Geen sport zonder inspanning

Preek op de 21ste zondag door het jaar C zaterdagavond 24 en zondag 25 augustus in de Mariakerk en Willibrordkerk

“Denkt eraan:  er zijn laatsten die eersten en eersten die laatste zullen zijn”.1)
Lieve zusters en broeders, u zult bij de voorlezing van de teksten uit de Heilige Schrift vandaag verscheidene keren uw wenkbrauwen gefronst hebben. “de Heer tuchtigt degenen die Hij liefheeft, Hij straft ieder die Hij als zijn kind erkent” 2e lezing 2) of “Spant u in tot het uiterste om door de nauwe deur binnen te komen. Velen zullen proberen binnen te komen, maar zij zullen daar niet in slagen” (Evangelie).
De katholieke Kerk leest op zon- en feestdagen over een periode van telkens drie jaar bijna de hele Bijbel voor in de eucharistie. Ze heeft dus niet gekozen om alleen gemakkelijk in het gehoor liggende teksten voor te lezen. Ze doet dat niet uit managementachtige overwegingen, maar uit respect voor de woorden die ons zijn overgeleverd, en dat wij ontvangen hebben als het Woord van God. Ook weet zij dat elke tijd, elke generatie, elke cultuur, elke persoon haar/zijn eigen vragen bij de teksten heeft. Wat hoorders in de ene tijd vanzelfsprekend vinden, vinden mensen in een andere tijd aanstootgevend.
Bovendien is het de taak van de kerk om de Bijbelgedeelten uit te leggen en te vertalen naar de tegenwoordige tijd. De Bijbel is niet een dictaat dat uit de hemel is gevallen, en letterlijk moet worden opgevat én uitgevoerd. Het is het goddelijk woord. Dat wil zeggen, dat de Heilige Geest door de woorden heen tot ons spreekt, tot ons die luisteren vanuit diezelfde Heilige Geest. In die zin is de preek ook bedoeld als een gesprek – een homilie – tussen de Heiige Geest en onze geest in de vrijheid van Gods kinderen.
Het Evangelie van deze dag vertelt dat Jezus door de dorpen heen trekt, onderricht geeft, met als reisdoel Jeruzalem. Daarom houden vele volgelingen de adem in. Dat Jezus naar Jeruzalem trekt, betekent dit niet dat hij daar het koninkrijk van God gaat stichten? Zal hij daar niet de schapen van de bokken scheiden? Wie mag deel uit maken van dat rijk? Een voorbijganger vraagt: “Heer, zijn het er weinig die gered worden?”.
Dan antwoordt Jezus: “Spant u in tot het uiterste om door de nauwe deur binnen te komen, want velen zullen proberen binnen te komen, maar daar niet in slagen” 2). We hebben moeite met die woorden omdat het ons onzeker maakt. Jezus verkondigt toch Gods liefde voor de mensen. Hoe kan Hij dan zeggen, dat velen zullen proberen, maar niet toegelaten worden? Geeft Jezus ons soms aan de ene kant het Evangelie van Gods liefde, en doet hij ons aan de andere kant de moed in de schoenen zakken door de waarschuwing die hij uitdeelt? Er zijn geloofsrichtingen waar heel veel nadruk wordt gelegd op de moeite die je moet doen. Men ziet overal verleidingen in. Het resultaat is vaak dat degenen die zich aan die invloed onttrekken, zich bevrijd voelen. Godsdienst als keurslijf. Terwijl het juist het omgekeerde zou moeten zijn. Geloof als bevrijding. Menig moderne roman vertelt over die worsteling en gevoel van bevrijding uit een keurslijf. Jezus bedoelt niet dat je nooit genoeg kunt inspannen om het rijk van God ge bereiken. Dat je het nooit goed doet. Maar jij –  in jouw situatie –  moet wel je best doen om oprecht je geloof te bewaren. Span je in zoals bij een sportwedstrijd. Want ieder mens kent verleidingen in zijn leven die je af kunnen leiden van jouw levensweg als gelovig mens. Iedereen kent ook bepaalde beproevingen die je moedeloos kunnen maken en een bedreiging vormen voor je leven als gelovige mens. Je moet dus alert blijven, zegt Jezus. Hij zegt dat niet om ons bang en onzeker te maken, maar om moed in te spreken.
Hijzelf is de weg van het lijden gegaan als Zoon van God om de poort van het rijk van God voor iedereen te openen en ons te helpen altijd vertrouwen op Gods liefde en barmhartigheid.
Waar Jezus voor waarschuwt is dat we niet moeten zijn als mensen die denken ‘God ziet het toch niet. Dus ik geef me met een braaf gezicht over aan de verleidingen en ik omzeil alle beproevingen en wat moeite kost’. Dan sluit je je zelf af voor de vreugde van het geloof, en dat je daarin sterker kunt worden en kunt groeien als mens. Geloven en er niets voor over hebben, dat sluit elkaar uit. Net als hardlopen en geen stap verzetten. Maar oprecht berouw over zo’n innerlijke instelling is al weer een teken van echt geloof, onderdeel van de wedloop.
In dat kader moeten we ook de woorden beluisteren waarbij we eerder de wenkbrauwen fronsten: “de Heer tuchtigt degenen die Hij liefheeft, Hij straft ieder die Hij als zijn kind erkent”. Het is een aanhaling uit het Spreukenboek, een tekst dus die bij de meesten heel bekend was. Om te beginnen moeten we niet aan lijfstraffen en pijn doen denken. Verder is het zeker niet bedoeld dat we ziekte en tegenspoed als een straf van God ervaren voor iets wat we misdaan zouden hebben of waarin we tekort zouden zij geschoten. De schrijver van de Hebreeenbrief bedoelt: “natuurlijk gaat de weg van het geloof niet over rozen. Je geloof, je verlangen om God te dienen, stelt je soms ook voor keuzes die moeilijk kunnen zijn. Volg je dan je geweten en je verlangen om te leven als een kind van God, of geef je toe aan de verleiding? Aanvaardt je tegenslag zoals een ziekte of verlies als een teken dat God jou in de steek laat of zelfs niet bestaat, of probeer je ook in die beproeving je vertrouwen op God stellen.
De schrijver van de Hebreeenbrief liet in een hoofdstuk hiervoor een hele reeks gelovigen uit het Oude Testament de revue passeren – Abraham, Sara, en vele anderen – om te laten zien hoe zij in beproevingen stand hielden. Hoe zij hele menselijke verleidingen weerstonden. Hoe zij na een misstap zich niet schaamden zich tot God wenden om vergeving.
Niet alleen in Israel, verkondigt Jesaja, 1e lezing 3) zullen de mensen die tegen de stroom in gingen en die vaak leden omwille van hun geloof aan het licht komen als het rijk van God aanbreekt. Maar ook in de wereld van de volkeren zullen degenen die gewetensvol geleefd hebben en daardoor aan het kortste eind leken te trekken, aan het licht komen, samen met Gods volk. Dat zullen er overweldigend veel zijn. God is echt niet zuinig met zijn genade en liefde.
Vandaar het woord van de Heer: “Denkt eraan:  er zijn laatsten die eersten en eersten die laatste zullen zijn” Geen bangmakerij, maar bemoediging voor allen die het met Gods liefde wagen. Echt alle inspanning waard. Amen

Martin Los
1) Evangelie: Lukas 13:22-30
2) 2e lezing: Hebreeenbrief 12:5-7, 11-13
3) 1e lezing: Jesaja 66:18-21

Als familie van gelovigen verenigd rond het mysterie van het sterven van de moeder

Preek op het Hoogfeest van Onze lieve Vrouw ten hemelopneming op donderdag 15 augustus 2019 in de Mariakerk te De Meern

“Zoals allen sterven in Adam, zo zullen allen in Christus herleven, maar ieder in zijn eigen rangorde’1)
Lieve zusters en broeders, op de eeuwenoude ikonen waarop de ten Hemelopneming van Maria wordt afgebeeld, zien we haar liggend op een rustbed, de ogen gesloten. Om haar heen de leerlingen met de ogen indringend op haar gericht. Precies zoals we vaak zien wanneer familieleden om een stervende heen staan. Zij kunnen geen oog van de stervende afhouden. Aan de ene kant zie je verdriet op hun gezicht, aan de andere kant ook besef dat de dood van een mens een mysterie is dat we niet begrijpen. Men houdt de adem in. De stilte wordt alleen doorbroken door hier en daar en korte opmerking. De ademhaling van de stervende wordt trager, onregelmatiger, tot een laatste zachte zucht aangeeft dat het einde gekomen is. Zo stonden volgens de ikonen ook de apostelen om Maria heen. Ieder met zijn eigen herinneringen aan haar. Al die woorden en beelden overwegende in hun hart.
Misschien dat een oplettend iemand zal zeggen: “Maar na Pinksteren trokken de apostelen toch de wereld in waar de meesten zelfs als martelaren gestorven zijn, hoe kunnen zij dan toch plotseling om Maria heen staan bij het sterven, of is zij al direct na Pinksteren gestorven?” Dat lijkt onwaarschijnlijk want dat zou het overlijden van Maria vast en zeker in de Handelingen der apostelen zijn opgenomen. Trouwens had Jezus vijftig dagen voor Pinksteren met Pasen aan het kruis niet gezegd tegen Maria en zijn beminde apostel Johannes: “Vrouw, zie uw zoon’ en “zoon, zie uw moeder”.  Met die woorden vertrouwde Jezus Maria en Johannes aan elkaar toe. Dat was zeker niet voor een paar weken bedoeld. We weten niet hoelang Maria nog geleefd, of waar en wanneer zij gestorven is. Hoe kunnen we dan de ikonen geloven die de apostelen allemaal verenigd zien rond om Maria op het moment van haar sterven? Geen probleem, zeggen vindingrijke moeders tegen hun slimme kinderen : de Geest plukte hen gewoon even overal vandaan en verenigde hen op dat moment rondom Maria. Dat is een beetje te vergelijken met kinderen die horen dat het sterven van hun moeder of vader aanstaande is, en hun werkzaamheden staken en onmiddellijk op weg gaan naar het sterfhuis. Maar ook hen die er fysiek niet bij kunnen zijn, zijn toch in de geest en in gedachten bij hun moeder.
Zo staan ook wij, bijna tweeduizend jaar later, in de geest met de apostelen rondom Maria als één familie. Verstild en in gebed, starend in het mysterie van de dood, dat ook de moeder van de Heer sterven moest. Een echt afscheid van haar aardse leven. Het werd Maria niet bespaard en ook degenen die haar zo beminden als moeder van de Heer niet. Maar we herinneren ons de woorden van Jezus: “Wie in Mij gelooft, zal leven ook al is hij gestorven. En ieder die leeft in geloof aan in Mij zal in eeuwigheid niet sterven”.
Daarom staat op de ikonen van de ten hemelopneming van Maria de verrezen Heer. Hij verschijnt van boven en hij neemt Maria in zijn armen en tilt haar op zoals zij hem als kind in de armen genomen heeft. We kunnen het sterven of ontslapen van Maria niet zien, zonder dat we haar als gelovige in verhouding tot Jezus Christus zien.
“zoals allen – inclusief Maria – in Adam moeten sterven, zo zullen ook allen in Christus verrijzen – inclusief Maria –  maar ieder in de eigen rangorde – inclusief als voornaamste Maria. We kunnen haar niet denken zonder de ereplaats die zij heeft bij Christus in de hemel. Het is het geloof van de kerk dat Maria als eerste van alle gelovigen door Christus is verheven aan zijn rechterhand.
Veel van onze niet-katholieke broeders en zusters vinden dat wij Maria teveel eer geven omdat zij ook een schepsel is zoals wij. Maar het is juist Christus zelf die haar de eer schenkt die haar toekomt door haar geloof en door haar moederschap van heel de kerk. Dat is met haar dood niet geëindigd.
Sterker nog: het feest dat wij vandaag vieren is geen Mariafeest in engere zin alsof alles om Maria draait. Het is een Christusfeest. Want Hij neemt haar op in de hemel die Hem gedragen heeft in haar schoot en als eerste in Hem geloofde. Als wij Maria beminnen en navolgen, eren we onze Heer Jezus. Als wij voor het oog van ons geloof zien dat Maria door Christus ten hemel is opgenomen, versterkt dat ons geloof in de verrezen Heer. Het versterkt ons geloof dat ook wij eens met Maria bij de Heer mogen zijn. Dat heel ons aardse bestaan mag delen in Gods heerlijkheid.
Als we aan Maria ten Hemel opgenomen denken, worden vervuld van hoop. Hoop dat ons aardse leven niet tevergeefs is, maar dat het mag delen in Gods heerlijkheid. Dat maakt dat we ons leven op aarde niet gering achten, maar op en top waardevol.
Want voor allen die geloven, ook voor ons, geldt: allen moeten sterven in Adam – ook wij – maar ook allen zullen in Christus herleven – ook wij. We mogen Maria feliciteren en gelukkig prijzen, 2) maar ook elkaar om haar. Laten we dan allemaal leven vanuit de overtuiging dat –  ook al zijn we sterfelijke mensen – de dood niet het laatste woord heeft over ons leven en deze wereld. Maar de liefde van God en de kracht van Christus, onze Heer. Amen

Voorgeschreven lezingen voor dit feest uit het universele lectionarium van de r.k. kerk:
1e lezing Openbaring van Johannes 11:19a 12:1-6a,10
2e lezing: I Corinthiërs 15:20-26 1)
Evangelie: Lukas 1:39-56 2)