Preek op de zondag in het octaaf van Kerstmis, het Feest van de H. Familie, Jezus, Maria en Jozef in het weekend van 30/31 december 2017 in Willibrordkerk en Mariakerk
Lieve zusters en broeders, de oude Simeon was op het tempelplein omdat hij een goddelijke boodschap ontvangen had ‘dat hij niet zou sterven voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd’ *).
Je zult maar zo’n boodschap ontvangen. Zou je eerste gedachte niet zijn: “de Messias aanschouwen is mooi, maar als ik dan daarna niet lang meer te leven heb, stel ik die ontmoeting maar liever uit? Ik ga in elk geval niet actief op zoek!”
Het zou de moeite waard zijn om voor onszelf eens na te gaan, waar we zelf iets van een innerlijke roepstem, een intens verlangen of een bevrijdende intuïtie voelden, een soort boodschap van boven, en dat we dachten: “wat een mooi vooruitzicht lijkt me dat, maar het is nu te vroeg daarvoor. Ik móet eerst nog dit. Of ik wíl eerst nog dat”.
Het is heel menselijk te denken: “Ach, wat van God komt, loopt niet weg. God is de Eeuwige. De eeuwigheid kan wachten”? Hetzelfde geldt voor alles wat echt van duurzame waarde is. We denken: “wat van waarde is, kan wel even wachten, want anders was het niet van grote waarde.
Bij een innerlijke roeping kun je óók het gevoel hebben: “Dit is te mooi om waar te zijn. Laat ik het er maar niet op wagen, dan wordt ik ook niet teleurgesteld”.
We zijn aan het eind van het jaar toch bezig met na te denken over ons leven, wat ons overkomen is, wat we hebben meegemaakt aan vreugde en verdriet. Het gaat er toch niet om dat we alleen maar bezig zijn zo lang mogelijk te leven en te genieten, zonder ons af te vragen: “waarvoor leef ik? Wat is de zin van mijn leven? Wat geeft mij het gevoel dat ik er als mens toe doe?”
Misschien waren er ook momenten waarvan we nu zeggen: “Ik voelde toen een hevig verlangen om een barrière in mijn leven te overwinnen om dichter bij mijn bestemming te komen, maar ik dacht ‘dat kan niet waar zijn’ en ik heb het erbij laten zitten”.
Denk dan niet ik heb het verprutst. Wat in het vat zit verzuurt niet. Wat ons zo geraakt heeft, zal vroeg of laat toch weer naar boven komen.
Misschien heeft Simeon ook wel langere tijd met die boodschap dat hij de Messias zou zien, voor hij stierf, rondgelopen voordat hij de stap waagde en zijn roeping volgde.
Denk ook aan Abraham die vandaag centraal staat in de andere Schriftlezingen. “Hij geloofde” staat er “en dat werd hem door God tot gerechtigheid gerekend” *). Dat wil zeggen dat God hij oneindig veel krediet had bij God. Niet door zijn prestaties maar door zijn geloof. Abraham had soms ook geaarzeld of hij wel werkelijk geroepen was. De zoon die hij zou krijgen, kwam maar niet. Pas toen het menselijkerwijs allang uitgesloten was, ontvingen Sara en Abraham hun enige zoon waardoor zijn nageslacht zo groot zou worden als de sterren aan de hemel. En toen die zoon, Izaak, opgroeide, werd Abraham opnieuw op de proef gesteld, en ging hij met een bezwaard hart op weg om zijn zoon te offeren, die hij als het ware ‘uit de dood’ terugkreeg **).
We weten niet hoe lang Simeon geaarzeld heeft zijn innerlijke roepstem te gehoorzamen. Maar hij gebruikte wel zijn verstand. Dat sluit elkaar niet uit. Want natuurlijk dacht hij “de Messias aanschouwen voordat ik sterf” waar ter wereld zou die ontmoeting moeten plaatsvinden? Een volwassen man kan het niet zijn. Dan zou hij iedereen al opgevallen zijn en een hoop volgelingen hebben in Jeruzalem. Het moet een kind zijn. Maar als het een opgroeiend kind was, een heel bijzonder kind, hadden we het wel gehoord want zo groot is het Judese land nou ook weer niet. Ik weet het al: het moet een pasgeboren kind zijn dat door zijn ouders naar de tempel wordt gebracht om aan God toe te worden gewijd. En als er één plaats is waar de Messias zijn volk ontmoet, dan moet het in het Huis van God zijn op de berg Sion. Ik ga naar de tempel!”
“Door de Geest geleid was hij naar de tempel gekomen”. Toen Jozef en Maria het kind Jezus binnen brachten, nam Simeon het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof: “Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw belofte in vrede gaan”.
Ik moet denken aan de vele foto’s die ik in de loop van de tijd bij bezoeken gezien heb van ouderen in de parochie die op hoge leeftijd een kleinkind of achterkleinkind in de armen namen. Wat een troost als je weet dat het leven doorgaat, als jij je ogen eens moet sluiten.
Het is telkens weer prachtig om te zien hoe grijsaards in de supermarkt even in de kinderwagen kijken van een moeder die boodschappen doet. Hoe op die gerimpelde gezichten een blije glimlach verschijnt en hoe ze lieve woordjes tegen de baby zeggen. Elk kind is nieuw leven. Elk kind zet het avontuur van God met de wereld door. Elk kind is reden tot hoop.
Simeon mocht dat unieke kind in de armen nemen dat onze wereld voor eeuwig hoop heeft gegeven. Dat kind, de Christus, de Gezalfde van God, dat alle mensen toelacht omdat het ons vertelt dat we niet op weg zijn naar ondergang en duisternis, maar naar het licht en het rijk van God.
Laten we het voorbije jaar ook zien in het licht van die belofte. En laten we ook met dat perspectief vol hoop het nieuwe jaar ingaan. Als kinderen van het licht, geroepen tot het eeuwig licht.
Heel mooi klinkt in het getijdengebed van de kerk in het gebed voor het slapen gaan elke dag: “Nu laat Gij, Heer, uw dienstknecht in vrede gaan. Mijn ogen hebben uw heil aanschouwd dat gij bereid hebt voor alle volken”. Moge dat ook ons gebed zijn aan het einde van dit jaar. Amen
Martin Los
Schriftlezingen voor deze zondag in het r.k. lectionarium
*) 1e lezing: Genesis 15:1-6; 21:1-3
**) Brief aan de Hebreeen 11:8-11,12,17-19
***) Evangelie: Lucas 2:22-40
Afbeelding: Rembrandt van Rijn: Simeon