Hoogmoed als gebrek aan respect. Mijn preek van deze zondag

Preek op de 30ste gewone zondag door het jaar in de Willibrordkerk en Mariakerk in het weekend van 22 en 23 oktober 2016

Lieve zusters en broeders, “Bij God is geen aanzien des persoons”*) hoorden we. Hij gaat niet op het uiterlijk af. God kent het hart van ieder mens. Gelukkig is er Één die ons bemint en kent en begrijpt nog beter dan wijzelf.
Wíj kunnen níet in het hart van de ander kijken. Toch doen we vaak alsof. Wanneer we oordelen over anderen. Het lijkt dan alsof we precies weten wat de ander voelt en denkt, wat zijn motieven en diepste intenties zijn. Die kennen we natuurlijk niet. Zelfs mensen die elkaar goed kennen en liefhebben, kunnen nog behoorlijk de plank misslaan als ze denken de gedachten van de ander te kennen en de ander verwijten maken. Daarom is het nodig dat we respect voor elkaar hebben. Gewoon omdat we niet in het hart van een ander mens kunnen kijken. Helaas ontbreekt het vaak aan respect tussen mensen, tussen bevolkingsgroepen en in het publieke debat van twitter tot de Tweede Kamer.
trotsalseenpauwHet tegendeel van respect is minachting of hoogmoed. In zijn nieuwste boek noemt de Belgische psychiater Dirk de Wachter hoogmoed als één van de kenmerken van de hedendaagse mens. Hij vindt dat een zeer zorgelijke situatie.
Inderdaad menen we steeds meer dat wij precies weten wat de ander denkt en beweegt – meestal niet veel goeds in onze ogen – terwijl omgekeerd vinden we dat de ander óns volkomen verkeerd begrijp en dat vinden dan weer schandelijk. In huwelijken leidt dit tot scheiding, in partijen tot scheuring, in samenlevingen tot rellen, en in de wereld tot oplopende spanningen. En in de kerk tot tweedracht en verlies van geloofwaardigheid en aantrekkingskracht.
Het is de hoogste tijd om deze trend om te buigen. Te beginnen bij onszelf. Nu is hoogmoed niet iets van deze tijd alleen. Jezus merkt op dat sommige mensen hun neus ophaalden voor anderen omdat ze vonden dat ze zelf veel beter waren.
Jezus vertelt een prikkelende gelijkenis: “Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. De één een Farizeeër en de ander een tollenaar”***). We horen dat de eerste het volstrekt vanzelfsprekend vindt dat hij in de tempel is. Hij dankt God dat hij niet is als de rest van de mensen, of als die tollenaar daar. God mag eigenlijk blij met hem zijn. Heel anders de tollenaar. Hij blijft achteraan staan, kijkt naar de grond, klopt zich op de borst als een Mea Culpa en bad: God, wees mij zondaar genadig. We voelen allemaal aan hoe lelijk het zelfvoldane gedrag van de Farizeeer is. En hoe sympathiek de berouwvolle houding van de tollenaar.
Voor alle duidelijkheid. Jezus stelt hier niet dat Farizeeen – de religieuze elite – per definitie hoogmoedig zijn, en dat corrupte figuren zoals tollenaars in wezen allemaal kwetsbare sympathieke mensen waren. Het gaat hem om de veelvoorkomende waan dat als je iets beter kunt, dat je ook als mens beter bent. Hoogmoed is lelijk. Het is aanleiding tot op de ander neerkijken, veroordelen, discriminatie. Dat mag tussen mensen niet gebeuren want ieder mens is gemaakt naar Gods beeld. Hoogmoed is altijd misplaatst. Maar als hoogmoed binnensluipt in het hart van godsdienstige mensen, dan is dat nog erger. Godsdienst leert je nederig van hart te zijn. Daarom is het zo erg en zo schadelijk als geloof en godsdienst gebruikt worden om anderen te veroordelen en buiten te sluiten. Geloof en godsdienst moeten juist plaatsen zijn waar we elkaar leren respecteren als mensen, waar de ene mens niet beter is dan de andere. Zelf beter leven betekent nog niet dat je beter bént. Ons chrístelijk geloof en de kerk bestaan bij de gratie van Gods barmhartigheid. Dat moet onszelf bemoedigen. En dat moet ook uitgangspunt voor ons leven met anderen zijn. “Wie anderen bijstaat wordt welwillend ontvangen (door God), en zijn gebed verheft zich tot de wolken toe” horen we in de 1e lezing.
Wanneer we als kerk of als gelovigen denken dat God eigenlijk blij met ons mag zijn, en dat de anderen blij mogen zijn met ons, omdat wij zo goed zijn, voelen we de liefde niet, de liefde van God die ons heelt en verfrist en tot nieuwe mensen maakt zoals liefde altijd doet.
Lieve zusters en broeders, de wereld kunnen we zo een-twee-drie niet veranderen – maar we kunnen wel leren de ander te respecteren en te waarderen. In plaats van veroordelen kunnen we ons wel verwonderen.
Mag je dan niet blij zijn dat je een geloof hebt, en mag je niet overtuigd zijn dat jouw overtuiging goed en waardevol is?  Jazeker. We hebben mensen nodig in onze tijd die een goede overtuiging hebben en stevig in hun schoenen staan. Maar dat mag geen reden zijn om de ander die een andere overtuiging heeft – en in onze ogen misschien onjuist – te minachten of aan de goede intenties van de ander te twijfelen. Zelfs wanneer we zeer van mening verschillen, is het nodig dat we respectvol met elkaar omgaan.
De vrijheid van meningsuiting is in onze dagen het onderwerp van gesprek. Ze is buitengewoon belangrijk. Ze heeft met de persoonlijke vrijheid te maken. Dat ieder mens zijn zegje moet kunnen doen. En de vrijheid van meningsuiting is ook onontbeerlijk voor een open en gezonde samenleving. Die kan niet zonder meningsverschillen en kritiek. Zakelijk mogen er harde noten gekraakt worden. Maar altijd met respect voor de ander. Liefst ook met humor. En ook met relativering niet van je waarden maar van jezelf.
Laten we kijken naar Christus zelf, de waarheid in eigen persoon, Gods eigen Zoon. Het tégendeel van een hoogmoedige. Eerder de nederige, zachtmoedige van hart. Gods barmhartigheid ten voeten uit. De redder van de wereld die ons ook nu niet in de steek zal laten. Laten we altijd op Hem vertrouwen. Net als Paulus die zegt: ”de Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven”**). Amen

(c) Pastoor Martin Los *) 1e lezing: Jezus Sirach 35:12-14,16-18 **) 2e lezing: 2 Timotheus 4:6-8,16-18 ***) Evangelie: Lucas 18:9-14

verlangen laat zich niet kooien

Preek op de 28ste zondag door het jaar in de Willibrordkerk 8 en in de Mariakerk op 9 oktober 2016

Lieve zusters en broeders, een groep van tien melaatsen komt Jezus tegemoet maar ze blijven op grote afstand staan. Ze schamen zich voor hun aangevreten ledematen en geschonden gezichten. Dichterbij komen mogen ze niet. Ze zijn verbannen uit de samenleving. Vreemdelingen in hun eigen omgeving. Toch overbruggen ze de afstand. Op de enige manier waarop dat kan. Met hun stem: “Jezus meester, eleison, ontferm u over ons!” ***)
We roepen aan het begin van elke eucharistieviering ook: “Kyrie eleison”. We ontmoeten God. Maar lijken we daarin niet een beetje op die melaatsen. Zouden we niet allemaal soms even weg willen kruipen vanwege de dingen waarvoor we ons schamen? Ook voelen we de nood en de wanhoop van de eenzamen, armen, de vluchtelingen, en al degenen die het gevoel hebben dat ze buitengesloten zijn, dat ze er niet toe doen. We scharen ons ook achter hen en roepen met hen uit: Kyrie eleison, Heer, ontferm u!
We doen dat elke keer opnieuw omdat we geloven dat er één is die het roepen hoort. Die ene is God.
Geloven is schaamteloos alle óngeloof overboord gooien, alle maatschappelijk stigma’s – wat anderen van je denken en je voorschrijven – afwerpen, afstanden overbruggen en roepen: “Heer, ontferm U. Christus, ontferm U, Heer, ontferm U”. Geloven is ook alle zelfverwijten vergeten en uit diep verlángen naar echt léven roepen: Heer, ontferm U over mij!”
Soms denk ik wel eens dat wij dát roepen verleerd hebben. Deels omdat we menen God niet meer écht nodig te hebben. Alsof God iets is van vroeger toen de mensen nog niet zoveel wisten als wij. Wij moeten het nu zelf oplossen. Deels hebben we het roepen verleerd omdat we denken dat toch niemand ons hoort. Dat het geen zin heeft. Dat je je belachelijk maakt. Dat je gestoord bent. Een normaal mens doet zo iets niet: luidkeels roepen, je longen uit je lijf: “kyrie eleison!
therefugeeToch is dat wat de melaatsen deden. Hun diep verlangen – onderdrukt door zovele vooroordelen en gewoontes – dat diepe verlangen naar echt leven, vocht zich door alle reserves een weg naar buiten op het moment dat ze Jézus zagen.
Schoten ze daar iets mee op? Jezus zei: “ga je aan de priester laten zien”. Stuurde hij hen daarmee niet met een kluitje in het riet? Waaróm moesten ze zich aan de priester in de tempel laten zien? Omdat dat stond in de wet van Mozes: “Als je genezen bent, ga dan naar de priester”. De tempel was het heiligdom. Daar mochten ze helemaal niet komen met hun gevlekte huid, aangevreten neuzen, stompjes van vingers. Maar tellen voor God niet alle mensen mee? In de tempel zouden ze alléén welkom zijn als ze genezen waren. “Ga je laten zien aan de priester” kon alleen maar betekenen: dat ze dan genezen zouden zijn. Ze gingen. Zonder enige zekerheid. Ze hadden alleen geroepen “Heer, ontferm U”. En ze hadden die vreemde opdracht van Jezus. Maar ze gingen op weg. “En onderweg werden zij genezen” vertelt Lukas.
Roepen vanuit nood en vervreemding en op weg gaan met de belofte van Jezus zonder nog iets te zien. Dát is geloven. Dáár gebeurt iets. Daar ontdekken mensen dat ze niet meer buitengesloten zijn. Daar worden mensen weer nieuw. Daar ervaren we dat we voor God ertoe doen, wat iedereen er verder van mag denken, de wereld om ons heen, maar ook alle tegenstemmen in onszelf.
De apostel Paulus drukt deze kracht van het geloof nog een keer Timotheus op het hart. Timotheus, zijn leerling, zijn geestelijke zoon en erfgenaam. Hij zegt: “zo luidt de boodschap die ik verkondig en waarvoor ik zelfs als een misdadiger in gevangenschap te lijden heb. Maar het woord van God laat zich niet in boeien slaan” **)
Déze twee laten zich nooit het zwijgen opleggen. De kreet van mensen die roepen om ontferming. En het woord van God dat zich niet in boeien laat slaan.
We kunnen onze oren dichtstoppen voor de kreet van mensen. We kunnen mensen zeggen dat ze niet zo’n kabaal moeten maken. Maar de kreet zal doorgaan. Altijd. En het woord van God zal steeds weer opnieuw klinken. Al verklaart men dat God dood is, dat geloof achterhaald is, het Evangelie van Jezus klinkt steeds opnieuw om mensen in beweging te brengen en te helen waar mensen hem ontmoeten.
Om dat te zien moeten we zelf ook oog hebben voor mensen die zich schamen voor hun nood, hun verleden, hun armoede, hun eenzaamheid en vervreemding net als Jezus.
Wanneer we hen met hun gebrek zien staan, en hen als kinderen van God zien, zullen we hen niet de rug toe keren en roepen “Ga weg. Houd afstand”. We zullen ons over hen willen ontfermen. Dan gaan we weer ervaren hoe bevoorrecht en gelukkig we zijn dat we zelf door het geloof in Jezus kinderen van God mogen zijn. Het geloof zal weer levend voor onszelf worden.
Slechts één van de melaatsen keert terug toen hij zag dat hij genezen was en verheerlijkte God. Met diezelfde stem waarmee hij eerst luid “Kyrie leison. Heer, ontferm U” heeft geroepen” en met diezelfde intensiteit verheerlijkt hij nu God en roept: “Eer aan God in de hoge”.
Zo is ook de liturgie van de kerk: op het “Heer, ontferm U” volgt het “eer aan God in den hoge”. Het loopt vervolgens uit op het grote dankgebed van de eucharistie: dank dat we als smekelingen deel mogen hebben aan het goddelijk leven. Dat we er bij mogen horen, bij God en bij elkaar. Wie we ook zijn.
Jezus is oprecht verwonderd dat niet alle tien melaatsen zijn teruggekeerd om God te danken. Alleen de ene van wie je dat het minst had verwacht, een vreemdeling, net als die Syriër Naaman *) die een vracht aarde wilde meenemen uit Israël om thuis daarop neer te knielen voor God.
Voor Jezus geen reden om ermee op te houden. Hij kijkt niet naar het getal. Het Evangelie is niet aan cijfers af te meten. Geloof is geen zaak van statistiek al heft zelfs onze kerk een bureau voor de statistiek. Geloof is geen zaak van kwantiteit.  Die ene telt voor Jezus. die ene die we zelf zijn. Die ene die de ander is. Laten ook wij gewoon leven vanuit het geloof dat alles doorbreekt en alles overwint. En God daarvoor danken. Dat is echt leven zoals alleen God het geven kan. Dat kan geen macht ter wereld tegenhouden als we dat eenmaal gezien en geproefd hebben. Geloof is verlangen naar God. Maar het is ten diepste vooral ook verlangen van God naar ons. Amen

(c) pastoor Martin Los
Schriftlezingen voor deze eucharistie op de 28e zondag door het jaar volgens het universele lectionarium van de r.k. kerk.
*) 1e lezing 2 Koningen 5:14-17 **) 2e lezing 2 Timotheus 2:8-13 ***) Evangelie: Lucas 17:11-19