Schapen en bokken. Een ongemakkelijke gelijkenis

Preek op het feest van Christus Koning 26 november 2017 Mariakerk en Willibrordkerk

Lieve zusters en broeders, de gelijkenis van de schapen en de bokken *), is bij veel mensen populair. Want het is mooi om in de armen en misdeelden het gezicht van Christus te zien. Dat maakt Christus concreter voor ons. En zo krijgen gevangenen, thuislozen, zieken en zwakken van deze wereld de ereplaats die hen toekomt in het rijk van God. Ook vinden we het terecht dat de Heer degenen die geheel belangeloos hebben omgezien naar de armen, beloont. Zij krijgen toegang tot zijn eeuwige koninkrijk.
Heel begrijpelijk dat mensen in de kerk en buiten de kerk graag deze gelijkenis aanhalen in discussies over armoede en ongelijkheid in de wereld. Ze wordt ook regelmatig gekozen als lezing in bijzondere vieringen, huwelijken, uitvaarten.
Maar – en dat is opvallend – alleen voor de helft. Het tweede deel, dat van de bokken, wordt altijd weggelaten. Ook dat is begrijpelijk, want daar is sprake van mensen die buitengesloten worden omdat ze geen barmhartigheid hebben getoond naar de zwakkeren in de samenleving. Wij leren dat je niemand mag buitensluiten. Hoe kan dan God wel mensen buitensluiten van de vreugde van zijn koninkrijk. Voor eeuwig nog wel?
Bovendien: we hebben toch een beetje de neiging de gelijkenis op onszelf te betrekken. Wie van ons kan zeggen dat hij of zij nooit tekort is geschoten ten opzichte van mensen in nood. Zijn we niet soms te veel met onszelf bezig geweest?
In gesprekken met ouderen blijkt dit vaak éen van de prangende kwesties te zijn. Dat je terugblikt op je leven en dat je je situaties herinnert waarin je te weinig oog had voor mensen in je omgeving die het moeilijk hadden; die een beroep op je deden vanuit hun nood. Door hun schulden, hun eenzaamheid of behoefte aan verzoening, of gewoon behoefte aan een vriendelijk woord. Want mensen kunnen gevangen zitten in een cel, maar ook in eenzaamheid, of armoede, of schuldgevoelens. Als je ouder wordt en terugblikt op je leven, kan je die gedachte dat je anderen soms in de steek gelaten hebt, best benauwen.
Verandert deze gelijkenis als we niet alleen het eerste deel horen, maar ook het tweede deel niet in een boze droom?
Werpt deze gelijkenis ons niet terug in grote onzekerheid of we wel goed geleefd hebben? Mogelijk steekt toch hier en daar twijfel de kop op of die Jezus die Gods liefde predikt, niet met de ene hand geeft wat hij met de andere terugneemt.
Belangrijk is de vraag zoals altijd: wanneer spreekt Jezus deze gelijkenis? Het is in de dagen voor zijn gevangenneming. Net zoals de gelijkenissen op de vorige twee zondagen, van de wijze en dwaze meisjes, en de talenten. Nog even en hij zal door de mensen overgeleverd worden en gekruisigd. Iedereen zal zeggen dat hij een loser is, een mislukking, een godslasteraar. Maar de leerlingen zullen zich deze gelijkenis herinneren. Dat hij de overwinnaar is, de Heer aan wie alle macht toekomt. Hij zal het opnemen voor degenen die barmhartigheid hebben bewezen. Hij zal tonen dat de barmhartigheid overwint. Hij zelf is het toonbeeld van Gods barmhartigheid.
Heel deze gelijkenis is een scherp protest tegen alle onbarmhartigheid in de wereld. Het is een hart onder de riem van iedereen die zich barmhartig toont tegenover mensen die weerloos en kwetsbaar zijn.
De boodschap is duidelijk: onbarmhartigheid is fout. En het loont niet. Op korte termijn voel je je misschien sterk door je niet het lot van anderen aan te trekken, maar het sluit je buiten van de vreugde van de Heer. De vreugde waartoe God de mens geschapen heeft. De eeuwige vreugde die ons leven de uiteindelijke betekenis geeft.
De gelijkenis is vooral bedoeld om ons het laatste oordeel voor ogen te stellen en te waarschuwen voor alle onbarmhartigheid. De bokken zijn niet degenen die niet een of twee keer onbarmhartig waren, maar steeds in elke situatie opnieuw, tegenover iedereen en altijd. Als ons hart verhard is en wij geen genade kennen voor anderen, in welke omstandigheid dan ook, hoe zou God ons dan genadig kunnen zijn?
Toch laat het kruis van Jezus zien dat mensen zich door Gods liefde kunnen laten bekeren. Zolang iemand leeft is het nooit te laat om tot inkeer te komen, berouw te tonen voor alle keren dat hij onbarmhartig was.
De gelijkenis van de Heer die de schapen en de bokken scheidt, moet ons niet met zorg of schrik maar met hoop vervullen. Want onze tekortkomingen die ons in eigen hart aanklagen, vult Jezus Christus aan met zijn overvloed aan liefde. En een onbarmhartigheid die we begaan hebben, kan ons bewegen tot berouw. God is groter dan ons hart.
Jezus wil ons vervullen van hoop waardoor we vol verwachting durven zijn van zijn wederkomst en van het eeuwige leven. Hij komt op ons toe en spoort ons aan.
Daardoor krijgen we energie om hart voor mensen in nood te hebben. Midden in een wereld vol onbarmhartigheid, en ook cynisme en apathie alsof er geen kruid tegen de harteloosheid gewassen is. Om met volle overtuiging de we van de barmhartigheid te bewandelen. Het vervult ons met vreugde. Ons hart gaat snellegr kloppen bij de gedachte dat zo het koninkrijk van God is ‘dat vanaf de schepping voor ons is weggelegd’. Amen

© pastoor Martin Los
*) Evangelielezing op het feest van Christus Koning: Mattheus 25:31-46

Gelijkenis van de talenten een boze droom?

Preek op de 33ste zondag door het jaar A in de Sint Catharinakathedraal te Utrecht op zondag 19 november 2017

Lieve zusters en broeders, het lijkt een boze droom de gelijkenis die we zoeven hoorden. Een heer die naar het buitenland vertrekt en zijn personeel het beheer overdraagt door hen ieder een aandeel te geven. De één meer dan de ander. Al naar gelang van hun capaciteiten. Bij zijn terugkeer beloont hij degenen die hun aandeel vermeerderd hebben. Maar degene die het minst heeft gekregen en er niets mee gedaan heeft, wijst hij de deur. Die heeft geen deel aan de vreugde.
Het lijkt een boze droom omdat je altijd geneigd bent wat je hoort op jezelf te betrekken. Ben ik misschien degene die met zijn talent niks gedaan heeft? Word ik erop afgerekend als ik mijn talenten niet goed gebruikt heb? Van de gedachte alleen al zou je een burn-out kunnen krijgen. Dat kan toch niet de bedoeling van Jezus zijn die ons Gods liefde leert.
Of het stoort ons dat minder begaafde mensen ouderwets in de hoek worden gezet, terwijl zij toch niets aan hun beperking kunnen doen. Elke zichzelf respecterende sportclub of vereniging heeft een afdeling voor leden met een beperking. Ze worden op handen gedragen. We ervaren hun blijdschap als een verrijking. Zijn wij barmhartiger voor onze medemensen die niet zo goed mee kunnen komen, dan het beeld dat de gelijkenis schetst? Zo’n God kunnen we ons toch niet voorstellen?
Laten we ontwaken uit deze boze droom. Je moet je altijd afvragen: Wie sprak deze woorden en wanneer? Het is Jezus die ons deze gelijkenis voorhoudt. Hij is overal en altijd dezelfde. Hij die ons leert dat God barmhartig is, stelt Hem echt niet een volgend moment als een boeman voor. Dus als we de gelijkenis van de talenten als problematisch opvatten, moeten we de oorzaak niet bij Jezus zoeken maar bij ons zelf. Dat we toch nog altijd denken dat je met God nooit goed weet waar je aan toe bent. Dat is geen geloof, maar wantrouwen.
En wanneer sprak Jezus deze gelijkenis? Aan het einde van zijn optreden als leraar. Hij heeft zijn intocht in Jeruzalem gehouden. De mensen hebben Hosanna geroepen. Het is zijn laatste dagen. Dus Jezus spreekt deze gelijkenis uit als de spanning in Jeruzalem te snijden is. De Schriftgeleerden en priesters gaan hierna in beraad hoe ze Jezus ten val zullen brengen. Het is aan vooravond van het lijden en sterven van onze Heer.
Dus dáár moet de gelijkenis mee te maken hebben. Het gaat helemaal niet over de vraag of wij onze talenten wel goed gebruiken, of wij wel ijverig genoeg zijn, of dat God wel eerlijk is of ruimhartig.
De heer in de gelijkenis is trouwens uiterst royaal en houd rekening met de capaciteiten van zijn medewerkers.
Het talent **) waarover het in de gelijkenis gaat, is een gewicht. Ongeveer dertig kilo. Een talent zilver stond gelijk aan veertien jaar als ambachtsman werken. Vertaald naar onze tijd. Een modaal inkomen is in 2017 ca 36.500 euro. Eén talent zilver zou dus nu een miljoen euro zijn. Dus zelfs degene die hij het beheer en vruchtgebruik schonk van één talent hoefde zich geen enkele zorg te maken.
Wat bezielde hem om deze schat in de grond te stoppen? Dat is de vraag die Jezus zijn tijdgenoten en ook ons voorhoudt.
Door zijn verkondiging van Gods liefde leven talloze mannen en vrouw op: mensen die zich schaamden voor hun verleden, of omdat ze in de ogen van de wereld niets voorstelden, armen, misdeelden. Ze hangen aan Jezus lippen. Ze voelen zich herkend en bemind. Ze stralen van blijdschap. Ze zijn rijk en Jezus is rijk met hen.
Maar kijk nu naar de Schriftgeleerden. Velen van hen hebben van godsdienst een zaak van boekenwijsheid en spitsvondigheden gemaakt. Ze beconcurreren elkaar. En veel priesters wakkeren scrupules bij het volk aan. Er lijkt een meeldauw over hun godsdienst te liggen. Helemaal geen blijdschap. En ze herkennen Hem niet die van God gezonden is, om de wereld te redden, en hij staat nota bene voor hun neus.
Wanneer je jezelf op de borst slaat vanwege jouw godsdienstigheid, toon je daarmee dat jou eigenlijk het kleinste aandeel is toevertrouwd. Je begraaft het bovendien in wetticisme, schijnheiligheid, veroordelen van anderen, in koesteren van haat, het voeden van angst bij mensen. Zo is God niet, en zo is geloof niet bedoeld.
De gelijkenis van de talenten is geen boze droom, ze is geen veroordeling. Ze houdt een spiegel voor. Ze roept op tot bekering als we van godsdienst een zaak van argwaan, jaloezie, bangmakerij en haat hebben gemaakt.
Ware liefde en erkenning van God vind je bij de mensen die niets hebben om groot op te gaan, die door Jezus ontdekken dat zij Gods kinderen zijn. Het Evangelie is reden tot blijdschap.
Laten we als christenen zo leven en geloven. Dan zullen we ons ook in elkaar verheugen. Dan is niet zozeer de vraag of we onze eigen talenten wel goed gebruiken – dat valt in de regel best mee – maar of we anderen met hun talenten tot ontplooiing laten komen.
Gelovige mensen moeten vrijheid en blijdschap uitstralen houdt paus Franciscus ons onophoudelijk voor omdat God een barmhartige liefdevolle Vader is.
Als pelgrims in Rome met tweeduizend landgenoten hebben we die vreugde in aanwezigheid van de paus mogen ervaren bij de afsluiting van het jaar van de barmhartigheid. Een vreugde die ons hart nog steeds verwarmt en niet meer zal verlaten.
Het jaar van de barmhartigheid heeft ons de Zondag van de armen gebracht. Deze zondag 19 november die door paus Franciscus is uitgeroepen.
Laten we aandacht hebben voor de armen zoals paus Franciscus. En laten we vooral van hen leren arm te zijn in de ogen van de wereld, maar rijk in God.
Amen

Martin Los pr
*) Evangelie van deze zondag: Mattheus 25:14-30
**) Wikipedia Talenton