Weg uit de onverschilligheid

Preek op de 26ste zondag door het jaar 2016 in de Mariakerk op zaterdagavond 24/9 en zondagmorgen 25/9

Lieve zusters en broeders, het afgelopen jaar heeft paus Franciscus meerdere malen “onverschilligheid” aangewezen als een grote kwaal van deze tijd. Onverschilligheid ten opzichte van de armen, of het nu de zwakkeren in de samenleving zijn of de talloze vluchtelingen. Onverschilligheid ten opzichte van de vrede. Onverschilligheid ten opzichte van de schepping.
Onverschilligheid betekent dat bepaalde zaken je niet raken. Je wordt er koud noch warm van. We komen haar tegen als nonchalance en zorgeloosheid in de woorden van de profeet Amos: “wee, jullie zorgelozen in Sion, jullie zelfgenoegzamen op Samaria’s berg” *)
indifference-t-shirt-2Eerder had paus Benedictus XVI onverschilligheid al aangewezen als een groot gevaar omdat ze zo besmettelijk is. Ze begint in het hart van enkelingen, maar tast op den duur een hele samenleving aan. Als een soort betonrot. Het valt niet eens meer op. Je voelt je niet eens meer schuldig omdat je weet dat het ook anders kan.
Wat is het tegenovergestelde van onverschilligheid? Dat je pijn voelt bij het zien van het leed van anderen. Dat je hart sneller gaat kloppen bij de gedachte dat je iets goeds zou kunnen doen. Dat je handen jeuken om aan de slag te gaan. Dat je bewogen bent om wat je ziet aan leed om je heen, aan onrecht in de maatschappij, onderdrukking en aantasting van de schepping. Een mooi woord daarvoor is “barmhartigheid”.
Barmhartigheid, ja, dát is het tegenovergestelde van onverschilligheid. De rijke man uit de gelijkenis die Jezus vertelt, was niet eens zozeer iemand die zijn hart bewust afsloot voor de armen. Hij was zich niet eens bewust van de armen en van hun ellendige situatie. Hij ging helemaal op in zijn eigen weelde en genot. Hij “vierde elke dag uitbundig feest” ***).
Het is die onverschilligheid waarvoor Jezus waarschuwt. Die waarschuwing is vandaag actueler dan ooit. Niet alleen sluit onverschilligheid je ogen voor het lot van anderen. Ze sluit je ook af voor waarachtig zinvol menselijk leven, voor het leven zelf.
Want de arme zo vertelt het Evangelie heeft een bijzondere plaats bij God. De naam van de arme, Lazarus in het Grieks, is in het Hebreeuws Eleazer. Dat betekent: God is mijn helper. God is immers “Hij die trouw is tot in eeuwigheid, recht doet aan de verdrukten, brood geeft aan wie hongerig zijn” (Psalm 146). Oog en hart hebben voor de arme en voor de verschoppelingen, voor het belang van de vrede, en voor het leven in al zijn facetten, is oog en hart hebben voor God. Respect voor God als hoogste waarde in het leven behoedt je voor onverschilligheid. Liefde voor God vervult je van barmhartigheid.
Paus Franciscus in het spoor van paus Benedictus wijst als bron van alle onverschilligheid, onverschilligheid ten opzichte van God aan. Als je niet meer koud of warm wordt van God, wordt je op den duur nergens koud of warm van. Tenminste niet als het gaat om de diepere waarden van het leven. En als dan iets ons wel opschrikt zoals terreuraanslagen of beelden van talloze vluchtelingen, reageren we angstig, of boos, of met haat.
Er is echt maar één weg terug uit de onverschilligheid en de gevolgen daarvan, en dat is dat we weer God gaan ontdekken in de zorg voor de misdeelde, de zorg voor echte vrede, de zorg voor de schepping. Deze God ontdekken we in het gelaat van Jezus die zegt: “wie Mij ziet, ziet de Vader”. Jezus Christus kan ons niet onverschillig laten. In Hem ontmoeten we Gods barmhartigheid voor ons. Over ons, arme en verloren lopende mensen, buigt God zich. Omdat ieder van ons er in zijn ogen toe doet.
Tegenover de onverschilligheid staat dus de barmhartigheid. Maar denk niet dat die barmhartigheid een weke, passieve houding is, die gepaard gaat met gevoelens van onmacht en machteloze verzuchtingen. Nee, barmhartigheid uit zich in passie, in vurige betrokkenheid. “Dierbare” schrijft Paulus in zijn brief aan Timotheus “streef naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid”. Doe je best, Timotheus! “Strijd de goede strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven” **). Dat is het tegenovergestelde van onverschilligheid: dat je in vuur en vlam staat, dat je de mogelijkheden ziet, dat je de kansen aangrijpt. We moeten de onverschilligheid aanwijzen en aanpakken, die van onszelf, van onze medechristenen, en van de samenleving.
“Want daartoe ben je geroepen” horen we Paulus zeggen. God roept ons weg uit de onverschilligheid. Het Evangelie is de wake up-call uit de onverschilligheid. De wekker die ons wekt uit de slaap waarin we weggedommeld zijn. “We zijn geroepen” zegt Paulus. We zijn uitgekozen zodra we die oproep horen in het hart dat sneller gaat kloppen, om mee te doen met God en met Jezus.
In onze tijd is er veel kritiek op de elite. Onder elite verstaan we de mensen die door hun opleiding, door hun afkomst, door hun rijkdom, over mogelijkheden beschikken om het verschil te maken. Zij zouden onvoldoende verantwoordelijkheid nemen om het goede voorbeeld te geven en de weg te wijzen uit de omvangrijke problemen van onze tijd. Omdat de elite het aflaat weten, zouden schreeuwers en volksverleiders vrij spel hebben.
Hoe het ook zij, er is duidelijk behoefte aan mensen die de moed hebben om uit de onverschilligheid op te staan. Mensen die door barmhartigheid en passie het goede voorbeeld geven en de weg wijzen. Mensen die aanstekelijk zijn door hun geloofwaardige optreden.
Zo zijn christenen altijd bedoeld geweest. Zo is de kerk altijd bedoeld geweest. Zij die zich geroepen weten. Een nieuwe elite. Niet door rijkdom, of afkomst, of macht. Maar door hun geloof. Door hun vrijheid die ze genieten als Gods kinderen. Door hun verantwoordelijkheid, omdat ze God als Vader hebben en graag tegen Hem willen zeggen dat ze hun taak met liefde volbracht hebben. We weten hoe besmettelijk onverschilligheid is. Laten we weer gaan beleven hoe aanstekelijk geloof in God en liefde voor Jezus is. Het is hoog tijd! Amen

(c) Pastoor Martin Los
Voorgeschreven Schriftlezingen voor deze 26e gewone zondag uit het universele lectionarium van de r.k. kerk voor zon- en feesdagen
*) 1e lezing: Amos 6:1,4-7; **) 2e lezing: I Timotheus 6:11-16;  ***) Evangelie: Lucas 16:19-31
Afbeelding: Indifference (Illustratie op T-shirt) van Mario Sanchez Nevado. ArtAmericana

Overwinning past niet bij de nieuwe wet op orgaandonatie

Fractieleider Alexander Pechtold kustte Pia Dijkstra om haar te feliciteren nadat haar wetsvoorstel inzake orgaandonatie de meerderheid in de Tweede Kamer gehaald had. Het moet voor Pia een grote voldoening zijn dat haar jarenlange inzet voor patiënten die wachten op een donororgaan, beloond is. Het zou inderdaad heel mooi zijn als er meer organen beschikbaar kwamen om hen te helpen en perspectief op een langer leven te geven. Dat is nog lang niet zeker omdat volgens deskundigen het aantal “hersendoden” jaarlijks afneemt door verbeterde medische zorg.
zeteltweedekamerToch blijft het voor mijn gevoel onbevredigend, dat met een meerderheid van 75 tegen 74 stemmen een zo ingrijpend wetsvoorstel is aangenomen. Het verhaal gaat zelfs dat een kamerlid die tegengestemd zou hebben, in een file was blijven steken, en niet op tijd voor de stemming kwam. Dat is all in the game van de parlementaire democratie, maar onbevredigend als het gaat om een onderwerp dat diep ingrijpt in de persoonlijke omstandigheden van elke burger. Want als je niet uitdrukkelijk hebt aangegeven dat je geen donor wilt zijn, dan vallen je organen straks toe aan de staat tenminste als je “hersendood” bent verklaard. Dient bij wetsontwerpen als deze niet een grote mate van consensus te bestaan, of in elk geval een meerderheid die groter is dan een stem? Zeker lijkt het mij een te delicaat onderwerp om te spreken over een “overwinning”.
Bovendien krijgt de familie van een nog levende maar “hersendode” patiënt straks een belangrijke stem of de verwijdering van organen doorgaat. Dit zal voor artsen en families vrees ik bijzonder pijnlijke situaties gaan opleveren. Er wordt nu als het ware een voorschot genomen op de positieve uitkomst van deze gesprekken die onder grote tijdsdruk zullen plaatsvinden. Maar ik heb daar grote twijfels over.
Onlangs werd ik zelf geconfronteerd met het overlijden van één van mijn kinderen. Orgaandonatie was niet aan de orde, omdat ze na een ongeneeslijke ziekte van minder dan een jaar toch vrij plotseling stierf. De zaalarts kwam na het overlijden informeren of obductie nodig was. Dit verzoek overviel de aanwezige familie, zoals ook het overlijden hen overvallen had. Het was zaterdagmiddag. Obductie betekende overbrenging van het lichaam naar het mortuarium van het ziekenhuis. Daar zou in verband met het weekend pas maandagmorgen de obductie kunnen plaatsvinden. Eerste vraag was of obductie iets toe zou voegen aan wat wij of de artsen al wisten. De arts kaartte de mogelijkheid heel neutraal aan. Maar desondanks legde dit toch een druk want er moest een beslissing genomen worden op een moment dat iedereen met zijn gedachten bij heel andere zaken was. Toen herinnerde een van de aanwezige familie dat mijn dochter de wens had uitgesproken dat haar zussen en schoonzusje haar na haar overlijden zouden wassen, en aankleden en opmaken. We vroegen aan de arts of die wens wel te rijmen viel met een mogelijke obductie. Hij beaamde dat het voor de zussen tamelijk confronterend zou zijn om hun overleden zus te wassen omdat de obductie een grote snijwond zou overlaten. Mede om dit vooruitzicht werd besloten obductie achterwege te laten.
Ik noem dit voorbeeld om aan te geven dat na het overlijden de familie met allerlei zaken te maken krijgt wordt die met verwerking van verlies te maken hebben. Dat zal zeker ook zo zijn wanneer de arts orgaantransplantatie moet bespreken met nabestaanden die door de plotselinge “hersendood” van één van hen voor hun gevoel in de verkeerde film terecht gekomen zijn en nauwelijks begrijpen wat er gebeurt. Je kunt deze bezwaren wegwuiven door te wijzen op de spanning bij patiënten die wachten op een nieuwe nier of hart of long en bij uitblijven daarvan mogelijk sterven. Maar gevoelens van mensen in nood kan en mag je niet met elkaar vergelijken.
Mocht de wet van Pia Dijkstra ook door de Eerste kamer komen en straks in werking gaan, dan ga ik dat ervan uit dat er een eerlijke evaluatie zal komen. Dan zullen behandelende artsen zich echt openlijk moeten kunnen uitspreken. Ook zullen nabestaanden die door de nieuwe wet voor een hele moeilijke keuze zijn komen te staan, hun ervaringen achteraf kwijt moeten kunnen bij een onafhankelijke instantie.
Ik hoop dat in de komende periode tussen de beslissing in de Tweede Kamer en de behandeling in de Eerste Kamer voor de parlementariërs maar ook voor de burgers van ons land de contouren duidelijk mogen worden van een weg en waarheid die niet bepaald wordt door één stem, namelijk de meerderheid plus één. Persoonlijk vind ik daar een onderwerp als dit te delicaat voor.

(c) Martin Los