Preek op de 29e zondag van het kerkelijk jaar 22 oktober 2023 Tiel
Onze moderne samenleving is heel erg gepolariseerd. In plaats van dat verbinding wordt gezocht, zodat mensen in vrede kunnen leven, zoeken en benadrukken we de verschillen. Tot wat voor wreedheid, angst en chaos dit kan leiden, zien we in het huidige conflict in en rond de Gaza waar de angst hoogtij viert en eindeloos bloed vloeit. Niet alleen van de strijdende partijen zelf, maar van vele onschuldige mensen, ouders, kinderen, hulpverleners.
Wij, hier, en overal in de wereld, zien de beelden. We schudden onze hoofden, heffen onze handen ten hemel, voelen ons machteloos en sprakeloos. Maar ondanks onze onmacht vormen we ons een mening, kiezen partij of niet wat ook een keuze is. Onmiddellijk word je ingedeeld in een bepaald kamp, of je wilt of niet. Dat leidt tot onbegrip en onenigheid. Het kan maken dat we zelf in het conflict betrokken raken met demonstraties en vlagvertoon voor en tegen.
Zo dreigt de oproep tot vrede, tot stoppen van vergieten van onschuldig bloed, in de kiem gesmoord te worden. Des te belangrijker dat we toch blijven opkomen voor de vrede, dat we de hoop blijven voeden. Net als een patient die door een beroerte is getroffen en verlamd is, maar toch al lijkt het vruchteloos dagelijks blijft oefenen tijdens de revalidatie. En we mogen het wapen gebruiken waarvan we de kracht en de reikwijdte verleerd zijn: dat is het gebed. Het maakt dat we volhouden en dat we aangesloten blijven op de liefde tot God en de mensenwereld.
Jezus leefde ook in een gepolariseerde samenleving. Israel is bezet door de Romeinen. De koning Herodes is een Romeinse zetbaas en zijn aanhangers zijn de Herodianen. Ze worden door de strenge Farizeen gezien als collaborateurs en verraders. Jezus is kort tevoren in Jeruzalem is aangekomen. Het eindstation van zijn missie. Hij is de publieke en politieke werkelijkheid binnengetreden. Hij kondigt het koninkrijk van God aan. Hoe zal dat gebeuren?
In ons land zijn de verkiezingscampagnes begonnen. Politieke leiders worden aan de tand gevoeld. Zeker nieuwe kopstukken. Zo zagen de Herodianen en Farizeeën ook Jezus 1). Deze partijen staan politiek gezien lijnrecht tegenover elkaar. Maar nu vormen ze voor even een coalitie om Jezus in een val te laten lopen en hem onschadelijk te maken en zijn invloed te minimaliseren: “Meester, is het geoorloofd de keizer belasting te betalen op niet?” Ze vragen dit niet om van Jezus een hele politieke beschouwing te horen, maar om hem te dwingen een positie in te nemen waardoor hij geframed kan worden en in een hokje van de tegenstander geplaats, en dus een vijand wordt. Het is duidelijk: zegt Jezus “Ja, natuurlijk” dan heeft hij voor de orthodoxe Joden afgedaan. De verwachtte Messia kan niet met de onderdrukker heulen. Zegt hij: “Nee, dat hoeft niet” dan zullen de Herodianen hem aanklagen bij de Romeinen als oproeikraaier en mogelijke terrorist. Het antwoord dat Jezus geeft wordt vaak geprezen als teken van grote intelligentie. Ik vind dat altijd afdoen aan zijn grootheid. Het is veeleer zijn eenvoud die de waarheid altijd direct voor handen ziet. “Laat mij eens een belastingmuntstuk zien”2). Dat was een officiele munt waarmee de rijken belasting betaalden, want de Romeinen wilden niet allemaal vreemde valuta. Maar je kon er ook gewoon mee handel drijven. Wanneer ze hem die munt aanreiken, zegt Jezus: “Wiens afbeelding staat hierop en welk opschrift?” “Van de keizer” antwoorden ze. “Geef dan de keizer terug van wat van de keizer is en geef aan God terug wat van God is”. Iedereen die met de officiële munt betaalde, met het portret van de keizer, en met het opschrift “Goddelijke keizer” erkende daarmee de macht van de keizer die garant stond voor de waarde. Dus als je die gebruikt en ervan profiteert moet je ook de belasting betalen, anders ben je een huichelaar. En met blik op de afbeelding en het opschrift voegt hij er aan toe: “En geef aan God terug wat aan hem behoort”. Het gaat Jezus natuurlijk om deze laatste toevoeging. “Geef God wat hem toebehoort”. Wat behoort God toe? De mens die naar Gods beeld geschapen is. Ben je niet alleen voortduren bewust als mens die je geroepen bent met hart en ziel op God te lijken, met alle talenten die hij ieder van ons geschonken heeft. En zie ook in elke medemens, je naaste, een kind van God, die respect verdient, en die een voorwerp van je liefde dient te zijn. Jezus ontwikkelt hier dus niet in een notendop een hele staatkundige theorie over de invloedssfeer van de keizer en die van God. Alsof die ieder een eigen deel hebben. De keizer of het materiele en God het geestelijke, of het aardse en het hemelse. Nee, principieel is God degene die boven alles gaat. Hem komt alle macht toe in de hemel en op aarde. Zijn liefde en gerechtigheid heeft het eerste en het laatste woord.
Omdat de tegenstanders van Jezus een en al partijdigheid waren en alleen op eigen belang letten, zagen zij niet dat het beeld van God in eigen persoon, Jezus, tegenover hen stond. Rakelings dichtbij en toch was hun hart gesloten.
Laten wij de oproep van onze Heer gehoorgeven. Laten we elkaar niet vanuit partijdigheid en vooringenomenheid en egoisme bekijken. Laten we elkaar niet voortdurend framen en in hokjes duwen. Maar laten we in iedereen die mens van God zien en laten we daarnaar handelen in de omgang met de ander, ook van een andere politieke of religieuze partij of wat dan ook. Zo overwinnen en voorkomen we onvruchtbare polarisatie en alle oorzaken van conflicten en geweld. Als we ons wapenen met de kracht van het gebed zulllen we steeds Gods nabijheid ervaren als zijn kinderen en ook zijn beeld in de medemens zien. In het rijk van God betaalt gebed zich uit.
Dat is misschien wel de pointe van het woord van Jezus “geef de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat van God is: sta de ander niet naar het leven, Amen
Martin Los, pr
1) Evangelielezing tijdens de eucharistie op de 29e gewone zondag: Mattheus 22:15-21
2) Afbeelding: Denarie met portret van de Romeinse keizer
Categoriearchief: Uncategorized
Kind aan huis bij God
Preek op het feest van de Heilige Drieeenheid 12 juni 2022 Schalkwijk
We vieren vandaag dat wij God mogen kennen en dat we zielsgelukkig daarmee zijn. Het spreekt niet vanzelf dat we God mogen kennen. In de eerste plaats omdat er in onze omgeving veel mensen zijn die zeggen: God bestaat helemaal niet.
Is dat niet vreemd? Hoe kan dat? Hoe kun je iemand kennen die volgens anderen helemaal niet bestaat? Zijn wij, christenen, eigenlijk een soort wappies die dingen beweren die niet gebaseerd zijn op serieus te nemen bronnen, maar op halve en hele verzinsels en complottheorieën?
Dat zijn we zeer beslist niet. Een heel belangrijk verschil is dat onze kennis van God niet gebaseerd is op willekeurige meningen en drogredenen, maar op bronnen. Bronnen die tot de oudste van de wereld behoren: de Bijbel. Het woord Bijbel is afgeleid van het Latijnse Biblia, dat ‘boeken’ betekent. Eigenlijk is de Bijbel een kleine bibliotheek. Laat me ze nog een keer op mogen noemen. Deze kleine bibliotheek bestaat uit de vijf boeken van Mozes, de grote en de kleine profeten, de Psalmen, de boeken van de Richters, Samuel en de Koningen, de Feestrollen zoals Hooglied en Ruth, de boeken van de Wijsheid. Ik laat de Deuterocanonieke boeken voor het gemak nu even achterwege. Samen vormen ze kortweg de Wet en de Profeten of het Oude Testament. Daarna komt het Nieuwe Testament, met de vier Evangeliën, de Handelingen der apostelen, de Brieven van de apostelen en de Openbaring van Johannes, in totaal zesenzestig boeken en boekjes.
Op protestants christelijke lagere scholen waar ik mijn kindertijd doorbracht, moesten de kinderen vroeger al de namen van de boeken uit het hoofd kennen. Een geloof of kennis van God die gebaseerd is op geschriften die duizenden jaren oud zijn kun je toch geen willekeurige mening noemen.
In deze boeken is sprake van God, de Schepper, de almachtige, de eeuwige, de barmhartige. Hij openbaart zich daarin als degene die altijd bij zijn volk is. De God van Abraham, Izaäk en Jacob.
In het nieuwe Testament gaat God een grote stap verder en openbaart zich aan ons als Vader, Zoon en Heilige Geest.
Deze boeken van het Oude en het Nieuwe testament waarin God zich aan de mensen bekend maakt, werden niet in een museum bewaard, ver van het gewone volk vandaan. De Wet en de Profeten werden elke sabbat voorgelezen in de synagoge en later met de Evangeliën in in de kerk op zondag. Tot op de dag van vandaag. Zoals hier in Schalkwijk.
Er was en is dus een gemeenschap van gelovigen die deze woorden waarin God zich openbaarde, zonder ophouden heeft voorgelezen en die ernaar geluisterd, die erover gediscussieerd heeft, die eruit geleefd. Van geslacht op geslacht. Zo is het Woord van God doorgeven. Zo spreekt God tot ons door zijn Woord. Zo was de kennis van God niet alleen kennis uit boeken, maar een traditie en een cultuur.
Zo is God ook tot ons gekomen. Zo hebben wij God leren kennen uit de Bijbel en uit de traditie en uit het leven van onze ouders en grootouders. Biddende mensen. En op een gegeven moment werd deze God, ook mijn God en uw God. De levende God, tot wie wij bidden, voor wie wij ons hart uitstorten, die ons hoop en moed geeft, en die ons roept om een leven te leiden als zijn kinderen. De God van Abraham.
Deze God mogen we kennen als drieëne God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat hebben wij mensen niet bedacht. We kunnen veel goden bedenken en vereren. Maar geen mens zou een God bedenken die bestaat uit drie personen en toch één is. Maar zo ontmoeten we God in de Heilige Schrift die elke week wordt voorgelezen, zo ontmoeten we God in de liturgie van de kerk die we ons verbindt met allen die ons zijn voorgegaan. Zo ontmoeten we God in het leven van alle dag bij onze levensvragen en onze zorgen. Zo voelen we ons en onze wereld, ondanks alle beproevingen en teleurstellingen, geborgen in God. Ons hele leven. Onze hele gemeenschap. Alle mensen die gestorven zijn in het geloof in Christus. Allen die een nieuwe hemel en een nieuw aarde verwachten. “Dit is het eeuwige leven” zegt Christus “dat zij U kennen Heilige Vader, en Hem die Gij gezonden hebt, Jezus Christus”. Door de Drieeenheid van God zijn we opgenomen in het verhaal van God met de mensen dat zijn hoogtepunt heeft bereikt in het verhaal van Jezus’ menswording, zijn verkondiging van het rijk van God, zijn dood en verrijzenis, en zijn ten Hemelopneming.
Wij zijn in dat verhaal opgenomen door de Heilige Geest. Die Geest getuigt met onze eigen geest, zegt Paulus, dat we Gods kinderen zijn. Als God niet zou bestaan, zouden we niet zijn kinderen kunnen zijn. Dan zouden we ook niet kunnen uitzien naar koninkrijk. Maar dat doen we wel, met hart en ziel. We gunnen dat alle mensen en heel de wereld dat we eens de voltooiing van dit leven mogen meemaken en dat we God mogen zien. Ons geloof is geen verzinsel of een complottheorie, ons geloof is een geschenk waar we zielsgelukkig mee zijn.
De onderlinge liefde van God, Vader, Zoon en Heilige Geest geeft ons deel aan een gemeenschap die gebaseerd is op liefde en die haar voltooiing vindt in de liefde. Laten we met vreugde delen in die gemeenschap door de gaven van geloof, hoop en liefde. En laten we die gemeenschap met God vieren in de sacramenten waarin Hij ons zo menselijk nabij is als maar kan, in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest.
Amen