Barmhartigheid: heilig moeten

Homilie op de 31e zondag 30 oktober 2022 Bunnik en Houten

“Kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in uw huis verblijven” horen we Jezus tot Zacheus zeggen 1).  Het is opvallend dat Jezus niet zegt “vandaag wil ik in uw huis zijn”. Nee, hij zegt: “vandaag móet ik in uw huis zijn”. Het is absoluut noodzakelijk. Met andere woorden: het past in Gods plan, in mijn missie, dat ik vandaag bij u mijn intrek neem.
Dat is wonderlijk. Want Jezus is op weg naar Jeruzalem. Jericho is de laatste etappe. Hij moest alleen nog door de onbewoonde woestijn van Judea om de hoofdstad met de tempel binnen te trekken. Iedereen hield de adem in. Zou Jezus eenmaal in de stad van God het koninkrijk van God uitroepen en hoe zou de wereld er dan uit komen te zien? Iedereen voelde de spanning. Maar dan moest hij natuurlijk geen dingen doen die niemand begreep. Als hij één ding niet moest doen was zijn intrek nemen bij een oppertollenaar, een ambtenaar in dienst van de bezetters, de Romeinen, iemand die zich verrijkte door een deel van de belastinginkomsten voor zichzelf te houden. Het zou overkomen alsof Jezus heulde met de vijand. Dat moet je natuurlijk niet doen als je als politicus op campagne bent en naar de gunst van het volk dingt.
“Kom vlug naar beneden, Zacheus, want vandaag moet ik in uw huis zijn” roept Jezus hem toe. En inderdaad gonst het nu door de menigte: “hoe kan hij dat nou doen, zijn intrek nemen bij een zondig mens”? Niet alleen begrepen de mensen er niets van, het zou ook Jeruzalem ter ore komen en tegen hem in het harnas jagen.
Wij zijn meestal zo druk bezig met afstand te nemen van mensen die in onze ogen verkeerde dingen doen, dat we vergeten hoe we anderen kunnen winnen door een open mind en in die ander bovenal een mens te zien. Partijvorming en groepsvorming draagt daaraan bij dat we ons afgrenzen tegenover anderen en het goede bij ons zelf  beklemtonen en het verkeerde bij de ander. Laten wij daar voor waken. Laten we geen muren optrekken, maar juist openingen naar anderen zoeken
Jezus móest wel zijn intrek nemen bij die collaborateur die Zacheus in de ogen van de mensen was. Hij moest dit wel doen, om zo Gods barmhartigheid te tonen.  Daar breekt het koninkrijk van God aan. Zo zal het eruit zien. Jezus is niet gekomen om te heersen en te verdelen, maar om te dienen en te verbinden.
Als Jezus bij hem zijn intrek neemt, is Zacheus zo ontroerd dat hij op Jezus toetreedt en zegt: Heer, bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen. En als ik iemand iets heb afgeperst geef ik het vierdubbel terug”.  Had iemand dat ooit kunnen denken van een tollenaar? Wat een ommekeer. Zacheus zocht hoe hij Jezus te zien zou krijgen. Maar alles leek in de weg te staan. Zijn kleine gestalte, de grote menigte. En hij maakte zichzelf ook een beetje onzichtbaar door in een wilde vijgenboom te klimmen. Een beetje potsierlijk idee. Maar de bladeren van de vijgenboom waren zo groot en het loof zo dicht dat hij bijna onzichtbaar was, Hij schaamde zich eigenlijk. Maar geen van al die beperkingen en hindernissen weerhielden Jezus ervan om in gesprek met Zacheus te gaan. Zacheus, een mens met een naam en een gezicht. Geen vertegenwoordiger van een groep of een partij of welke identiteit dan ook maar een mens, zoals wij allen mens zijn. Jezus is te gast bij Zacheus.
Wat een overwinning van Gods barmhartigheid. Daar kan de hele wereld een voorbeeld aan nemen. Het verhaal van de ontmoeting van Jezus en Zacheus stimuleert ons andere mensen niet af te schrijven vanwege hun gedrag of positie in de wereld. Nog afgezien dat ieder mens door God geschapen is. Maar in ieder mens kan ook iets van een Zacheus schuilen die verlangt iets van Christus te ontdekken in de wijze waarop de Kerk in de wereld staat en het Evangelie in woord en daad zichtbaar maakt.
We kunnen ook allemaal van Zacheus leren die zijn huis openstelde voor Jezus. Want niet alleen stelde hij zijn huis open voor Jezus, hij beloofde ook de helft van zijn bezit aan de armen te geven.
Ongeveer een halve eeuw geleden stond in elke huiskamer van een katholiek gezin een beeld van Jezus om eraan te herinneren dat hij bij ons te gast was. Niet als bemoeial, nee, discreet. Met een zegenend gebaar. Die beelden zijn vrijwel in alle huizen verdwenen alsof we ons er een beetje voor generen. Maar hoe dan ook:  wat is ons antwoord op zijn aanwezigheid in ons huizen en dagelijks leven? Heeft dat ook gevolgen voor de wijze waarop we met elkaar omgaan. En denken we ook zoals Zacheus aan de mensen die het moeilijk hebben door armoede of ziekte of verlies? Of aan hen met wie we iets goed te maken hebben? Als we Gods barmhartigheid ervaren en vieren, zijn we dan zelf ook barmhartig naar anderen? Benaderen we hen niet met een schuin oog als leden van een groep, maar benaderen we ieder mens als persoon?
We hoorden in het boek van de Wijsheid. “Gij let niet op de zonden der mensen, opdat ze tot inkeer komen. Gij houdt immers van al wat bestaat en verafschuwt niets van wat Gij geschapen hebt”2). Het is het geduld en de wijsheid van God waarom Jezus tegen Zacheus zei: “kom naar beneden want vandaag móet ik in uw huis zijn”. Vergeet niet, zegt Jezus tegen de omstanders: “De mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en om te redden wat verloren was”. Het is Gods liefde voor de wereld en de wijsheid die alles in stand houdt tot alles is volbracht. Daar hoort ook bij dat wij barmhartigheid bewijzen zolang wij leven. Zowaar Christus in ons huis te gast wil zijn. Amen

Martin Los
1) Evangelie van deze 31e reguliere zondag : Lucas 19:1-10
2) ie lezing: Wijsheid 11:23-12,2

Zie niet op anderen neer

Homilie op de 30e zondag 23 oktober 2022 in de Dominicus kerk Tiel

Meestal spreekt Jezus in het Evangelie tot bepaalde personen, of tot een bepaalde groep zoals de leerlingen, of de menigte of de Farizeeën, of de rijken of de armen. Maar in het Evangelie van deze zondag spreekt Jezus tot mensen van wie je aan de buitenkant niet kunt zien wie het zijn. Hij sprak zo horen we “tot hen die – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachten”.1)  Aan de hand van de ontroerende en indringende gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar waarschuwt Jezus ervoor dat we – wie we ook zijn – niet op de andere mensen mogen neerkijken. Niet alleen omdat dit op zichzelf verkeerd is. Het gaat in tegen de menselijke waardigheid die inhoudt dat alle mensen gelijkwaardig zijn. Maar anderen minachten schaadt ook onszelf in onze verhouding tot God bij wie geen aanzien des persoons is. Hij kijkt dwars door menselijke arrogantie en schone schijn heen.
We moeten vooral op de details van Jezus woorden letten. Jezus zegt niet: “kijk niet op andere mensen neer” maar hij zegt: kijk niet op dé andere mensen neer. Kennelijk is het zo,  dat als we eenmaal op één mens neerkijken, we eigenlijk de neiging hebben op álle mensen neerkijken. Je bent dan als het ware alleen op de wereld. Of zoals we tegenwoordig zeggen: “je leeft helemaal in je eigen bubbel”.  Omdat de gelijkenis die Jezus vertelt, zich afspeelt op het tempelplein lijkt hij daarmee te willen zeggen dat godsdienst een welkom excuus kan zijn voor hen die zich beter achten dan de anderen. Met andere woorden: als gelovige mensen moeten we extra op onze hoede zijn dat we ons niet boven andere verheven voelen.
De “Farizeeër” zegt Jezus verder “stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf: “God ik dank u dat ik niet ben zoals de rest van de mensen rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers of zoals die tollenaar”. Let ook hier weer op de details. De man bidt ‘bij zichzelf’. Hij is helemaal niet op God gericht maar hij denkt alleen aan zichzelf..
De man bad bij zichzelf, zegt Jezus. Hij spreekt tot zichzelf. Hij spreekt niet tot God. Dat is het verschil tussen echt bidden en denken dat je bidt maar alleen jezelf onder de kin strijkt. 
De tollenaar die helemaal achteraan stond, bad met gebogen hoofd: “God, wees mij zondaar genadig”. Hij bad niet bij zichzelf, maar zijn gebed was een hartekreet tot God. En hij klopte daarbij op zijn borst.
Om te zeggen: Ik ben het Heer, ik heb het niet over de anderen, ik zelf heb gezondigd: door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld”. Wij gebruiken in onze traditie lichamelijke gebaren zoals het kloppen op de borst bij de boete-act om ons bewust te zijn dat het om onszelf gaat. Er moet geen misverstand over bestaan.
“Ik zeg u” zegt Jezus tot slot “deze ging gerechtvaardigd naar huis en de andere niet”. Zijn gebed werd verhoord. Hij voelde zich in genade aangenomen door God.
Is dat niet de bedoeling  van ons gebed dat we Gods hulp, zijn liefde en genade mogen ontvangen? Hoe hooghartiger we zijn, hoe verder we van God afstaan en van onze medemensen. Hoe bescheidener we zijn, hoe meer God ons verheft. Hooghartig wil zeggen dat je anderen niet ziet staan en zelfs minacht. Bescheiden wil zeggen dat je anderen hoger acht dan je zelf en er voor anderen wilt zijn.
In de eerste lezing (uit het Boek Jesus Sirach) hoorden we: “Wie anderen bijstaat wordt welwillend ontvangen en zijn gebed reikt tot de wolken”. 2) Overal in de Bijbel vinden we die koppeling tussen bidden en doen. Anderen bijstaan en vruchtbaar bidden zijn om zo te zeggen twee handen op één buik. De handen vouwen en de handen uit de mouwen steken. “vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven onze schuldenaren”. De handen opheffen tot God is tegelijk de hand reiken aan onze naaste.
Mogen we dan helemaal niet blij en dankbaar zijn om het goede dat we doen. Mogen we er niet trots op zijn dat we in deze wereld getuigen mogen zijn van de Blijde Boodschap? Zeker wel.
Luister maar naar de apostel Paulus. Hij is bijna aan het einde van zijn leven gekomen. Als hij zijn leven overziet schrijft hij: het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voltooid, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst”.3)  Hier is niet iemand aan het woord die overtuigd is van zichzelf en zichzelf veel beter vindt dan anderen. Hier is een gelovige mens aan het woord die overtuigd is van Gods trouw. Iemand die niet boven anderen uit wil steken maar ook alle anderen bij zijn  hoop en vreugde betrekt: “De Heer zal niet alleen mij, maar allen belonen die met liefde uitzien naar de komst van de Heer”.
Laten we daarom vol vertrouwen in het leven staan, met ons hart gericht op God en op onze medemensen. Dan hoeven we niet te vrezen. Want er is maar één rechtvaardige rechter en dat is onze Heer en Heiland Jezus Christus zelf. Laten we hem altijd voor ogen houden. Heel ons leven lang. Hij is onze helper. En de andere mensen? Zij zullen onze voorsprekers zijn. Amen

Martin Los, pr.

De reguliere Schriftlezingen tijdens de eucharistie op de 30e gewone zondag op 23 oktober 2022
!) Evangelielezing: Lucas 18:9-14
2) 1e lezing: Jezus Sirach 35: 12-14, 16-18
3) 2e lezing: 2 Timotheus 4:6-8, 16-18