Wie luistert weet meer

Preek op de 26e zondag door het jaar op 25 september 2022 in Werkhoven/Houten

De kloof tussen rijk en arm kan niet groter en pijnlijker zijn dan in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus die Jezus de Farizeeen voorhoudt 1). Het is natuurlijk een karikatuur want niet alle Farizeen zwelgden in luxe en lang niet allemaal hadden ze niets voor de armen over. Jezus wil hen een spiegel voorhouden. Als dominante religieuze partij kwamen ze op voor de godsdienst en de goede zeden, maar hun aanzien, macht en rijkdom zorgden ervoor dat hun woorden vaak helemaal niet in overeenstemming waren met hun daden. Iedereen wist dat. Maar dit zo openlijk kritiseren zoals Jezus doet, durfde bijna niemand. Nu Jezus steeds dichter in de buurt van Jeruzalem komt, neemt de politieke en religieuze invloedsfeer van de Farizeeen steeds meer toe. Daarom richt hij zich vanaf nu steeds directer tot hen. Maar zijn woorden zijn uiteraard voor alle mensen bedoeld en voor alle tijden.
Ook vandaag. Want grote verschillen tussen arm en rijk kom je overal tegen. Ook de sociale spanningen en uitdagingen die dit met zich meebrengt. En hoe groter het aanzien en de macht van een heersende partij, hoe groter de kans op hypocrisie. De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus is een spiegel die Jezus ons allen voorhoudt. In hoeverre zijn onze daden in overeenstemming met onze woorden? Daarom nodigt het Evangelie ons altijd uit ons geweten te oefenen. Leggen we anderen zwaardere lasten op dan onszelf? Gebruiken we onze rijkdom alleen voor onszelf en ten koste van anderen die niets hebben, of gebruiken we onze rijkdom ook om de nood van anderen te verlichten, en om anderen in staat te stellen een fatsoenlijke boterham te verdienen? De katholieke sociale leer is hier heel duidelijk in:  de aardse grondstoffen en goederen zijn door de Schepper bedoeld ten behoeve van alle mensen, zonder onderscheid. Het is onvermijdelijk dat sommigen door hun afkomst, hun kennis, hun inspanning en door puur geluk meer bezitten dan anderen.
Maar dat betekent niet dat je op grond daarvan meer recht op hebt om het alleen voor jezelf te houden zoals de rijkaard in de gelijkenis. Hij was omgeven door zijn rijkdom en  ondergedompeld in luxe. Hij had totaal geen oog meer voor de arme sloeber aan zijn voordeur. Jezus bekritiseert deze onrechtvaardige verhoudingen. Hij doet daarmee niet anders dan de profeten voor hem telkens weer gedaan hebben. Zoals de profeet Amos in de eerste lezing: “Wee de zorgelozen in Sion, de zelfverzekerden op Samaria’s berg. Ze liggen op ivoren bedden en strekken zich uit op hun rustbanken” 2) .
Net als de profeten gaat hen Jezus niet alleen om dit egoistische gedrag te hekelen. Waar het hem omgaat is dat zulk gedrag van mensen – en soms van een hele aanzienlijke bovenlaag -– de aanwezigheid van God buitensluit.  Waar God afwezig is, wordt het leven oppervlakkig en kil. en onbarmhartig. Net als Lazarus ligt de aanwezigheid van God als een arme bedelaar voor de deur. Ik zag gisteren een foto van vrouwen in een Italiaanse kustplaats die op het strand de voeten van migranten die beschadigd waren verzorgden. Heel teder en ontroerend. Alsof God zelf zich ontfermde over die arme mensen die niets anders hadden dan het vege lijf.
Is het u opgevallen, dat de rijke man in de gelijkenis geen naam. heeft. Hij was eigenlijk een nobody, een niemand. Hij bestond alleen voor zichzelf. Maar de bedelaar had wél een naam. Hij werd gekend: Lazarus. Dat is in het Hebreeuws Eleazar, de knecht van Abraham. De naam Eleaer betekent: God is mijn helper. God is solidair met Lazarus. Dat wordt helemaal duidelijk als Lazarus van honger en verwaarlozing sterft. Hij wordt opgenomen in de schoot van Abraham. Dat wil zeggen dat hij behoort tot de gezegenden die deel hebben aan het eeuwige leven.  Want de God van Abraham, Izaäk en Jacob is een God van levenden en niet van doden. Maar de rijke komt in een schimmige, ijselijke, dorre wereld waar Gods afwezigheid hevig wordt gevoeld. Het is eigenlijk een soort diagnose van zijn aardse leven. Een kloof scheidt hem van de arme Lazarus die tijdens zijn leven binnen handbereik aan zijn voordeur lag.
De rijke man blijkt ook niet tot inkeer is gekomen – hij heeft wel spijt van waar hij nu terecht gekomen was – maar niet van wat hij gedaan heeft. Hij verontschuldigd zich niet naar Lazarus. Hij neemt niet de moeite hem aan te spreken. Hij beschouwt Lazarus als een ondergeschikte. Abraham moet hem opdracht moet geven een druppel water op zijn tong te komen druppen. En hij wil Abraham inschakelen Lazarus als een knecht naar zijn broers te zenden en hen te waarschuwen niet hetzelfde lot te ondergaan. Maar, antwoordt Abraham:, uw broers hebben toch de wet en de profeten.? Anders gezegd: ze gaan toch elke sabbat naar de synagoge waar ze vooraan zitten en Wet en de profeten horen? Die zijn toch duidelijk? Als ze niet naar de Wet en de profeten luisteren, zal ook iemand die uit de doden verrezen is hen niet kunnen overtuigen. Gods woord nodigt uit tot permanent zelfonderzoek. “Wie luistert weet meer” is de slogan van de NPOradio. Wie luistert naar het woord van God weet genoeg.
Zo nadert Jezus gaandeweg Jeruzalem waar hij zelf buiten gesloten zal worden door de Farizeen en de hele menigte. Als de lijdende knecht van God om de zonde van de wereld een halt toe te roepen en te vergevende. Maar zoals de arme voor de deur van het paleis van de rijke doet God hem opstaan en zet hem aan zijn rechterhand. En door het offer van zijn leven komen velen tot bekering. Om die reden vertelt Jezus deze gelijkenis als een waarschuwing. Hij sluit niemand buiten. Maar hij roept iedereen op om God en mensen niet buiten te sluiten. Het is de oproep van Jezus niet alleen voor onszelf te leven. Het is de oproep om barmhartig te zijn en om zelf barmhartigheid te ontvangen. Daar gaat de hemel open. Daar ontdekken we het eeuwige leven. Daar ontmoeten we God en zijn oneindige liefde. Amen

Martin Los. pr
1) Evangelielezing van deze zondag: Lucas 16:19-31
2) 1e lezing: Amos:6:1a,4-7
Afbeelding: The rich man and Lazarus, icon Rila monastery Bulgaria

Niemand kan twee heren dienen

Preek op de 25e  gewone zondag op 18 september 2022 Tiel

“Niemand kan twee heren dienen”
zegt Jezus tot zijn leerlingen. “Want hij zal dan de één haten en de ander liefhebben. Je kunt niet God dienen én de mammon”. 1)
Het is altijd goed om ons even af te vragen op welk moment precies Jezus deze woorden spreekt. We weten uit de evangelielezingen van de afgelopen zondagen dat hij met zijn leerlingen op weg is naar de hoofdstad Jeruzalem. Ze komen nu langzamerhand in de buurt van de stad.
Als je vanaf het platteland een stad nadert, zie je het verkeer toenemen, de huizen staan dichter op elkaar, er is meer bedrijvigheid. Zo voel je de aanwezigheid en de invloed van de stad allang voor je de poort bereikt hebt. Steden beleven zichzelf als oorden van beschaving en cultuur. Dáár gebeurt het. Het mooie krijgt er door een overvloed aan talent alle kans.
De leerlingen van Jezus zullen straks hun ogen uitkijken. Ze zijn niets gewend. Ze zullen onder de indruk zijn van de rijkdom die ze om zich heen zullen zien, in de monumentale huizen, de kleding van de rijken, de uitgestalde koopwaar, de kunstwerken, en de tempel en de markt waar de waarde van de goederen bepaald wordt.
Als een gids bereid Jezus zijn leerlingen nu al voor op de ontmoeting met de grote stad terwijl ze nog onder weg zijn. Hij leert hen door wat ze te zien krijgen, heen te kijken. Ze zullen mensen in prachtige kleding zien, paleizen waar recht gesproken wordt, de ongelofelijke schoonheid van de tempel. Maar achter dat alles gaat ook een grote verleiding schuil. Dat al die schoonheid en dat bezit en die rijkdom een verslaving wordt. Dat er onvoldoende oog is voor de armen, dat de aanzienlijken de recht van de zwakkeren met voeten treden. Denk aan de aanklacht van de profeet Amos 2)
De mensen in de paleizen en in de mooie gewaden zijn waarschijnlijk ook ooit  met goede bedoelingen begonnen. Maar dan sluipt gaandeweg verliefdheid op de rijkdom en de schoonheid en de welvaart binnen,  wat ten koste gaat van iets dat veel kostbaarder is: de liefde tot God en de beoefening van recht en barmhartigheid tot de naaste. Gemakzucht en onverschilligheid ten opzicht van recht en gerechtigheid krijgen de overhand.
Tegen die achtergrond zegt Jezus tot zijn leerlingen: “Niemand kan twee heren dienen want hij zal dan de één haten en de ander liefhebben. Je kunt niet God dienen én de mammon”. Met andere woorden: laat je niet verleiden door de schone schijn. Blijf trouw aan mij en de weg die ik.
Zoals Jezus zijn leerlingen voorbereidt op de ontmoeting met de wereld, zo bereidt hij ons ook voor op onze ontdekking van de wereld. De wereld die ons omgeeft, ons leven betekenis geeft, een wonder van menselijke kunst, techniek en logistiek, maar tegelijk ook de wereld die ons weg kan trekken van God als zij zich voordoet als een soort afgod, een fetisj.
“Je kunt niet God dienen én de mammon. Dat vreemde woordje ‘mammon’ komt verder nergens in de Bijbel voor. Maar het wordt algemeen zien als aanduiding voor iets wat mensen in de plaats stellen van God. Een soort afgod die heel het leven en denken beheerst. Maar je verpandt op die manier je hart aan iets dat die overgave totaal niet waard is. Want al het materiele gaat voorbij. De wereld omgeeft ons en overleeft ons, maar ze gaat uiteindelijk ook voorbij. “Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat zij – wanneer die u komt te ontvallen – u in de eeuwige tenten opnemen”. Als je terugblikt en je hele leven overdenkt, dan is alle luxe van de wereld niets vergeleken bij  die keren dat je een arme geholpen hebt, de zwakkere  ondersteund hebt, de machteloze recht hebt gedaan, iemand vergeven hebt en omhelst.
Met andere woorden: laat bezit, geld of wat dan ook in deze wereld u niet beheersen maar gebruik het om anderen te helpen en het lot van degenen die weinig of niets hebben te verlichten. Gebruikt het om tranen te drogen.. Anders raak je in je gehechtheid aan geld verstrikt. Dan is er op den duur ook geen plaats meer voor de liefde van God in je leven en in de samenleving.
We voelen allemaal wel aan, dat geld en bezit in die zin onrechtvaardig zijn, omdat het volkomen ongelijk verdeeld is. Het is aan de gemeenschap en de overheid om de zorgen dat die ongelijkheid niet zover gaat dat sommigen alles hebben en anderen niets. En het is zeker de opdracht aan de verantwoordelijken om in te staan voor het bestaansminimum van iedereen. Dat is een recht en een plicht. Dit is altijd actueel. Zeker ook nu we in onze eigen omgeving geconfronteerd worden met hele groepen mensen die in problemen komen door de hoge energieprijzen, de inflatie. Maar degenen die Jezus willen navolgen en leerlingen willen zijn van het rijk van God, gaan nog een stap verder dan waar ze maatschappelijk en moreel toe verplicht zijn. Wij zien de dingen, de natuur en de seizoenen, en medemensen, als tekenen van Gods zorg voor de mensheid. Ze verzekeren ons dat we nooit in de steek gelaten worden door de voorzienige Vader in de hemel. Daarom zien we de wereld en de natuur als middel om het goede van het leven met elkaar te delen. De corrupte rentmeester maakte vrienden met geld dat niet van hem was. Hoeveel te meer kunnen de kinderen van het licht het aardse gebruiken door te delen met de mensen in nood.
Het Handboek voor de sociale leer van de Kerk vat het zo samen: “In plaats van zich tot slaaf te maken van de dingen, moeten de leerlingen van Christus de dingen weten aan te wenden om het delen en broederlijkheid te realiseren”.
Als een gids maakt Jezus zijn leerlingen wereldwijs op weg naar de stad Jeruzalem. Daar zou Jezus zelfs zijn leven beschikbaar stellen en met de mensen te delen, om zoals hijzelf zegt” de wereld te overwinnen. Om de macht van de wereld als mammon te ontmaskeren en te breken. Om de doorbraak van de wereld van God ín deze wereld voor altijd te realiseren. Zo gaat Hij ons voor als de opgestane Heer naar de stad van God, het nieuwe Jeruzalem. Laten we niet vergeten hoe dicht we genaderd zijn door de eucharistie die we vieren. Amen

Martin Los, pr.
1) Evangelielezing van deze 25e reguliere zondag door het jaar: Lucas 16:1-13
2) 1 lezing: Amos 8:4-7