twee maal twee broers

Preek op de 3e zo dag door het jaar, zondag van het Woord van God, afsluiting van de gebedsweek voor de eenheid van de christenen, op 25/26 januari 2020

“Komt, volgt Mij. Ik zal jullie vissers van mensen maken”
1).
Lieve zusters en broeders, de Heilige Schrift die in de kerk elke dag  voorgelezen wordt – en op de zondag met bijzondere eerbied – is als een schatkamer waar we steeds weer nieuwe schatten vinden, schatten aan inzicht en inspiratie.
Zo overkwam het mij dat mijn oog bij de voorbereiding van deze zondag viel op een schijnbaar onbelangrijk detail in de Evangelielezing. We kennen de tekst over de roeping van de eerste leerlingen allemaal bijna uit het hoofd. En toch ging er bij mij ineens een lampje branden: “Toen Jezus bij het meer van Galilea was, zag Hij twee broers, Simon die Petrus genoemd wordt en zijn broer Andreas. Ze waren vissers”. Tot zover niks nieuws. We lezen verder: “Iets verder zag Hij nóg twee broers, Jakobus, de zoon van Zebedeus en diens broer Johannes. Met hun vader waren ze in de boot de netten aan het klaar maken’. “Nog twee broers”. Ik had er nog nooit goed bij stil gestaan, dat de eerste leerlingen die de Heer riep, twéé paar broers waren. De eerste twee zelfstandige ondernemers zonder vader, het tweede paar nog in samenwerking met hun vader.
Dat moet iets te betekenen hebben, dacht ik. Dat moet ik met de mensen in de kerk zondag overdenken. De eerste mensen die Jezus roep om Hem te volgen waren geen losse personen, vreemden voor elkaar, maar broers, en niet alleen broers, het waren mannen die samen werkten en op elkaar ingespeeld waren. Het eerste paar al heel ervaren, het tweede nog in dienst bij hun vader. Zo legde Jezus de basis voor de overige leerlingen die Hij nog zou roepen. Dat hij eerst broers en nog wel twee verschillende paren broers riep, is een les dat al zijn volgelingen als broers en zusters moesten zijn, diep verbonden met elkaar. dat zij op elkaar moesten inspelen en elkaar aanvullen als een team. Dat de onervarene van de meer ervarenen moesten leren. Dat zij daarin in broederschap en samenwerking de eenheid moesten bewaren en elkaar nooit loslaten
Ziet u, zusters en broeders, hoe mij ineens dingen duidelijk werden? Door dat inzicht dat de eerste leerlingen niet toevallig broers waren en hetzelfde beroep uitoefenden? Ja, door dit inzicht kreeg ook die belangrijke tekst “Volg Mij. Ik zal u vissers van mensen maken” ineens een diepere betekenis. Die woorden kregen kleur op de wangen. Want Jezus bedoelt natuurlijk: zoals jullie zijn, broers en medewerkers van elkaar, en leerlingen van elkaar, zó zal ik jullie tot vissers van mensen maken.  Van begin af aan leerde Jezus dat zijn volgelingen een team moeten vormen; dat ze een diepe onverbreekbare verwantschap moeten voelen. Zo en alleen zo zullen ze echt vissers van mensen kunnen zijn.
Dat zegt Jezus ook tegen ons, zusters en broeders, en tegen alle christenen. De opdracht om het Evangelie te verkondigen is onze gezamenlijk opdracht. We zijn familie en team tegelijk. Alleen zo zullen we met liefde en vreugde onze taak vervullen. Iedereen telt mee. Iedereen doet mee. Ieder heeft een eigen onvervangbare rol in het geheel. Het is heel belangrijk dat we dit gevoel koesteren en verder ontwikkelen.
Daarbij is geen plaats voor partijdigheid zoals Paulus 2) in zijn brief schrijft: ‘Er is mij door de huisgenoten van Chloé over u verteld, broeders en zusters, dat er onenigheid onder u heerst. Ieder schijnt zijn eigen leus te hebben”. Het echoot door in onze tijd: “Ïk ben van Benedictus. Ik ben van Franciscus….” Zo moet het niet. Zo gaat het al van het begin. We zijn hardleers. We zouden van het verleden moeten leren. De onervarenen van de ervarenen.
We sluiten vandaag de Gebedsweek voor de eenheid van de christenen af. Dat gebed is nodig omdat wij, christenen, verdeeld zijn. We moeten er ook aan werken en niet zelfgenoegzaam achter overleunen. Vooral in deze tijd waarin christenen een minderheid vormen in onze streken, kunnen we ons niet veroorloven om te doen alsof de andere kerken en christenen niet bestaan. We hebben elkaar heel hard nodig. Niet alleen binnen de eigen geloofsgemeenschap, maar ook als medechristenen. Natuurlijk zijn er verschillen –  die hoeven we ook niet onder tafel te schuiven – maar er is ook veel dat verbindt. Laten we vooral daar naar kijken. Dat we met veel kerken dezelfde geloofsbelijdenis delen, is dat niet geweldig? Is dat niet een gezamenlijke basis om elkaar als broeders en zusters  en om waar dat kan samen te werken in de verkondiging van het Evangelie en de dienst aan de naaste en de samenleving?
Paus Franciscus heeft deze derde zondag door het jaar, afsluiting van de Gebedsweek voor de eenheid uitgeroepen tot Zondag van het Woord van God. De voorlezing uit Heilige Schrift verbindt ons met het overige christendom en met de generaties gelovigen die ons zijn voorgegaan. De Bijbel is niet een boek dat op de boekenplan staat. Het is het levende woord dat elke dag tot ons spreekt, in het bijzonder op de zondagen, in de liturgie van de kerk. Het Oude Testament bevestigt onze eeuwenoude band met het Jodendom met wie we de belofte aan Abraham delen. Laten we ons bewust zijn van al die verbindingen als we luisteren naar het Woord van God.
De Heer roept zijn leerlingen als broeders om een diepgewortelde eenheid te vormen. Hij roept hen als vakbroeders om op elkaar in te spelen als team. Zo moeten we allen zijn als leerlingen van Jezus Christus. Vitaal, open en leergierig, vol hoop, geen genoegen nemend met verdeeldheid en onenigheid. Allemaal luisterend naar de stem van de ene Herder, allen de oren geopend voor het Woord van God dat klinkt in zijn Kerk. Dan zullen we zijn zoals de profeet Jesaja zegt als “Het volk dat in duisternis wandelt, ziet een groot licht”. Ja, want hier klinkt het woord van onze Heer: “Volgt Mij. Ik zal u vissers van mensen maken”. We zijn allemaal aan elkaar gegeven om die taak te volbrengen. Samen geroepen om te luisteren naar het Woord van God. Amen

(c) Martin Los

Schriftlezingen voor Zon- en Feestdagen volgens het Rooms-katholieke lectionarium
1) Evangelielezing Mattheus 4:12-23
2) 2e lezing: I Korinthiers 1:10-13,17
3) 1e lezing: Jesaja 8:23b-9,1

afbeelding: Fisher of men Rex R. Deloney

Vingerwijzing

Preek tijdens de eucharistievieringen in het weekend van 11/12 januari 2020 Mariakerk op het feest van de doop van de Heer

“Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb” klinkt het 1)
Lieve zusters en broeders, kleine woordjes als dit, die en daar zijn heel belangrijke woordjes in de taal. Met die woordjes dit, die en daar, wijzen we dingen aan. Letterlijk of figuurlijk met onze wijsvinger. Daardoor kunnen anderen ons volgen en begrijpen.
Als je met je vinger iets aanwijst, dan nodig je de ander uit om als het ware met jouw ogen te kijken. Je laat haar jouw perspectief delen. Het is heel bijzonder dat wij dat kúnnen doen. Je kunt heel concrete dingen aanwijzen zoals “dit is een microfoon”, maar ook onzichtbare dingen als “dit is een preek”.  Eigenlijk bestaat alle menselijke communicatie uit elkaar dingen aanwijzen: “kijk eens hier”. Naar elkaar luisteren, betekent dat je moeite doet om met de ogen van de ander te kijken en te zien wat zij aanwijst. Je hoeft het niet met de ander eens te zijn, ja mag ook je eigen gezichtspunt hebben maar je moet wel bereid zijn te zien wat de ander aanwijst en bedoelt. Het kan je zeker verrijken. Dat is communicatie.

“Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb
” horen we zeggen. Een stem uit de hemel. De stem van boven. Wat hier gebeurt is dat God ons uitnodigt om met zijn ogen te kijken: “Kijk, dit is mijn Zoon”. Naar dit moment heeft heel de schepping naar uitgezien. Hier heeft de wereld op gewacht.
Het moment waarop de stem klink is ook belangrijk. Dat gebeurt als Jezus uit het water opstijgt nadat hij door Johannes gedoopt is.
De doop door Johannes was een teken van bekering, een nieuw begin. Daarom wilde Johannes Jezus niet dopen. Want Johannes had verkondigt: “Na mij komt Hij wiens sandaal ik niet waardig ben los te maken”. Hoe kon Johannes nu degene dopen die het licht der wereld was, de mens zonder zonde? Hij gehoorzaamt, maar hij heeft het gevoel dat hij iets volkomen ongepasts doet.
Jezus identificeert zich dus door zijn doop met alle gewone mensen die verlangen naar heelheid, die verlangen God te ervaren, ondanks hun rommelige leven. Hij verheft zich niet boven de mensen. Hij is gekomen om hen te dienen, om voor hen de weg naar God te banen.
En juist op het moment dat Johannes Jezus doopte, klinkt die stem: “Dit is mijn veelgeliefde Zoon, in wie Ik welbehagen heb”. Oei, juist op het moment dat Johannes denkt: “Heb ik mij zo vergist? Is Jezus ook maar een gewone sterveling die zich schaamt over zijn leven?” juist dan blijkt dat Jezus werkelijk de Messias is. Op dat moment wijst God Jezus aan als zijn gezalfde, als de koning van zijn koninkrijk.
God communiceert dus met ons, met Johannes de Doper en met iedereen die het horen wil: “dit is mijn Zoon”. Die je hier en zo ziet. Wat zien we? Een mens die uit het water komt. Een man met enkel een lendendoek om zoals later aan het kruis. Zo goed als naakt. Kwetsbaar. Druipend van het water. Als nieuw glanzend. We zien eigenlijk niets, niets bijzonders. Tenzij, tenzij, tenzij God ons uitnodigt om met zijn ogen te kijken. En dat doet Hij. Hij wijst: kijk, dit is mijn gezalfde. Jezus is degene die wordt aangewezen, maar hij is tegelijk ook de aanwijzing zelf.

Had God nooit eerder een aanwijzing geven aan de mensen? Jazeker. “Dit is mijn Dienaar, die Ik ondersteun, mijn uitverkoren in wie Ik behagen schep. Mijn geest stort Ik over hem uit” 2) horen wij bij Jesaja. Ook daar zegt God: “dit is” hier, kijk met mijn ogen”.  Die aanwijzing hielp mensen verlangen, uitkijken naar, en een leven leiden zoals daar bij past als mensen vol hoop en verwachting. Aan de hand van het profiel van de Mensenzoon. Die aanwijzingen door de profeten hielpen mensen op hun zoektocht naar hem die hen het ware gelaat van God zou tonen. De profetieën waren als het ware een soort landkaart om de weg te wijzen.
Maar bij de doop door Johannes is er geen landkaart meer nodig. Hier is degene op wie de vinger van God altijd gericht is geweest: “Dit is Hem nou zoals Hij is.

Petrus zegt in de Handelingen die we hoorden: “God heeft Hem gezalfd met de heilige Geest en met kracht” 3). De Heilige Geest die uit de hemel op Jezus neerdaalt, is de vinger van God die Jezus aanwijst. We kunnen die vingerwijzing voor kennisgeving aannemen, opgesloten in onze wereld. We kunnen hem ook opvolgen en eigen maken door het geloof. God dringt ons Jezus niet op. Maar maken we Gods vingerwijzing tot het onze, dan wagen we het met Jezus. Dan mogen we delen in de liefde van God voor zijn Zoon. Dan schenkt Hij ons ook alles wat we nodig hebben om als zijn kind te leven. Want God handelt “zonder aanzien des persoons” zegt Petrus. De liefde die Hij zijn Zoon schenkt, schenkt Hij aan álleen die in zijn Zoon geloven. Door onze doop met water en door ons geloof zijn we één geworden met Jezus. We zijn één lichaam met Hem geworden.
We mogen we zelf teken zijn van de heilige Geest die in deze wereld werkt. Niet als mensen die alles al weten, maar als mensen die openstaan voor de weg die God met ons gaat. Als kinderen, als leerlingen die zich laten verwonderen. Mensen die geloof en leven op zo’n manier met elkaar verbinden dat ze er zelf vreugde aan beleven. Dat is een vraag aan ons allen aan het begin van het nieuwe jaar: hoe kunnen we ons geloof vernieuwen. Hoe beter begrijpen dat deze Jezus een nieuwe toekomst voor ons opendoet. Persoonlijk voor onszelf, en als gemeenschap voor elkaar en voor onze omgeving. Veel mensen denken bij geloof aan saai, traditionalistisch, als iets dat zijn betekenis voor mensen van nu verloren heeft. Dat is ontzettend jammer. Het is ook helemaal niet nodig. Jezus laat zien dat het anders kan. Hij is er de door God zelf aangewezene persoon voor. “Deze is mij geliefde Zoon in wie ik welbehagen heb”. Kijk de goede kant uit. Amen

(c) Martin Los
lezingen volgens het lectionarium van Rooms-Katholieke Kerk voor Zon- en Feestdagen
1e lezing: Jesaja 42:1-7
2e lezing: Handelingen der apostelen 10:34-38
Evangelie: Mattheus3:13-17