Preek op de 4e zondag door het jaar H. Barbara Bunnik 30 januari 2022 *)
De inwoners van het stadje Nazareth waar Jezus was opgegroeid waren onder de indruk van hem. Ze hadden gehoord over de wonderlijke dingen die hij in andere plaatsen gezegd en gedaan had. Nu stond Jezus zelf voor hen in hun eigen synagoge. “Allen betuigden hem hun instemming en verbaasden zich dat woorden zo vol van genade uit zijn mond vloeiden” 1) Ze stoten elkaar aan: “Is dit niet de zoon van Jozef?” Er was kennelijk maar één Jozef in Nazareth. Ze hoefden dus niet eens toe te voegen: “de timmerman” of “de man van Maria”. Jozef was één van hén. Ze waren trots dat hun stadje zo’n gave inspirerende rabbi als Jezus had voortgebracht.
Door naar Jezus te kijken steeg hun gevoel van eigenwaarde. Er werd op Nazareth een beetje neergekeken. “Kan uit Nazaeth iets goeds voortkomen?” was de algemene opinie. Maar nu ze Jezus hadden gehoord, ontwaakte trots in hen. Zoals heel de wijk Ondiep in Utrecht bij een prachtig doelpunt of pass van Wesley Snijder gloeide van trots alsof zíjzelf de goal gemaakt hadden. Of recenter Nederland dat was in de wolken met Max verstappen. Zo waren de inwoners van Nazareth trots dat Jezus één van hen was. Als het ware een verlengstuk van hen. Een product dat zij hadden voortgebracht als zoon van Jozef.
En hier wringt nou net de schoen. Trots is op zichzelf niet verkeerd. Als je iets hebt dat kostbaar is in je ogen en waar je zorgvuldig mee omgaat, is dat mooi. Maar als dat kostbare wat je bezit, maakt dat je zelf belangrijker bent dan anderen die dat niet hebben – en zeker als je daarvoor op anderen neer kijkt – dan is er iets goed mis. Zo is aanzien, afkomst, roem en karakter op zich een voorrecht, maar als mensen zich daardoor gaan verheffen boven anderen, en op anderen gaan neerkijken, en doen alsof zij dat aan zichzelf te danken hebben, verandert het van iets waardevols in iets lelijk. Trots is dan niets anders dan hoogmoed, ijdelheid en eigenliefde. “al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet, ik had de liefde niet, ik ware niets” hoorden we Paulus zeggen in zijn bekende ode aan de liefde 2).
Jezus voelt aan en was er ook op voorbereid dat zijn plaatsgenoten met hem aan de haal wilden gaan als een soort trofee. Daarom houdt hij hen een spiegel voor. En daardoor ook ons. Want de Jezus die tot de mensen in de synagoge spreekt is geen andere dan Jezus die tot ons spreekt hier en nu. Daarom bidt de priester of de diaken die het Evangelie leest aan het einde in stilte: “Mogen door de woorden van het Evangelie onze zonden worden uitgewist” 3).
Jezus houdt de mensen een spiegel voor. Hij bestraft hen niet en geselt hen niet met harde woorden, maar hij maakt gebruik van humor. Een beetje plagerig, maar liefdevol. Het is eigenlijk een soort lachspiegel. Zodat de mensen die erin kijken zich betrapt voelen en zelf ook om zichzelf moeten lachen. Humor is bevrijdend. Het is in een ongemakkelijke gespannen situatie heel vaak een ontsnappingsroute.
Daarom gebruikt Jezus twee voorbeelden uit de Bijbelse geschiedenis die ze allemaal wel kennen. Van die grote hongersnood waarin Elia niet naar een van de vele weduwvrouwen in Israel ging, maar naar een weduwe over de grens. En van de Syrische generaal die door de profeet Elisa van zijn melaatsheid genezen werd terwijl een vele melaatsen in Israël waren. Waren die gebeurtenissen niet het voorbeeld van dat een profeet niet in eigen land geëerd wordt? Dus waarom zouden de plaatsgenoten van Jezus vinden dat ze er recht op hadden, dat hij in hun midden wonderen deed? Voelden ze zich soms meer dan anderen omdat hij uit hun midden voortkwam? Dan staat dit juist Jezus in de weg om heilzame dingen in hun midden te doen. Waar Jezus op stuit is zelfgenoegzaamheid. Zelfgenoegzaamheid van mensen die hem van kindsbeen af kennen en menen recht op hem te hebben: “Geneesheer, genees uzelf. Laat de wonderen die u bij anderen deed, nu ook eens hier zien”. Ze waren eigenlijk jaloers. Dat waren ze eigenlijk al omdat Jezus niet meteen naar hen was gekomen maar eerst naar andere steden en dorpen was gegaan. Zelfgenoegzaamheid gaat vaak gepaard met jaloezie. Iemand die zelfgenoegzaam is, is heel gemakkelijk gekwetst. De humor van Jezus wordt als een belediging gezien. Ze worden boos en verbannen Jezus uit de synagoge. We zien dat vaak in de politiek maar ook op het gebied van religie. Dat mensen zich gauw op hun tenen getrapt voelen. Humor wordt opgevat als belediging.
Het is een veeg teken dat mensen in onze dagen zo snel boos worden. Tot in de Tweede Kamer aan toe. De lontjes zijn kort. De mensen die eerst nog zo trots waren op Jezus als dorpsgenoot, dreigen hem nu van de rots te storten. Maar Jezus keert zich om en loopt ongedeerd tussen hen door. Hij is zonder angst, want hij weet dat zijn opdracht om de mensen dichter bij God te brengen, door niets en niemand verhinderd kan worden. Zelfs de dood niet zal blijken met Pasen. “Ik zal u maken tot een versterkte stad, een ijzeren zuil, een koperen muur tegenover het gehele land” 4) heeft God tegen de profeet Jeremia gezegd.
Laten wij als gelovige mensen op onze hoede zijn voor zelfgenoegzaamheid. Als je vol bent van je zelf, zelfs van je geloof, kun je niet vol zijn van God en van zijn liefde. Het feit dat we Jezus mogen kennen, is geen reden om op anderen neer te zien, of te menen dat we bij God nu een streepje voor hebben. Alsof niet wij blij moeten zijn met God, maar dat God blij moet zijn met ons. Er is inderdaad voor wie gelooft niets zo kostbaar als Jezus kennen en er is niets zo mooi als deel uit maken van de katholieke traditie en samen een gemeenschap vormen die het Evangelie in praktijk brengt. Maar zonder liefde en zonder zachtmoedigheid en vergevingsgezindheid en humor stelt het niets voor. Het moet niet om onszelf draaien, maar om Jezus, een mens van vlees en bloed zoals wij, zoon van Jozef, maar vooral de Zoon van God die in de wereld gekomen is om ons Gods liefde te laten voelen en ons te genezen en helen. Amen
(c) Martin Los, pr
1) Evangelielezing van de Mis van deze zondag: Luke 4:21-30
2) 2e lezing: I Korinthe 12:31-13:13
3) Romeins altaarmissaal
4) 1e lezing: Jeremiah 1;4-5,19-19
*) voor de Engelse tekst zie mijn blog Complacency ahead
Maandelijks archief: januari 2022
Complacency ahead
Sermon on the 4th Sunday of the Year H. Barbara Bunnik January 30, 2022
My dear sisters and brothers, the inhabitants of the small town of Nazareth where Jesus grew up were impressed by him 1). They had heard about the wonderful things he had said and done in other places. Now Jesus himself stood before them in their own synagogue. “All agreed to him and marveled that words flowed from his mouth so full of grace.” They elbowed each other, “Isn’t this Joseph’s son?” Apparently there was only one Joseph in Nazareth. So they didn’t even have to add “the carpenter” or “Mary’s husband”. Joseph was one of them. They were proud that their town had produced such an inspiring charming rabbi like Jesus.
Looking at Jesus increased their self-esteem. Nazareth was looked down upon a bit. “Can anything good come out of Nazareth?” was the general opinion. But now that they had heard Jesus themselves, pride awakened in them. Just like the neigbourhood Ondiep of the city of Utrecht at a beautiful goal or pass by Wesley Snijder who grew up there, they glowed with pride as if they had scored the goal themselves. Think more recently how the Dutch and their small country went almost crazy because of Max Verstappen Thus the inhabitants of Nazareth were proud that Jesus was one of them. Like an extension of them. A product they produced as Joseph’s son.
And this is where the shoe pinches. Pride in itself is not wrong. If you have something that is precious in your eyes and that you handle with care, something beautiful, you are proud of it. But if that precious thing you own, makes you more important in your eyes than others who don’t—especially if you look down on others for that—then something is wrong. Thus prestige, lineage, fame and virtue is in itself a privilege, but when it makes people rise above others, and look down on others, and pretend that they owe it to themselves, it changes from something valuable to something ugly. Pride is then nothing but vanity and self-love. “Though I have the perfect faith that moves mountains, I had not love, I was nothing,” we heard Paul say in his famous ode to love 2).
Jesus senses and was also prepared for his fellow citizens wanting to run off with him as a sort of trophy. That is why he holds up a mirror to them. And therefore us. For the Jesus who speaks to the people in the synagogue is none other than Jesus who speaks to us here and now. Therefore, at the end, the priest or deacon reading the Gospel silently prays: “May our sins be blotted out by the words of the Gospel” 4).
Jesus holds up a mirror to the people. He doesn’t punish them, he doesnot lashes with harsh words but he uses humor. It is actually a kind of distorting mirror. So that the people who look into it feel caught and have to laugh at themselves too. Humor is liberating. It is very often an escape route in an uneasy tense situation.
That is why Jesus uses two examples from biblical history that they are all familiar with. Of that great famine in which Elijah went not to one of the many widow women in Israel, but to a widow across the border. And of the Syrian general who was healed of his leprosy by the prophet Elisha while many lepers were in Israel. Were not those events the example of a prophet not being honored in his own country? So why would the townspeople of Jesus think they had a right to have him perform miracles in their midst? Did they sometimes feel more important than others because he came from among them? Then this is precisely what stands in the way of Jesus from doing beneficial things in their midst. What Jesus encounters is complacency. From people who have known him from childhood and who think they have a right to him above others: “Physician, heal yourself. Now show here too the wonders that you did for.” They were actually jealous. Complacency is often accompanied by jealousy. A complacent person is hurt very easily. Jesus’ humor is seen as an insult. They get angry and banish Jesus from the synagogue. We often see this in politics, but also in the field of religion. Especially where complacency turns into fanatism. That people feel easily stepped on their toes. Humor is taken as an insult. And irony is often misunderstood.
It’s a bad sign that people get angry so easily in our days. The fuses are short. The people who were once so proud of Jesus as a fellow villager are now threatening to throw him off the rock. But Jesus turns and walks among them unharmed. He is fearless, for he knows that his mission to bring people closer to God cannot be hindered by anyone. “I will make you a fortified city, a pillar of iron, a wall of bronze over all the land,” God said to the prophet Jeremiah 4).
Let us as people of faith be wary of complacency. If we are filled with our selves, even with our belief, we can’t be filled with Gods love. The fact that we are allowed to know Jesus is no reason to look down on others, or to think that we now have an advantage with God. As if we should not be happy with God, but that God should be happy with us. Indeed, for those who believe, there is nothing more precious than knowing Jesus and there is nothing more beautiful than being part of the Catholic tradition and forming together a community that puts the Gospel into practice. But without love and without gentleness and forgiveness and humor it is nothing. It should not be about ourselves, but about Jesus, a man of flesh and blood like us, son of Joseph, but above all the Son of God, the Father, who came into the world to make us feel God’s love and to save and heal the world
Martin Los, pr
1) Gospel in the Mass of this Sunday: Luke 4:21-30
2) second lesson I Korinthe 12:31-13:13
3) Missale Romanum
4) first lesson: Jeremijah 1;4-5,19-19