Het koninkrijk van de angst

Aan het einde van het jaar 2018 verscheen een nieuw boek van de bekende Amerikaanse filosofe Martha C. Nussbaum. Oorspronkelijke Engelse titel “Monarchy of fear’ uitgegeven 2018 door Simon&Schuster.
Opvallend is dat Nussbaum niet gekozen heeft voor de titel Kingdom of fear zoals de Nederlandse titel suggereert. Dat is niet toevallig. Zij ziet angst op sociaal en politiek terrein als een emotie die op den duur alles aan zich ondergeschikt maakt, en de oorsprong is van andere emoties zoals woede, walging en afgunst.  Angst is een alleen heerser (monarch) die de overhand krijgt in tijden van onzekerheid. Als maatschappelijk zeer betrokken filosofe maakt Nussbaum zich grote zorgen over de opkomst van het populisme in Amerika en in vele andere landen. Hoewel duidelijk is dat haar hart ligt bij de Democraten maakt ze bezwaar tegen het comfortabele idee van de links-liberalen dat de mensen die op populistische partijen en personen stemmen niet met hun tijd zijn meegegaan, de vooruitgang in de weg staan en chronisch ontevreden zijn. Met name in de provincies lijden veel mensen onder armoede, werkeloosheid, gebrekkige zorg en onderwijs, gebrek aan perspectief. Hun zorgen zijn dus terecht en dienen serieus genomen te worden door de politiek. Onzekerheid leidt tot angst. We moeten deze angst niet bagatelliseren. Want angst kan hele bevolkingsgroepen in zijn greep krijgen. Daarom moeten de politici zich de zorgen van de mensen en groepen waar de klappen vallen, aantrekken en uit hun bubbel stappen. Er moeten concrete maatregelen ter verbetering getroffen te worden. Het zal zeker niet altijd mogelijk zijn om op korte termijn het lot van de mensen wiens situatie verslechterd is ten gevolge van de globalisering, voldoende te verbeteren. Maar aandacht en kleine maar zichtbare stappen kunnen helpen de angst te verminderen of weg te nemen. Het laatste hoofdstuk beveelt de hoop aan als beste geneesmiddel tegen de angst, samen met liefde en vertrouwen in een visie zoals Martin Luther King “I have a dream’ de mensen gaf.
De angst als alleenheerser brengt tenminste drie andere emoties voort: woede, walging en afgunst. Alle drie zijn ze in staat om mensen, groepen en verhoudingen in de samenleving te vergiftigen op een manier die in tijden van onzekerheid zichtbaar worden. In haar grote werk ‘Upheavals of Thought (2001) behandelt Nussbaum emoties als boodschappers en gevoelens met een rationele betekenis. Anders zou zij trouwens geen filosoof maar psycholoog zijn. Zij heeft daarna verscheidene boeken gewijd aan een bepaalde emotie zoals aan Woede (Anger and Forgiveness, 2016) en Schaamte en walging (Hiding from humanity, 2004). In haar nieuwe boek verwijst ze reelmatig naar deze boeken.
Woede is volgens haar een kind van de angst. Omdat woede vaak vergelding eist verhindert ze verzoening die nodig is om als totale bevolking toekomstperspectief te hebben. Walging leidt meestal tot uitsluiting van anderen mensen en bevolkingsgroepen. En afgunst als gevolg van angst leidt tot gevaarlijke projecties op personen met een andere cultuur, religie, huidskleur. Bijzondere aandacht schenkt Nussbaum aan seksisme en misogynie waarachter zij angst ziet van mannen – die altijd het monopolie hebben gehad –  voor vrouwen als concurrenten op de werkvloer en op leidinggevende functies of welk maatschappelijk terrein dan ook.
Door haar boek Koninkrijk van de Angst probeert Nussbaum ons bewust te maken van de invloed van emoties op ons politieke en sociale leven. Ze doet dit niet vanuit intellectuele verwaandheid, maar vanuit oprechte bezorgdheid en empathie. Haar pleidooi voor de hoop als basis voor een uitweg uit de monarchie van de angst, komt niet wereldvreemd over. Het boek ademt zelf deze hoop. Bijzonder is dat Nussbaum ook de religie aanwijst als belangrijke bronnen van troost en hoop voor mensen in kritieke levenscrises, mits ze de liefde, gerechtigheid en vrede die zij predikt ook praktiseert in de omgang met anderen. Oog hebben voor angst in de samenleving en tegelijk niet wanhopen, maar met vele kleine stappen en soms grote, werken aan vreedzame, gezonde samenleving, is de passie van Martha Nussbaum.


Martin Los

“En God sprak…..”

Preek op de 3e zondag door het jaar op 27 januari 2019 in Mariakerk en Willibrordkerk

‘Wij allen zijn in de kracht van één en dezelfde Geest één lichaam geworden en allen werden we gedrenkt met één Geest’ 1)
Lieve zusters en broeders, na elke schriftlezing zegt de lector of de priester: ‘woord van de Heer’ en wij antwoorden gezamenlijk met de uitroep: ‘wij danken God’.
Lang geleden, al in de voorchristelijke tijd, in de tijd van de priester Ezra werd de voorlezing uit de boeken van Mozes omgeven met acclamaties van dankbaarheid en grote vreugde. ‘Ten aanschouwen van heel het volk opende Ezra het boek. Op dat ogenblik gingen allen staan. Ezra prees de Heer, de grote God, en heel het volk antwoordde: “Amen. 2)
Het is de uitzinnige ervaring van het volk van God, dat God tot ons spreekt. Want hoe zouden wij God kunnen horen? God spreekt tot ons in mensenwoorden, in de taal van mensen, woorden die opgeschreven staan en voorgelezen worden. Dat is een adembenemend mysterie. Een mysterie waarvan we ons lang niet altijd bewust zijn. Omdat we van kind af aan vertrouwd zijn met de verhalen uit de Bijbel, de woorden van de profeten, de psalmen, en apostelen en het Evangelie. We weten vaak al wat er komt.
Maar soms worden we plotseling overweldigd door een woord van Jezus, of een psalmtekst. Dan kunnen ons de tranen in de ogen schieten. Niet van droefheid, maar omdat dit woord in onze oren klinkt als rechtstreeks tot onszelf gericht en deze tijd. “Het hele volk was in tranen uitgebarsten toen ze de woorden van de Wet hoorden” vertelt het verhaal van Ezra.
Een Joodse jongen die later een beroemde rabbijn werd mocht als twaalfjarige voor het eerst voorlezen uit de Bijbel in de synagoge. Hij mocht helemaal bij het begin beginnen: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed. En God sprak…’ (Genesis 1) Op dat moment werd de jonge uitzinnig. Hij stootte onverstaanbare klanken uit. Ze konden hem niet tot bedaren brengen. Ze konden niets anders dan hem in een zijkamertje zetten tot hij stil was geworden. Toen ze na een tijdje niets meer hoorden, haalden ze hem op. Ze vroegen: “waarom raakte je nou zo buiten zinnen?” “En God sprak’ riep hij uit.
Dat God spreekt, waardoor alles ontstaan is, en dat wijzelf onze God mogen horen spreken door zijn Woord is een onbeschrijfelijk wonder. Daarom – ook al raken we niet steeds in extase –  na elke lezing antwoorden we met de uitroep: “wij danken God’.
God spreekt tot ons door zijn woord in mensentaal. Maar het komt niet als een dictaat uit de hemel. “De levieten aanbaden de Heer met het gezicht naar de grond. Ze lazen uit het boek van Gods wet, legden het uit en verklaarden het”.
Er is dus altijd uitleg nodig. We mogen vragen stellen bij de teksten. Daarom volgt in de liturgie na de Evangelielezing altijd de preek, om de woorden uit te leggen. Het zijn immers woorden van tweeduizend jaar geleden en langer. Woorden uit een andere cultuur. Vertaald in onze taal, maar onze taal verandert ook steeds, woorden en uitdrukkingen raken in onbruik. Daarom is er altijd goede uitleg nodig. Maar we willen ook weten wat de woorden betekenen voor ons leven zelf, voor ons doen en laten. Als Paulus ergens schrijft dat ‘vrouwen in de samenkomst moeten zwijgen” dan mogen we dat niet zomaar overzetten naar onze tijd. Want eerst moeten we weten waarom hij dat schreef, in een heel andere tijd en cultuur, en vervolgens moeten we het vertalen naar ons tijd. Grote kans dat diezelfde Paulus nu zou schrijven: “vrouwen moeten spreken in de samenkomst anders doet de gemeente zichzelf te kort”.
God spreekt tot ons in mensentaal. Maar dat kan niet zonder vragen en zonder uitleg en zonder actualisering.
In de katholieke traditie kennen we daarom naast de Bijbel de leer van de kerk. Deze leer van de kerk is de neerslag van de kerk van alle tijden in gesprek met de Bijbel. Maar ook deze leer blijft in ontwikkeling door voortschrijdend inzicht en door nieuwe vragen van een nieuw generatie gelovigen.
Hoe kan dat nou, dat het Woord van God eeuwenoud is en tegelijk verrassend nieuw? Dat is het werk van de Heilige Geest. De Geest van Gods liefde. Daardoor zijn we als gelovigen één ondanks alle verschillen in tijd, taal en cultuur. Dat is de gave van Christus aan zijn kerk. Het is zijn kerk, zijn lichaam, zijn bruid.

‘Wij allen zijn in de kracht van één en dezelfde Geest één lichaam geworden en allen werden we gedrenkt met één Geest’.
Nogmaals. God spreekt tot ons, in mensentaal. Daarbij is de voorlezing, de uitleg en de actualisering van mensen nodig. Dat wonder voltrekt de Heilige Geest. Het is de Geest die door de woorden heen tot onze eigen geest spreekt, de geest die we gekregen hebben bij onze doop door het kindschap van God. God spreekt tot ons als een liefhebbende vader en moeder.
Jezus ging naar zijn gewoonte naar de synagoge. Hij stond op om voor te lezen. Ze reikten hem de rol van Jesaja aan. Hij las: “De Geest des Heren is op Mij omdat Hij mij gezalfd heeft; om aan armen de blijde boodschap te brengen……” 3) Daarna ging hij zitten en gaf als uitleg en toepassing: “heden is dit schriftwoord in uw eigen oren vervuld”.
God, de Vader heeft bij de doop Jezus aangewezen als zijn geliefde Zoon door de Heilige Geest. Als wij naar Hem luisteren als het vlees geworden Woord van God, hebben we deel aan diezelfde Geest. Wat een reden tot blijdschap. Dan zullen we de woorden uit de bijbel niet gebruiken om anderen mee om de oren te slaan en pijn te doen en we zullen de leer van de kerk niet gebruiken om anderen de waarheid te zegen. We zullen vol verwondering en dankbaarheid en liefde luisteren. Dan zullen we de goede vragen stellen, in elk tijd opnieuw, om deel te hebben aan het ongelofelijke avontuur van het Woord van God door de tijden, dat de kerk heet. “En God sprak…..”. Amen

(c) Martin Los

Lezingen tijdens de eucharistie op de 3e zondag door het jaar C
1) 2e lezing: I Korinthiërs 12:12-30
2) 1e lezing: Nehemia 8:2-10
3) Evangelielezing: Lukuas 4:14-21