De ontdekking van het lege graf op de Paasmorgen

Homilie in de Paaswake Werkhoven en Odijk 1e Paasdag

Het Evangelie van de verrijzenis van Jezus – of moeten we zeggen: de ontdekking van het lege graf – kennen we uit het hoofd. Zouden we het als een stuk informatie opvatten dan zouden we het na één of twee keer op kunnen bergen en zeggen; Oh, dat verhaal ken ik al”. Maar het verhaal van de verrijzenis van Jezus is geen informatie die we inmiddels uit het hoofd kennen. Het is telkens weer nieuw alsof we het voor de eerste keer horen. Waarom?
Dat is niet omdat we het verhaal niet kunnen volgen. Het is helder en klaar. Er komen maar drie personen in voor, Maria Magdalena, Petrus en Johannes, alle drie leerlingen van Jezus. Ze lopen alle drie heel snel. Maar in omgekeerde richting: de vrouw van het lege graf naar de leerlingen om hen te vertellen wat ze gezien heeft, de twee mannen snellen daarna naar het graf om te zien wat ze gehoord hebben, en één van de twee, Johannes, rent harder dan zijn metgezel, Petrus. Maar hij gebruikt zijn voorsprong niet om het graf eerder binnen te gaan en als eerste te zien. Waarom dit snellen – en in deze volgorde – zo nadrukkelijk en beeldend beschreven? Het gaat hier om een gebeurtenis die het leven van alle mensen betreft. De hoop van de hele wereld is er op gebaseerd. Waarom wordt de verrijzenis van Jezus dan niet met veel trompetgeschal verkondigt, als het zo’n unieke ingrijpende zaligmakende gebeurtenis is? Of zoals het Hallelujahkoor in de Messiah van Haendel waarvan we in vervoering raken. Maar dat Hallelujah verplaatst ons naar het eind der tijden. Waarom geen trompetgeschal? Omdat het ook ons verhaal is. Hier en nu. “Wij zijn met Jezus Christus gestorven en begraven én met hem opgewekt” zegt de apostel Paulus “door de doop en het geloof”.  Het begint er al mee dat de evangelist zegt: “Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena – het was nog donker –  bij het graf”. De eerste dag van de week? Dat is vandaag, dat is nu. De dag die we als christenen de dag van de Heer zijn gaan noemen . En waarom noemen we deze eerste dag van de week de Dag van de Heer? Omdat het de dag van de Verrijzenis is. Deze dag. En niet alleen vandaag, maar de eerste dag van elke week. Het begin van elke week vinden we het graf waarin Jezus is gelegd, een nieuw graf, léég. Wat betekent dat voor ons dagelijks leven dat volgt op die ontdekking? Wat betekent dat voor ons leven in deze wereld? Ook in deze tijd van spanningen en geweld? Juist in deze tijd. Dat zijn vragen die ieder van ons persoonlijk raken. En raken betekent in beweging zetten en in beweging gezet worden. Hé, zien we dat niet gebeuren in het Evangelie? Één vrouw rent waardoor twee mannen gaan rennen. Ieder met hun eigen beweegreden. Hun eigen geschiedenis met Jezus tijdens zijn leven op aarde. Zij had bijzonder veel genegenheid voor Jezus, daarom kwam ze als eerste bij het graf om het te verzorgen.  Johannes was de leerling voor wie Jezus een bijzondere genegenheid had. Is liefde en genegenheid niet altijd  één van de belangrijkste motieven in ons leven. Petrus was de leerling die Jezus een boost van vertrouwen gegeven had, die dat vertrouwen beschaamd had door zijn verloochening en hongerde naar erkenning. Hij hunkerde naar liefde.
Zo hebben wij als leerlingen van Jezus ook allemaal een bijzondere persoonlijke verhouding tot Jezus. Altijd moet één de eerste zijn die een ontdekking doet. In dit geval is het een vrouw die met beide benen op de grond staat, want als zij alleen al de zware steen van het grafmonument ziet weggerold, concludeert ze dat dieven het lichaam van haar meester hebben gestolen. Laten we haar niet wegzetten als kortzichtig en verblind. Als gelovigen moeten we ook altijd beginnen met de feiten. Het graf is leeg. Dat belooft niet veel goeds. Er is geen lichaam mee. Geen corpus delicti. En Maria Magdalena staat niet alleen. Want als Johannes al laatste het graf binnen gaat en er dus twee getuigen zijn dat het graf leeg is behalve de doeken die netjes opgerold liggen, dan concludeert Johannes dat Maria Magdalene gelijk heeft “Hij zag en geloofde” zegt het Evangelie. De meeste bijbeluitleggers concluderen hier dat wat Maria nog niet begrepen had als vrouw door Johannes, de apostel, als man wel, begrepen werd: de Heer is opgestaan.
“Nee” schrijft de heilige Augustinus, één van de grootste Europese theologen, zo niet de grootste uit de geschiedenis “hij zag en geloofde” betekent dat hij de ontdekking van Maria geloofde, namelijk dat het lichaam weggenomen was. Het lege graf is geen bewijs dat Jezus Christus is opgestaan. Het is een aanwijzing die nog dubbelzinnig is. Pas als de verrezen Heer aan de leerlingen verschijn, te beginnen met Maria Magdalena, dán herkennen zij hem.
Als wijzelf dus twijfels hebben bij waaraan we moeten denken bij de Verrijzenis van de Heer, dan  moeten we niet te snel concluderen dat het voor ons te hoog gegrepen is om zo iets te geloven.
Om het heel duidelijk te stellen: wij geloven niet in de verrijzenis van de Heer als iets dat wij als concept al kennen en nu toepassen op Jezus. Wij  geloven in de Verrezen Heer. De Heer die altijd bij ons is als de Levende. Door het geloof in Hem mogen wij geloven in onze dood en verrijzenis met Hem. Door dat Paasgeloof mogen we elke keer opnieuw beginnen te leven vanuit de hoop. Elke dag van de Heer, is een nieuw begin, een vindplaats van hoop. Zo begint elke week.  Door ieder op zijn of haar eigen manier, in ieders tempo. Soms als ontdekker en verkondiger van de Boodschap, soms als ontvanger. Soms als twijfelaar, soms als bevestiger. Maar allen leven we vanuit de hoop die in ons is. Waar Pasen gevierd en beleefd wordt, is hoop, en waar hoop is is leven. “De Heer is waarlijk opgestaan. Alleluia”. Amen


Wie gewassen is, is al rein

Homilie op Witte Donderdag 29 maart 2024 Werkhoven

Vanouds ligt op Witte Donderdag de nadruk op de voetwassing van de leerlingen door Jezus. Vandaar ook dat sinds mensenheugenis de de voetwassing in de Evangelielezing vanavond verhaald wordt. Om de voetwassing  beter begrijpen is er wel wat kennis van de achtergrond nodig. Niet alleen wat deze heel bijzóndere voetwassing door Jezus betekent. Want deze spreekt kennelijk niet voor zichzelf. Jezus zegt immers tegen Petrus die in eerste instantie weigert zich de voeten te laten wassen: “Nu begrijpt je dit nog niet maar later zult ge het inzien”. Als Petrus dit eerst niet begrijpt. hoe zouden wij het dan wel meteen begrijpen.
Maar deze voetwassing maakte ook deel uit van een oriëntaalse cultuur die de onze niet is. In de tijd van Jezus hadden mensen geen dichte schoenen en sokken aan. Ze droegen open sandalen. Armen liepen vaak op blote voeten. Hun voeten waren dus niet schoon maar bevuild door stof en modder. Geen prettig idee. Bovendien zaten de gasten niet met hun voeten onder de tafel, maar zij lagen aan op een soort divans dus de vuile voeten van de aanwezigen zouden voor iedereen zichtbaar. Iemand die het zich kon permitteren een maaltijd aan te richten en gasten uit te nodigen, droeg zijn slaven op om de voeten van zijn gasten eerst te wassen voor ze aan tafel gingen. Uiteraard alleen de voeten want zich helemáál wassen hadden de gasten thuis natuurlijk al gedaan. Daarom zegt Jezus tegen Petrus die na zijn aanvankelijke weigering op Jezus aanwijzing niet alleen dan zijn voeten maar zich helemaal wil laten wassen:” wie een bad genomen heeft, is rein en hoeft zich niet meer te wassen, behalve de voeten. De voetwassing was op zich dus geen bijzonder handeling of gebaar, maar verbonden aan ieder gastmaal. Dat konden alleen rijke mensen aanrichten die over slaven beschikten. Zoals we dat kennen uit koloniale tijden en plaatsen.
Het is goed om deze culturele context te kennen. Pas dan begrijpen we ook echt beter de verlegenheid van de leerlingen toen Jezus zijn bovenkleren aflegde en zich vernederde tot het bestaan van een slaaf, zichzelf een schort voordeed en de voeten van zijn leerlingen begon te wassen. In hun ogen was dat de omgekeerde wereld. Hij die boven hen stond als hun meester maakte zich tot ondergeschikte. Toen Jezus zijn bovenkleren weer aan had gedaan, sprak hij tot hen: “Ik heb jullie een voorbeeld gegeven opdat jullie zouden doen wat ik jullie heb gedaan”.  De boodschap, of moeten we zeggen ‘de opdracht’ is duidelijk. Onder de volgelingen van Jezus moet niet het eigen belang en genoegen vooropstaan, maar de bereidwilligheid de ander te dienen en de gemeenschap. Onvoorwaardelijk en onbaatzuchtig.. In het Engels heet deze Witte Donderdag ‘Maundy Thursthday, de Donderdag van het gebod (namelijk tot naastenliefde) “Heb elkaar lief zoals ik u heb liefgehad. Een nieuw gebod geeft ik u. Heb elkaar van harte lief” zegt Jezus. Als de gebeurtenissen van Pasen geschied zijn, het kruis en de verrijzenis van Christus, zullen de leerlingen begrijpen dat Jezus zijn leven ervoor over heeft gehad om zijn leerlingen te laten delen in de liefde van God en het eeuwige leven. Het is zijn liefdesdienst aan hen en aan allen die in Hem geloven. Niet alleen degenen die getuige waren van zijn dood en verrijzenis, maar allen die in Hem geloven in alle tijden.
Daarom vieren wij, zusters en broeders, met Pasen, niet een gebeurtenis in een ver verleden. Wij vieren dat we door Jezus met hem gestorven en verrezen zijn tot een nieuw leven. De verzoening met God, het herstel van de gemeenschap met God door Jezus. Dat is de daad die Jezus voor iedereen heeft volbracht.
Dus de voetwassing wijst naar het offer van zijn leven dat hij voor de wereld heeft bracht.
In de kerk van de eerste eeuwen was de veertigdagen tijd een tijd van boete voor hen die uit zwakte afvallig geworden waren. Zij hadden daardoor de eucharistie langere tijd moeten missen. Op Witte Donderdag werden deze openlijke boetelingen opnieuw aanvaard in de gemeenschap van de kerk en konden ze weer de volledige gemeenschap meemaken door deze eucharistie aan de vooravond van het lijden van de Heer. Als afwassing van hun zonden werden hen door de priester de voeten gewassen.
Nog steeds herinnert deze veertigdaagse boetetijd die vandaag is afgelopen, aan deze verzoening. Ook werden de voeten van de armen gewassen als nederige dienst van de kerk aan de mensen die volledig afhankelijk waren. Dat de kerk in de eerste plaats dienst aan de armen is. Dit teken van barmhartigheid is van begin af aan ook uitgeoefend als in praktijk brengen van het nieuwe gebod van Jezus “hebt elkaar van harte lief”.
Ook in onze tijd proberen we deze levende traditie hoog te houden. De aandacht voor de behoeftigen en de mensen in nood in de maatschappij. En de omhelzing van hen die van het geloof afgevallen waren maar opnieuw getroost en gesterkt deel uit wilden maken van het lichaam van Christus, onze gestorven en verrezen Heer. Met dat gebaar van liefde kan het weer Pasen worden voor iedereen. “Ubi caritas et amor, Deus ibi est”(waar vriendschap en liefde daar is God)

Martin Los pr

1) Evangelielezing tijdens de eucharistie op Witte Donderdag: Johannes 13:1-15