekte tot in de haarvaten van de maatschappij. Maar als je daarnaar terugkijkt en daaraan afmeet wat we nu zijn en wat we nu doen, dan verlies je het doel uit het oog en je komt zelf tot stil stand. Je bent niet meer vol verwachting en je raakt zelfs gedemotiveerd. Maar vooral zie je de mogelijkheden niet die onze tijd voor het rijk van God biedt. Er blijven zo unieke kansen liggen.
Ons geloof moet niet een verlangen zijn naar iets dat geweest is, het moet verlangen zijn naar iets dat nog niet is. Ja, het is er al, het is ons eigen geloof. Geloof is geen gemis aan iets. Geloof is teken van het koninkrijk van God. Geloof vindt voldoende motivatie en vreugde in zichzelf.
Voor alle duidelijkheid: zulk radicaal geloof is iets heel anders dan fanatisme. Radicaal geloof ontleent zijn kracht en vreugde aan zichzelf. Maar fanatisme ontleent zijn kracht aan afzetten tegen anderen. Het is negatief. Het is eigenlijk een gebrek aan geloof.
Jezus wijst fanatisme totaal af. Zijn leerlingen die vuur van de hemel willen afbidden over dorpen die Jezus niet ontvangen, wijst hij op strenge toon terecht. We moeten ons als gelovigen niet laten afleiden door wat de wereld om ons heen van de kerk vindt, of wat voor verwrongen beeld men soms van God heeft.
Er zijn geloofsgenoten die helemaal in beslag genomen worden met aanwijzen hoe anderen in de kerk of daarbuiten verkeerde opvattingen hebben. Zo kom je gemakkelijk als heel verkrampt over en niet als iemand die vrijmoedig en blijmoedig gelooft.
Soms kom je clubs in de kerk tegen van mensen die alleen maar praten over wat anderen verkeerd doen in hun ogen. Kritiek op anderen lijkt dan een bindmiddel, maar het werkt averechts. Als christenen zullen we alleen geloofwaardig overkomen als we met elkaar positief bezig zijn. We moeten de kostbare tijd die ons hier op aarde gegeven is niet verspillen met negativisme. Dat is echt zonde van ons geloof. Het is eigenlijk zélf ongeloof, ongeloof in de mogelijkheden die het Evangelie biedt om het rijk van God aan de mensen te verkondigen en gestalte te geven.
Laten we de handen in elkaar slaan en samen de hand aan de ploeg slaan als broeders en zusters, om vol verwachting in deze tijd geloofsgemeenschap te zijn. Dan zullen we ook niet twijfelen aan de werkzaamheid van Christus in onze tijd. En dan zullen we ook niet twijfelen aan de vruchtbaarheid van ons eigen geloof.

Laat niets ons daarvan afhouden dat ons een blok aan het been zou zijn. Vroeger kregen ongehoorzame slaven een blok aan hun been zodat ze wel konden werken maar niet weglopen. Nog heel lang is men zo met gevangenen in tuchthuizen omgegaan. Als gelovigen zijn we niet geboeid, maar vrij. We hoeven nergens aan gebonden te zijn. Elke omstandigheid, alles wat we hebben of niet hebben, moeten we kunnen gebruiken om Jezus na te volgen.
Daarom benadrukt Paulus in zijn brief aan de christenen in Galatie de vrijheid die het geloof schenkt. Het geloof in Jezus heeft ons vrijgemaakt want het maakt ons tot kinderen van God: “jullie zijn geroepen” zegt hij “om vrije mensen te zijn”. Dat wil zegen dat we door niets afgehouden kunnen worden van een leven waarin we Jezus navolgen. “De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets om zijn hoofd neer te leggen” zegt Jezus. Dat is geen bijna vertwijfelde uitroep van een volslagen ontheemde mens. Het is de uitgelatenheid van een mens die volkomen vrij is, en geen enkele schuld of verplichting heeft. Die kan gaan en staan waar zij wil. Het is volkomen vrij om God te dienen. Daartoe zijn ook wij vrijgemaakt om het met God alleen te wagen. Alles wat we hebben of alles wat we missen, kunnen we dan in vrijheid gebruiken tot Gods eer. Voorspoed, maar ook tegenspoed, het maakt niet uit, we kunnen er mee doen wat we willen. En wat we willen is in rijkdom of in armoede, in ziekte of in gezondheid God dienen, en Jezus navolgen. Dat is de hand aan de ploeg slaan en nooit meer omkijken. Voor wie vrij is ligt een wereld open. Amen

Pastoor Martin Los
hier nog een prachtige uitsmijter:  Keep Your hands on the plow (Marthalia Jackson)https://youtu.be/Ioee2W0YEXE

Preek op de 12e zondag door het jaar in het weekend van 19 juni 2016 Mariakerk en Willibrordkerk

Schriftlezingen uit het r.k. lectionarium voor deze 12e zondag door het jaar. 1e lezing: Zacharia 12:1–12; 2e lezing: Galaten 3:26-29; Evangelie: Lucas 9:18-24

doopvont uit 1150 in de kerk van Zedelgem B.

Lieve zusters en broeders, het klinkt niet erg aantrekkelijk wat Jezus de mensen voorhoudt: “als je mij wilt volgen, moet je jezelf verloochenen en elke dag opnieuw je kruis op je nemen”. Jezelf verloochenen klinkt als jezelf te kort doen of zelfs verraad aan jezelf plegen. En een kruis op je nemen staat lijnrecht tegenover de uitnodiging van het leven om ervan te genieten.
We voelen ons een beetje ongemakkelijk bij deze woorden van Jezus. Daar is niks mis mee. Als je je ergens ongemakkelijk bij voelt, ga je erover nadenken. En dat is precies de bedoeling van Jezus woorden.
Een voetballer – dagelijks zien we ze tijdens de beelden van het EK-voetbal – die zich bepaalde dingen ontzegt zoals drank en roken en stappen, doet die zichzelf te kort? Nee, hij doet alles om te worden wat hij graag wil: een goede voetballer. Een mantelzorger – door het terugtreden van de verzorgingsstaat worden meer en meer van ons zelf mantelzorger – die haar vrije tijd grotendeels inlevert om voor een ziek familielid of vriend te zorgen, doet die zichzelf tekort? Nee, zij geniet ervan als ze de ene mens voor even gelukkig kan maken en een glimlach ziet op het gezicht van die oudere man of vrouw of zieke vriend.
Met jezelf verloochenen bedoelt Jezus niet jezelf moedwillig schade toebrengen. Het is geen religieuze anorexia die hij ons aanbeveelt.
Zo betekent je kruis op je nemen, elke dag opnieuw, niet dat je elke mogelijke zware last op je neemt en dat je niet van het leven kunt genieten, maar dat je moeilijkheden op je weg niet uit gemak uit de weg gaat. Je zit bijvoorbeeld in een gezelschap waar iemand iets lelijks zegt over een ander die er niet bij is. Zeg je dan: “hoor eens, ik vind het niet prettig als we zo over anderen praten die er niet bij zijn” of zwijg je uit vrees dat men je jouw opmerking kwalijk zal nemen, ja dat je een volgende keer zelf niet meer welkom bent.
Je kruis op je nemen betekent ook dat je voor een belangrijke beslissing niet alleen aan jezelf denkt, maar ook anderen. Misschien heroverweeg je dan wel je oorspronkelijke keuze.
Het gaat eigenlijk om de vraag: wat hebben wij als beeld voor ogen van wat het betekent een goed mens te zijn? Wat hebben we ervoor over om zelf zo’n goed mens te zijn? En is Jezus Christus daarin het model naar wie we ons richten. Sterker nog: zijn we hem dankbaar omdat Hij ons uitverkoren heeft om in zijn voetspoor te leven? Wat mooi om op die weg te ontdekken dat Jezus ons niets afneemt, maar ons verrijkt doordat we oog krijgen voor Gods genade, en doordat we groeien in liefde en levenswijsheid en in de vrijheid van Gods kinderen. Zoals Paulus schrijft aan de Galaten: “jullie zijn allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus”. Dat is die wonderlijke transitie die het geloof in Jezus ons schenkt. Je denkt misschien dat je eigen baas en vrij bent als je jezelf op de eerste plaats stelt, en zegt dat je alles onder controle hebt. Maar het tegendeel is het geval. Door jezelf op de eerste plaats te stellen, val je ten prooi aan zelfgenoegzaamheid alsof je alle voorspoed aan jezelf te danken hebt. Maar ook krijgen angst en argwaan vat op je omdat je alle mensen als je concurrenten of gevaar gaat zien. Juist dan wordt je slaaf van allerlei neigingen die je in hun macht krijgen, zoals hebzucht of genotzucht die allemaal uiting zijn van angst tekort te komen.
Daarom zegt Jezus: “wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het redden”. Juist door Jezus altijd voor ogen te houden, stellen we ons zelf niet op de eerste plaats. En juist daardoor worden we werkelijk vrije mensen. Vrij wil zeggen, dat je je eigen hart kunt volgen. En vrij wil zeggen: dat je in staat bent te zeggen wat je wilt. Een hot item in onze tijd in verband met de vrijheid van meningsuiting. Wat bedoelen we daarmee? Voor christenen betekent het vooral: vrijheid om de waarheid te zeggen.
Voor ons lijkt die vrijheid heel gewoon. Maar daar zijn vele eeuwen aan voorafgegaan. Wat we niet moeten vergeten is dat juist de verkondiging van het Evangelie de droom wakker gehouden heeft dat mensen werkelijk vrij zouden zijn. Maar dan moeten we die vrijheid ook echt beleven en vasthouden door het geloof in Jezus als kinderen van God. Voor dat beleven en vasthouden van de vrijheid gebruikt Paulus een beeld: “De doop heeft jullie alle verenigd, je hebt hem aangetrokken als een kleed”. In de eerste plaats betekent dit dat we door de verbondenheid met Jezus door doop en geloof op hem mogen lijken. Als is het maar een beeld in de grondverf. Ondanks alle tekortkomingen mogen we op Jezus lijken en dus ook meeprofiteren en proeven van zijn overwinning op de zonde en de dood. We mogen mee werken aan de verlossing waarvoor hij zijn leven heeft gegeven. De vrijheid van Gods kinderen mag doorwerken in de maatschappij waarin wij leven. Wij mogen getuigen van die vrijheid door ons eigen leven. “Je hebt Christus aangetrokken als een kleed” voegt Paulus eraan toe. Een kleed maakt je herkenbaar. En kleed beschermt. Maar een kleed is ook iets dat als je op staat gereed ligt. Je hoeft niet steeds te denken wat zal ik aandoen? Want het kleed dat Jezus voor ons door de doop is, wordt als het ware een gewoonte, misschien kunnen we beter zeggen: een tweede natuur. Vanzelfsprekend. Om nog even op voetval terug te komen. Op de EK zien we nationale teams die nog niet zo lang met elkaar spelen. Er zijn geen automatismen. Het zoeken en tasten. Maar je ziet ook teams die al heel lang met elkaar spelen, en als dan de ruit op het middenveld nog uit een en dezelfde club komt, net als de achterhoede uit weer een andere club, dan speelt men elkaar de bal bijna blindelings toe en de tegenstander heeft het nakijken. Zo kan ook vrijheid van Gods kinderen tot een tweede natuur worden. Iets waarin je als een vis in het water voelt. En dán die vrijheid gebruiken tot eer van God om hem te danken. En die vrijheid te gebruiken om je talenten in dienst van anderen te stellen, in het bijzonder de liefde. En dan van die vrijheid genieten als iets wat je nooit afgenomen kan worden. Nee, door Jezus te volgen, onszelf te verloochenen en ons kruis op ons te nemen, doen we onszelf niet te kort. Het schenkt ons een rijkdom die niemand ons kan afnemen. Amen

(c) Pastoor Martin Los