De grond rond de onvruchtbare vijgenboom omspitten en bemesten

Preek op de 3e zondag in de Veertigdagentijd in Mariakerk en Willibrordkerk 34/24 maart 2019

“Heer, laat de vijgenboom dit jaar nog staan. Dan zal ik de grond omspitten en hem mestgeven. Als hij dan nog geen vrucht draagt moogt hem omhakken” 1)
Lieve broeders en zusters, we hebben een vreemde week achter de rug. De enorme overwinning bij de Provinciale Statenverkiezingen van een nog jonge partij die mensen met een andere taal, huidskleur en religie lijkt te zien als bedreiging van de Nederlandse beschaving. Vinden echt zoveel Nederlanders anderen een bedreiging? En is dát onze beschaving? En hoe pijnlijk moet dat niet overkomen op de mensen met een etnisch andere achtergrond? Hoe kan dit nou? We zijn toch allemaal mensen? Zo voelen we ons op onszelf teruggeworpen met allerlei vragen.
En aan het begin van de week de gruwelijke aanslag in onze eigen stad Utrecht met doden en gewonden. Een aanslag niet alleen op de willekeurige slachtoffers, maar op onze hele samenleving. Door het verdriet en de pijn dat iemand zoiets kan doen en dat zoiets onschuldige mensen uit ons midden zomaar kan treffen, worden we ook op ons zelf teruggeworpen. Ook raakt het ons dat bij aanslagen als in Utrecht, maar ook in het Nieuw-Zeelandse Christchurch, onmiddellijk beschuldigingen naar bepaalde bevolkingsgroepen gaan. Die tragische gebeurtenissen zouden niet plaatsgevonden hebben, zegt men, indien als ze geen voedingsbodem hadden in de extreme opvattingen van anderen met een andere huidskleur of religie, zowel links als rechts.
We hebben als mensen grote moeite om pijnlijke gebeurtenissen een plek te geven. Natuurlijk. Daar zijn we kwetsbare mensen voor. We zoeken vrijwel meteen naar oorzaken en naar schuld, bij de overheid, of bij partijen met een andere visie of bij bepaalde bevolkingsgroepen. Zo wordt een tragedie oorzaak van onvrede en haat.
In de tijd van Jezus was het niet anders. Ook toen was gruwelijk onrecht en waren er tragedies. De mensen klampen Jezus er over aan. Hij kent hun gedachten. Wij, mensen, leggen altijd meteen een verband van oorzaak en gevolg. Zijn mensen bedolven onder een toren. Dan moet er toch wel een aanleiding voor zijn. God laat toch niet zomaar zoiets gebeuren?
Maar waar is bij de vraagstellers, toen en nu, in ’s hemels naam het medeleven met de arme stakkers en hun familie? Hebben we daar onze handen niet vol aan? Nee, er moet een verband zijn, vinden we, dingen gebeuren niet zomaar. Het moet kloppen, dan kunnen we weer verder leven. Ja, verder leven, maar hoe?

1) “Als jullie niet tot bekering komen zullen jullie allen op dezelfde wijze omkomen” antwoord Jezus. Het is een koude douche, met de bedoeling mensen wakker te schudden. Natuurlijk wordt je als mens op jezelf teruggeworpen wanneer je geconfronteerd wordt met onbegrijpelijke gebeurtenissen zoals aanslagen en ongelukken. Maar dat is geen reden om te gaan speculeren en ergens de schuld te leggen. Op je zelf teruggeworpen is juist een goede gelegenheid om te ervaren dat je ook een mens bent, met gevoel, met een hart. Je kunt meeleven. Delen in verdriet. Stil staan bij hoe kostbaar elk mensenleven is, ongeacht huidskleur of afkomst. En vervolgens je kunt ook denken: ik mag van geluk spreken dat het mij niet is overkomen? Ik heb alle reden om mijn leven weer als geschenk te ervaren. Ik neem me meteen voor een beter leven te gaan leiden. Ik ga vriendelijker zijn voor mijn omgeving. Ik ga werken aan een betere wereld. Ik open mijn hart ook weer voor de liefde van God aan wie ik mijn leven en dit bestaan dank. Op deze manier ontdekken we een nieuwe zin in ons leven. En wij allemaal samen, met elkaar.

“Als jullie niet tot bekering komen zullen jullie allen op dezelfde wijze omkomen” antwoord Jezus op alle speculaties en zoeken naar oorzaak en gevolg, op alle verwijten aan elkaar en aan het adres van God. Hij bedoelt niet dat we allemaal een ongeluk krijgen, maar dat we de kans lopen onze ogen ooit te sluiten zonder wakker te zijn geworden, zonder de kans gegrepen te hebben ons leven met nieuwe ogen te zien en op een nieuw manier te beleven.
Wat gaan wij doen na deze vreemde week? Zullen we allemaal met andere ogen naar onze buren kijken met een andere huidskleur, taal en cultuur? Meer als medemensen met wie we samenleven als burgers van dit land? Laten we ook bedenken dat rond de aanslag in Utrecht mensen van álle, ik herhaal álle bevolkingsgroepen, ontdaan en verdrietig zijn. Laten we elkaar in de ogen kijken met respect. In plaats van dat we verder gaan met angst voor elkaar en verwijten. Dat is toch een prachtige hoopvolle opdracht.

We moeten niet volharden in zelfgenoegzaamheid. Dat is ook de boodschap van Paulus tegenover mensen die zichzelf op de borst kloppen vanwege hun eerbiedwaardige tradities. ‘Denk erom’ houdt Paulus hen voor: ‘onze vaderen gingen allemaal door dezelfde zee onder dezelfde wolk, ze dronken allemaal uit dezelfde bron’ 2) maar velen vielen af vanwege hun verkeerde gedachten en hun ontevredenheid.
We horen ook in onze tijd mensen zich beroepen op de traditie, dat we trots op moeten zijn op onze Joods-christelijke traditie. We horen zeggen dat die traditie bedreigd wordt door mensen met een andere etnische achtergrond. Maar is juist die traditie niet dat we barmhartig voor elkaar moeten zijn; dat we allen ongeacht afkomst en taal kinderen van God zijn. Dat Christus mensen van alle rassen en talen verenigt? Is dat niet onze traditie die we vieren in de eucharistie dat Christus zijn leven heeft gegeven uit liefde voor de mensen, en dat we ook elkaar moeten liefhebben? Zonder liefde en hoop voor iedereen is de Joods-christelijke traditie een dode traditie. Een karikatuur van het Evangelie.

Onze God is de levende God die ons wegroept uit de zelfgenoegzaamheid en vanzelfsprekendheden, weg uit alle speculaties en denken in termen van oorzaak en schuld. Laat het afschuwelijke drama  vlak bij huis deze week een wake up-call zijn zoals bij Mozes en de brandende braamstruik 3). God die ons roept, God die er is voor ons, hier en nu. Geen dode God, geen God van vroeger. Maar Hij die is. Zolang we leven hebben we elke dag reden ons te bekeren en te beteren. We bestaan in Gods geduld. We leven van zijn vergeving en genade. “Heer, laat de vijgenboom dit jaar nog staan. Laat mij eerst de grond eromheen omspitten en er mest opbrengen. Misschien draagt hij dan volgend jaar vrucht ”. Dat is het verhaal van passie en hoop. We kunnen niet zonder. Amen.

(c) Martin Los

Lezingen volgens het universele rooster van de r.k. kerk voor deze 3e zondag in de Veertigdagentijd op weg naar Pasen
Evangelie: Lucas 13:1-9
2e lezing: I Korintiërs 10:1-6,10-12
1e lezing: Exodus 3:1-15



Niet bij brood alleen

Preek op de 1e zondag van de Veertigdagentijd 10 maart 2019 Mariakerk en Willibrordkerk

“De mens leeft niet van brood alleen’ 1)
Lieve zusters en broeders, Mozes geeft de Israëlieten voordat ze het beloofde land beginnen gaan, een bijzondere opdracht mee, zo hoorden we. 2) De Israëlieten moesten vanaf het moment dat ze het beloofde land binnentrokken een ritueel voltrekken. Als het graan rijp is, moet de landbouwer op de plek waar dat het graan het eerst rijp is – zoiets als bij het vinden van het eerste kievietsei – een armvol korenaren afsnijden. Daarna moet hij de korf met aren naar het heiligdom brengen – in een feestelijke processie, denk ik – en aanbieden aan de priester bij het altaar. Dan zal hij tegenover God belijden: “mijn vader was een zwervende Arameeër” – verwijzing naar aartsvader Jakob –  hij werd in Egypte een groot volk, maar de Egyptenaren verdrukten ons en legden ons slavenarbeid op. Maar wij riepen tot God. Hij heeft ons bevrijd en ons dit land geschonken. “Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de aarde die Gij, Heer, mij hebt geschonken”.
Zo herinnerde heel het volk zich elk jaar de wonderlijke bevrijding uit de slavernij door God en ook dat het de grond en alles wat het voortbracht aan God te danken had. Deze levende traditie is en gebaar van dankbaarheid en nederigheid. Van dankbaarheid want een heel volk dankt God elk jaar zijn vrijheid aan God. Van nederigheid – of liever gezegd ‘bescheidenheid’ – want de mensen danken de aarde en de opbrengst allereerst aan God. Ze plaatsen niet de eigen economie en productiecijfers voorop, maar ze zien in alles een geschenk van God. Het is een prachtige manier om je bewust te blijven dat een mens meer is dan iemand die ploetert voor zijn dagelijks bestaan. Meer is dan een consument van goederen. “Een mens leeft niet van brood alleen”. We zijn voor alles voorwerp van Gods liefde en genade. En dat moet ook uitmonden in dankbaarheid naar elkaar in de samenleving. Want we hebben elkaar allemaal nodig, en we moeten elkaar allemaal gunnen te delen in de opbrengst van de aarde en in de vreugde van het bestaan.

In zo’n visie past het niet om rijkdom aan jezelf te danken en de armoede als eigen schuld van de armen. In zo’n overtuiging past het niet om wrok te koesteren tegen andere bevolkingsgroepen met een andere huidskleur, afkomst, of cultuur. We genieten als burgers van ons land stemrecht. We mogen binnenkort naar de stembus. Laten we daar onze stem uitbrengen vanuit diezelfde dankbaarheid en bescheidenheid als van de man die met de korf met aren in zijn arm uitsprak: ‘mijn vader was een zwervende Arameer’.
Dit hele ritueel van de korf met aren voor het altaar vertelt een verhaal dat doorgegeven wordt van generatie op generatie. Het vertelt dat we onze vrijheid te danken hebben aan het geloof in God en dat we de aarde en het brood uit de aarde danken aan God die ons liefheeft en het geluk gunt. Want ‘de mens leeft niet van brood alleen’. Wij mensen verlangen naar zin en betekenis in ons leven. Daar hebben we het verhaal van God en mensen voor nodig. Anders redden we het met al ons bezit en luxe niet. Dan stranden we in de leegte en zinloosheid. Alleen met dankbaarheid en nederigheid redden we het. We zijn niet in de wereld geworpen om de medemens alleen als concurrent te zien in een strijd om wie het sterkste is.
Dat is ook de les die Jezus ons voorhoudt in het Evangelie: ‘de mens leeft niet van brood alleen’. Dat is trouwens en aanhaling uit de Heilige Schrift, uit het vijfde boek van Mozes.
Jezus geeft in het verhaal van de verzoeking in de woestijn een les in nederigheid door de nederigheid zelf te zijn. Hij laat zien dat hij een echte leerling is. Want hoe weert onze Heer de verleidingen van de duivel af? Alle drie de keren dat de duivel probeert een wig te drijven tussen Jezus en God, antwoord Jezus met een citaat uit de Bijbel. Hij past geen ingewikkelde bezweringen toe die geen mens hem zou kunnen nadoen. Hij prikt door de zeepbellen van de duivel heen met bijbelcitaten die iedereen kent en die ouders door de eeuwen heen aan hun kinderen hebben doorgegeven.

Aan het eind van de veertig dagen vasten Jezus heeft honger en de duivel zegt: ‘Als je de Zoon van God bent, beveel dan die steen daar dat hij in brood verandert’. Antwoord van Jezus:  er staat geschreven – er staat geschreven, iedereen kan het lezen! – ‘de mens leeft niet van brood alleen’ ,
De duivel voert hem op een hoge berg en zegt: ‘ik zal u macht geven over al deze heerlijke gebieden als ge mij aanbidt’. Antwoord van Jezus: ‘er staat geschreven – er staat geschreven, iedereen kan het lezen! : ge zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen’
De laatste keer neemt de duivel hem mee naar de tempelmuur. Hij beroept zich zelfs ook op de Schrift: “als ge de Zoon van God zijt, werp u dan naar beneden. Want er staat geschreven: “aan zijn engelen zal hij bevel geven u te beschermen en zij zullen u op handen dragen”. Antwoord van Jezus: er is gezegd: ge zult de Heer uw God niet op de proef stellen’ Daarmee geeft de duivel het op.
We komen ook in aanraking met allerlei verleidingen. Eenvoud, nederigheid en dankbaarheid zijn voldoende afweer tegen verleidingen die een wig tussen God en ons en ons geluk te drijven. Als we dreigen te kiezen voor eigen succes ten koste van anderen verkopen we onze ziel aan de duivel. Maar nederigheid maakt dat we hart voor anderen houden. Als we dreigen te kiezen voor een nationalisme, at anderen uitsluit, boven vrijheid en gelijkheid voor iedereen, verliezen we ook God uit het oog en zullen we ooit de wrange vruchten daarvan plukken.
“De mens leeft niet van brood alleen”. Het is eigenlijk zo eenvoudig. We gaan weer op weg naar Pasen, het feest van de Verrijzenis, de overwinning van het leven op de dood. Veertig jaar verbleef het volk in de woestijn. Veertig dagen gaan wij op weg om met Pasen te danken voor het nieuwe leven dat Hij ons door de doop en het geloof schenkt. Ja, we mogen zelf de eerstelingen van de oogst zijn, een nieuwe schepping, bewoners van een nieuwe hemel en een nieuw aarde. Amen

Martin Los

Schriftlezingen volgens het liturgische leesrooster voor zon- en feestdagen op de 1e zondag van de Vastentijd

1) Evangelielezing: Lukas 4:1-13
2) 1e lezing: Deuteronomium 26:4-
10