Preek op de 2e zondag van de Advent op zondag 5 december 2021 in de Mariakerk en Willibrordkerk
“Heel de mensheid zal Gods redding zien”
Johannes de Doper die we elke jaar in deze Adventstijd in de Evangelielezing ontmoeten, was een profeet. Van de profeten voor hem, zoals Jesaja en Jeremia, zijn de boekrollen overgeleverd. Ze zijn opgenomen in de Bijbel. Oude woorden, profetieën, die opgeschreven zijn en overgeleverd, duizenden jaren oud. Dat is in de geschiedenis van de mensheid uniek. Het is ook uniek dat zij nog elke zondag worden voorgelezen, wereldwijd, in de liturgie van de kerk.
Van Johannes de Doper is geen boek overgeleverd. Hij is wel de laatste in de rij van profeten voor de komst van Jezus. En hij is de gróótste van de profeten in die zin dat hij de Messias, die door alle profeten verkondigd was, zelf mocht aanwijzen. Tegen zijn leerlingen zei hij toen Jezus hem tegemoet kwam: “Zie, het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld”.
Wat maakt een profeet tot een profeet, wat hebben ze allemaal gemeenschappelijk, wat is zo bijzonder aan hun boodschap zoals van Johannes de Doper die een roepende in de woestijn was, maar op wie vele mensen afkwamen, en wiens stem nog steeds klinkt? Veel mensen denken dat een profeet iemand is die de toekomst al van te voren even mag inzien. Een soort trailer van een film die nog moet verschijnen. Alsof de toekomst al vastligt. Maar ook een profeet kent de toekomst niet. Profeten zeggen juist dat de toekomst níet vastligt als een film die alleen nog maar afgedraaid hoeft te worden. Ze verkondigen wel dat je aan kunt op Gods beloften. En dat we zelf kunnen veranderen en opnieuw beginnen. Daarom is er alle reden tot hoop. En daarom is er ook de mogelijkheid van bekering. “Heel de mensheid zal Gods redding zien”..
De profeten spreken allemaal van Godswege over een toekomst die nog niet aangebroken is, een komende bevrijding van een volk in ballingschap, lammen die huppelen, blinden die gaan zien, mensen die in het duister leven, maar het licht gaan zien, een wolf en een lam die samen weiden, een kind dat bij het hol van een slang speelt. Enzovoort, er komt geen einde aan de beelden die ze gebruiken.
Aan de ene kant wekken ze op tot hoop en tegelijk roepen ze op tot bekering. Waarom? Omdat hoop en bekering beide mógelijk zijn. Dat staat haaks op wat wij gewoonlijk denken en voelen, namelijk dat hoop nergens op slaat en alles toch al vast staat en bepaald is. En wij vinden diep van binnen dat bekering onmogelijk is, want we zijn nu eenmaal zoals we zijn, en bekering is misschien naar ons idee ook wel onnodig, omdat we het wel best vinden zoals alles gaat. Maar dat er werkelijk een nieuw begin is, dát is wat de profeten verkondigen. En de vreugde, de grote vreugde die daarbij hoort. Een nieuw begin is geen illusie. Zou hij die ons mensen als iets volkomen nieuws in de moederschoot weefde, niet ons telkens de kans geven nieuwe mensen te zijn? Bekering, terugkeren op onze wegen, is mogelijk omdat wij zelf als mensen een nieuw begin zijn. En we hebben de hoop nodig om steeds die nieuwe mensen te blijven worden.
Jezus is de vervulling van alle profeten tot en met Johannes de Doper. Hij is zelf de grootste bron van hoop en de indringendste oproep aan de wereld om zich te bekeren en in te beseffen dat mensen allemaal kinderen van God zijn. Daarom bereiden we ons weer voor op het Hoogfeest van de geboorte van Christus. Als wij dus samen met de hele kerk Jezus als bron van hoop en als oproep tot bekering beleven, dan zijn we als volk van God een volk van profeten. We verkondigen een grote vreugde voor alle mensen, we geven de mensheid reden tot hoop en we beleven door onze eigen bekering die vreugde steeds opnieuw. Zo houden we ook de hoop in ons levend.
De kerk zal steeds opnieuw profetisch moeten zijn. Niet in zichzelf opgesloten, niet op zichzelf gericht. Nee, vervuld van een levend geloof, vervuld van onblusbare hoop. Soms is zij een roepende in de woestijn. Maar mensen worden er door aangetrokken We moeten als kerk en als gelovigen doen waar we goed in zijn: in leven van de hoop en de mogelijkheid van ommekeer en een nieuw begin.
Daarmee spreken we niet alleen elkaar moed in en maken we elkaar blij. Maar we ondersteunen daarmee ook de mensen in de wereld die de moed niet opgeven, maar opkomen voor vrede en gerechtigheid, waarheid en liefde.
Dit is mijn laatste Mis en mijn laatste preek als uw pastoor in functie. Ik hoop dat ik u door mijn zorg en inspanning geïnspireerd heb om niet op te geven. Dat ik steeds de vreugde van de Blijde Boodschap heb mogen verkondigen en zelf uitstralen. En ik dank voor uw bereidheid om samen met mij elke keer opnieuw te luisteren naar het woord van God als profetische woord. Elke keer, in iedere situatie, was het nieuw en vernieuwend. Daarom ben ik ervan overtuigd zoals Johannes uitriep: “Heel de mensheid zal Gods redding zien”. Die mensheid zijn we zelf. U en ik die leven uit dat visioen vol blijdschap en hoop. Die mensheid zijn onze medemensen die ook verlangend uitzien naar verlossing en met een schuin oog naar ons kijken of wij het wel volhouden net als zij. Onderschat dat niet. Die mensheid zijn ook onze kinderen en kleinkinderen die misschien het geloof nog iet ontdekt hebben als iets van henzelf. Maar ze zijn vol respect voor hun ouders die voor hen bidden en door het voorbeeld van hun opa’s en oma’s. We mogen als profetische volk allemaal bakens van hoop zijn voor de jongere generaties omdat we zelf de hoop en de vreugde niet hebben opgegeven.
Ik besluit graag met het woord van Paulus in de tweede lezing, een profetisch woord: Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is, hete zal voltooien tegen de dag van Jezus Christus. Amen
Martin Los, pastoor
1) Evangelielezing van deze 2e zondag van de Advent in de Rooms-katholieke kerk: Lukas 3:1-6
2) 2e lezing:
Brief van Paulus aan de christenen van Filippi 1:3-6, 8-11