Wat mij steekt in het woord steekpartij

Telkens verwonder ik mij als in de media een gebeurtenis een ‘steekpartij’ wordt genoemd terwijl dan al duidelijk is dat er slechts één dader is, degene die met een mes anderen, verwondt. De clichematige ‘verwarde man’, of de overvaller die zijn prooi neersteekt, of de terrorist.
Bij een echte steekpartij stel ik me voor dat er meerdere deelnemers zijn die tegenover elkaar staan en op elkaar insteken. Een vechtpartij, maar met andere middelen dan de blote vuist. Bij een scheldpartij beperkt men zich tot woorden.
Een woord dat op ‘partij’ eindigt, veronderstelt iets van meerdere betrokkenen, partijen, met een zekere gelijkwaardigheid. “Veel renners hielden verwondingen over van de valpartij waarbij ze betrokken raakten”. “het uitstapje van de senioren eindigde in een smulpartij”.
De vraag is waarom kranten, radio en televisie het woord steekpartij gebruiken als er sprake is van een schuldige dader en een of meer onschuldige slachtoffers. Recent spraken de media over het voorval op het Centraal Station in Amsterdam weer als een steekpartij.
De reden dat het woord steekpartij veelvuldig wordt gebruikt zal zijn dat het incident (overvaller, verwarde man, en vooral terrorist) daarmee wordt teruggeschaald naar een minder angstwekkend of boosmakende manier van spreken.
Wat mij steekt is dat men de slachtoffers daarmee onrecht doet. Zij worden door messteken getroffen, zonder aanleiding, alleen omdat ze op het verkeerde moment en op de verkeerde plaats zijn op het moment dat zij getroffen worden.
Ik roep hiermee de pers en overheid op om het woord steekpartij te mijden en liever te spreken van steekincident tenminste zolang de toedracht niet duidelijk. Daarna past klare taal: daad van een verwarde man (psychose, gewapende overval, terreurdaad)

Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst synoniem?

Vandaag volgde ik op Cafe Weltschmerz een gesprek van Esther van Fenema en Theodor Holman, winnaar van de Pim Fortuyn onderscheiding voor hen die opkomen voor de vrijheid van meningsuiting. Een felicitatie waard.

Al gauw kwam het gesprek op het verschil tussen vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. Volgens Theodor is er geen verschil. De vrijheid van godsdienst wordt geheel gedekt door de vrijheid van meningsuiting.
Op het eerste gezicht lijkt dit misschien zo wanneer we godsdienst voornamelijk zien als een overtuiging waaruit allerlei leerstellingen voortvloeien die al of niet waar zijn, en dus bekritiseert moeten kunnen worden. Theodor acht dit zelfs gunstig voor een godsdienst omdat ze op die manier deel kan nemen aan het debat en zich niet verschuilt achter onaantastbare dogma’s. Godsdienst mag gerust meepraten –  graag zelfs – maar dan moet ze zich zoals iedereen kwetsbaar opstellen volgens Theodor

Het opmerkelijke is dat de oorspronkelijke bedoeling van het grondwetartikel van de godsdienstvrijheid een heel andere reden had. Voor de grondwet in 1848 was in ons land – evenals in andere landen – één godsdienst de dominante en enige officieel toegestane. Hier de Nederduits Gereformeerde Kerk (vanaf 1816 Nederlands Hervormde Kerk genoemd) Er was nog geen sprake van het moderne secularisme waartegen de godsdienst beschermd zou moeten worden. Tot die tijd mochten rooms-katholieken, doopsgezinden, Joden, alleen samenkomen en hun eredienst vieren in gebouwen die van buiten niet als kerk herkenbaar waren. Deze toestand heeft in ons land ongeveer driehonderd jaar geduurd. Aanhangers van deze hooguit alleen maar gedoogde godsdiensten konden geen officiële beroepen uitoefenen. Iedereen kan zich voor stellen wat dat betekende voor hen die niet de officiële godsdienst – De Nederduits Gereformeerde – aanhingen. Ook afsplitsingen werden door de overheid die toezag op de officiële godsdienst niet toegestaan. Dit alles tot 1848.

Het ging in het artikel van de vrijheid van godsdienst dus niet allereerst of alleen om vrijheid van religieuze overtuigingen die men met enige goede wil onder meningen zou kunnen scharen. Wat op het spel stond – en nog steeds staat – was de vrijheid van de eigen cultus en organisatie. Vrijheid van godsdienst houdt in vrijheid om Kerken, Synagoges en tegenwoordig Moskeen en Mandirs te bouwen en daarbinnen op de eigen manier te bidden en rituelen te voltrekken. Ook de vrijheid om een eigen religieuze organisatie op te bouwen.

Het zijn deze zaken die mede verankerd zijn in de grondwet in het artikel van de vrijheid van godsdienst. Het is onjuist om te denken dat Kerkenbouw, Rituelen, en kerkelijke organisatie geheel vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Het is bovendien naief, want ook de moderne geschiedenis laat zien dat vrijheid van godsdienst helemaal niet vanzelfsprekend is. Denk aan de monopoliepositie die bepaalde religieuze groeperingen nog steeds hebben in bepaalde landen. Maar ook het saecularisme neigt ertoe zichzelf op te werpen als enige officiele leer. Ze is weliswaar geen godsdienst maar door haar allergie voor religieuze uitingen is ze toch meer een spiegelbeeld dan haar lief is

Martin Los
foto ontleend aan https://dagblad010.nl/6-mei-kandidaten-pim-fortuyn-prijs-2018/