Het menselijk hart en de statistiek

Preek op de 30e zondag door het jaar 27/28 oktober 2018 Mariakerk en Willibrordkerk

Jezus sprak tot hem: ga, uw geloof heeft u genezen’ 1)
Lieve zusters en broeders, iemand die blind en arm was, was totaal afhankelijk van wat anderen hem toewierpen. Hij hield de hele dag zijn hand op voor de voorbijgangers en riep: ‘heb medelijden met mij’. Vaak was dat tegen dovemansoren. Af en toe voelde hij een geldstuk in zijn hand gelegd worden. Dan sprong zijn hart even op. Een miserabel en uitzichtloos bestaan.
Maar opeens komt daar Jezus voorbij met een grote stoet mensen. Jezus had Jericho met zijn leerlingen bezocht, nu vertrok hij weer. Op de één of andere manier voelt de blinde man: ‘dit is nu of nooit’. Hij houdt zijn hand niet haastig op in de hoop op een buitenkansje vanwege de menigte voorbijgangers. Maar hij roept die ene over wie hij heeft horen spreken in de stad: “Jezus, Zoon van David heb medelijden met mij”. En als de mensen het hem verbieden, schreeuwt hij des te harder: ‘Zoon van David heb medelijden met mij!’.
De blinde man vraagt niet meer om een aalmoes om die dag in zijn onderhoud te voorzien. Hij hoopt op meer, een hoop dat hij zijn hele leven lang gekoesterd heeft tegen alle verwachtingen in. Hij verlangt niet langer aan de kant te zitten. Hij verlangt mee te mogen doen. Dat zijn leven betekenis heeft. Nu ziet hij die betekenis niet.
‘Heer, heb medelijden met mij. Heer, ontferm u over mij’. In het Grieks: Kyrie eleison. Het is de hartenkreet van de kerk. Elke eucharistieviering beginnen we ermee. Zo vereenzelvigen we ons telkens met Bartimeus die blind en berooid aan de kant zit. We roepen vanuit de nood van de wereld. We roepen vanuit onze eigen beperkingen en teleurstellingen. We twijfelen aan de zin van het bestaan. We kunnen het kwaad en de ongelijkheid in de wereld niet rijmen met het bestaan van God.We roepen uit de grond van ons hart: Heer, heb meelijden met ons”. Als wij geloven, betekent dit niet dat we Gods barmhartigheid niet langer nodig hebben. Geloven betekent dat we begrepen hebben dat we niet zonder die barmhartigheid kunnen, de mensheid niet, de kerk niet, wij persoonlijk niet.
U hebt vast wel het nieuws van deze week gehoord. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bracht naar buiten dat voor het eerst het aantal niet-gelovigen mensen, groter is in ons land dan het aantal mensen dat zich nog verbonden voelt met een kerk of godsdienst.
Het onderzoek toont aan wat wij allemaal al zelf ondervinden, dat de kerk krimpt. Maar zijn daarmee al die andere mensen niet meer gelovig of religieus? Verlangen zij niet naar God? De man of vrouw die na een drukke werkdag in bed ligt, met de ogen naar het plafond staart, in de knoop met zichzelf ligt en innerlijke schreeuwt om een antwoord, is die ongelovig? De jongere die zichzelf niet in de hand heeft, ruzie met zijn ouders, zijn leidinggevende, er niet uitkomt en boos is op zichzelf, en innerlijk roept: “help mij?” is die ongelovig? Zij roepen vanuit hun verlatenheid een macht aan die groter is dan zij.
Veel mensen zullen zich niet gelovig willen of durven noemen, omdat de kerk voor hen te ver van hun leven afstaat, en omdat ze het woord God of de naam Jezus niet kunnen of durven verbinden met hun verlangen naar verlossing. Maar zijn ze daarmee ‘ongelovig?” Gaat de statistiek over het hart van mensen? Mensen herkennen hun verlangen naar zin en betekenis in hun leven misschien niet als geloof. Maar God die de harten kent, herkent het verlangen naar Hem. Zoals Jezus die Bartimeus bij hem roept.
Hij stopte de blinde bedelaar niet iets toe uit de geldzak die Judas bij zich droeg ten behoeve van het onderhoud van Jezus en zijn leerlingen. Want Jezus zelf leefde net als een bedelaar ook van de gaven die men hem toestopte. Hij roept Bartimeus bij zich. Hij richt hem op. Hij doet ertoe.
Onmiddellijk weet Bartimeus dat Jezus zijn diepste verlangen heeft verstaan. Hij rent op de Heer toe. “Wat wil je dat ik voor je doe?’ is het antwoord van Jezus op de hartenkreet van de blinde man ‘Heer, heb medelijden”. “Dat ik kan zien”. Dat ik uw gezicht mag zien. Dat ik mee mag doen. Dat mijn leven weer zin heeft.
Lieve zusters en broeders, geloven betekent niet dat wij het antwoord op alle vragen weten in tegenstelling tot hen die niet geloven of niet tot de kerk behoren. Wij zijn niet een club van volmaakten. Wij tasten ook vaak in het duister bij plotselinge tegenslagen of onbegrijpelijke wendingen in ons leven. Wij kunnen ook in de knoop zitten met onszelf. Geloven betekent wel, dat we de juiste vraag hebben leren kennen. Dat is de hartenkreet van de blinde man: “Heer, heb medelijden met mij!’ Heer, wij komen er niet uit. We voelen ons klein tegenover de ellende in de wereld. We weten geen raad met de polarisatie en de haat die mensen tegen elkaar uitspeelt. De ongelijkheid.
Geef dat we U mogen zien, dat u ons nabij bent en ons kent zoals geen ander. Heer, open onze ogen voor U en voor alles wat we in uw licht mogen doen om als Gods kinderen te leven. Dat wij ook zelf barmhartig mogen zijn voor elkaar.
“Ga, je geloof heeft je genezen!’ antwoord Jezus Bartimeus ‘en terstond kon hij zien en sloot zich bij Hem aan”.
Vaak voelen wij ons ook net als die Bartimeus. Zonder uitzicht en hoe het verder moet. Maar het geloof is onze redding: dat we schreeuwen kunnen: “Heer, heb medelijden met mij!” Misschien doen we dat wel te weinig om te ervaren wat geloven is. Amen

Pastoor Martin Los
1) Evangelie van deze zondag: Marcus 10:46-52
Afbeelding: Jesus møter Bartimeus by ErikRo

Levensvragen

Preek op de 28e zondag door het jaar op 14 october 2018 Mariakerk en Willibrordkerk

‘Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen?” 1)
Lieve zusters en broeders, de man die deze vraag aan Jezus stelt werpt zich op de knieën voor Jezus. Dat onderstreept de ernst van de vraag voor deze man.
Het gebeurt buiten op straat. Iedereen kan het zien. Een aanzienlijke rijke goede geklede man vernedert zich voor Jezus om eindelijk een antwoord te krijgen op de vraag waar hij al lang mee worstelt: ‘Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen?’.
Deze vraag behoort tot de categorie levensvragen waarmee we allemaal vroeg of laat als mens mee te maken krijgen: ‘hoe kan ik een leven leiden waar ik nooit spijt van krijg? Hoe is leven zoals het werkelijk bedoeld is, en wat moet ik doen om er deel aan te krijgen? Waar vind ik het antwoord op mijn leven dat werkelijk voldoening geeft? Leven is al zijn volheid?’
De vraag kan voortkomen uit een gevoel van onvrede met het leven dat we tot nu toe leiden. Een verslaving waar we vanaf willen om weer vrij mens te zijn. Verkeerde keuzes die we gemaakt hebben. Soms ook het gevoel dat ons leven te vlak was en we kansen gemist hebben die er waren.
De man die voor Jezus op de knieën valt worstelt met deze levensvraag. Het knaagt aan hem. Hij is van binnen diep ongelukkig hoewel massa’s mensen hem benijden om zijn aanzien en zijn rijkdom.
Nu hij de kans krijgt Jezus te ontmoeten, denkt hij: het is nu of nooit. Als een kundige heelmeester van de ziel voelt Jezus hem eerst even geduldig aan de tand: “wat noem je mij goed. Niemand is goed dan God alleen”. Met andere woorden: ‘besef je goed dat alleen God echt antwoord kan geven op jouw vraag? Zie je in mij het aangezicht van God die de harten kent?’ Voor de vraag naar het leven zelf moet je bij degene zijn die groter is dan het leven. Is dat niet God?
Het is als in een biechtgesprek waarbij de priester toehoort en helpt, maar iemand zijn hart uitstort voor God.

Dan begint Jezus aan de ontleding van de reden waarom de man ongelukkig is.
“Je kent de geboden: ge zult niet doden, ge zult geen echtbreuk plegen enz’ Die geboden overtreden maakt de ieder mens ongelukkig is omdat er iets aan je geweten knaagt. Tenzij je je geweten helemaal uitschakelt.
“Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af aan” zegt de man eerlijk en zonder enige zelfvoldaanheid. Hij is een vroom en deugdzaam mens. En toch is hij doodongelukkig.
Nu ligt zijn ziel helemaal bloot voor Jezus die als een kundig chirurg van het innerlijk te werk gaat.
“Het woord van God’ hoorden we in de Hebreeenbrief ‘is levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en het dringt door tot het raakpunt van ziel en geest. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens”. 2)
Wanneer wij mensen ongelukkig zijn met ons leven, dan is dat geen teken dat God ons veroordeelt en afwijst. Het is zijn klop op de deur van ons hart om voor Hem open te doen en zijn hand te grijpen.
“Jezus sprak hem liefdevol aan en zei: “één ding ontbreekt u: verkoop uw bezit en geef het aan de armen. Dan bezit je een schat in de hemel. En kom dan terug om mij te volgen’.
‘Lieve man, je bent zo ongelukkig omdat je vast zit aan je rijkdom. Daarom ben je ondanks je welvaart niet gelukkig. Dan kun je maar één ding doen: verkoop je rijkdom en geef het aan de armen en kom dan terug’
Vaak wordt deze uitspraak van Jezus opgevat als een afwijzing van rijkdom. Maar dat is te kort door de bocht. Inderdaad wordt op vele plaatsen in de bijbel gewaarschuwd voor rijkdom. En veel teksten bevatten kritiek op rijken. Je kunt inderdaad rijkdom heel verkeerd gebruiken. Maar je kunt met wat je meer bezit dan je zelf nodig hebt, ook veel goeds doen.
Jezus bedoelt: rijkdom kan verhinderen dat je echt vrij mens bent, door de angst je bezit kwijt te raken; doordat de zorg ervoor je hele leven in beslag neemt.

‘Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het koninkrijk van God binnen te komen’. Dan kan je beter radicaal breken met je rijkdom, want het verhindert je om echt te leven. Het verhindert je om blij en gelukkig te leven als een kind van God. Een kind van God verheugt zich erover dat God voor haar zorgt. Heel veel armen hebben die ervaring, ondanks hun armoede. Telkens als je als mens vindt dat je leven eigenlijk alleen maar bij jou zelf veilig is, doof je de vreugde en voed je de onvrede. Telkens ontneem je jezelf dan de kans om Gods zorg en vriendschap voor jou te ervaren.
Die zorg en vriendschap maakt pas echt gelukkig. Ze schenkt de ware wijsheid van hart. We hoorden het in de lezing uit het boek van de wijsheid: ‘in vergelijking met de wijsheid beschouwde ik rijkdom als niets”.3)
Moge onze Heer Jezus ons allemaal liefdevol aanzien en ons genezen van wat ons innerlijk verhindert gelukkig te zijn als kinderen van God. Amen

(c) Martin Los
1) Evangelie van deze zondag: Markus 10:17-30
2) 2e lezing van deze zondag: brief aan de Hebreeën 4:12,13
3) 1e lezing van deze zondag: Wijsheid 7:7-11
afbeelding: https://vibi.at/de/der-reiche-juengling