Schapen zonder herder

Homilie 16e zondag  jaar B 21 juli 2024 in de Dominicuskerk in Tiel

Vorige week zondag hoorden we hoe Jezus zijn leerlingen twee aan twee uitzond om de blijde boodschap te verkondingen. Nu vertelt Marcus dat ze bij hun meester terugkeren. “Ze deden hem allemaal verslag van wat ze gedaan en onderwezen hadden”.1) Hieruit mogen we opmaken dat het belangrijk is voor een vitale geloofsgemeenschap dat we elkaars ervaringen delen  op onze gelovige levensweg. Zo kunnen we ook elkaar helpen om ons bewust te zijn van eigen ervaringen. Het stelt ons ook voor de vraag of we als gemeenschap voldoende ruimte bieden voor onderling geloofsgesprek.  Koffie na de Mis kan bijvoorbeeld zomaar overgaan in de uitwisseling van een ervaring waarmee je elkaar geestelijk sterkt. Zo mogen we naar elkaar toe pastoraat bedrijven. c ook georganiseerde gespreksgroepen en geloofscursussen en diaconale werkgroepen kunnen een belangrijke hulp zijn om ons geloof bewuster en enthousiaster te beleven.
Wat heel opvallend is en wat heel sympathiek overkomt is dat Jezus na die uitwisselingen van hun ervaringen zijn leerlingen uitnodigt met hem mee gaan naar een eenzame plaats om even tot rust te komen. “Kom nu eens zelf mee naar naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit” zegt hij.
Rust betekent even de accu weer opladen, maar ook nog even alle belevenissen en inspanningen persoonlijk te verwerken en na te genieten. Dat is geen luxe die we ons niet veroorloven kunnen alsof onze geestelijke boog altijd gespannen moet staan.. Het is heel  wezenlijk voor ons christelijk geloof, dat we onszelf en elkaar niet overbelasten en overvragen. Het doopsel en vormsel maken ons als gelovigen medeverantwoordelijk voor de kerk en onze geloofsgemeenschap. Dat betekent dat alle gelovigen serieus genomen worden door hen die leiding geven en herders genoemd worden. Maar het betekent ook dat we ons zelf inzetten voor het Evangelie door onze houding, zorgzaam en pastoraal naar elkaar toe en naar omgeving toe. Maar we moeten wel af en toe rust durven nemen. Het geloof en deelname aan de geloofsgemeenschap moet ook een zaak van genoegen en plezier zijn. Sombere en stuurse gezichten zijn een slechte reclame voor het geloof. Bij een blijde boodschap horen blijde en vriendelijke gezichten. Daarom hebben we ook elkaar nodig om elkaar te stimuleren, en we hebben persoonlijke rust momenten nodig om ons te bezinnen op het gehalte en de geloofwaardigheid van ons geloof.
Wat bovenal nodig is, vertelt het vervolg van het Evangelie. De behoefte van de mensen aan een nieuwe leer en een nieuwe praktijk blijkt zo groot dat ze als Jezus met zijn leerlingen per bootje vertrokken is naar die eenzame plaats al vooruitgesneld zijn en hen daar opwachten aan de oever.
Jezus ziet die grote menigte aan. “Hij voelde medelijden met hen want ze waren als schapen zonder herder” zegt Markus. Het woordje ‘medelijden’ drukt niet precies het gevoel van Jezus bij het aanschouwen van die grote menigte die zich om zo  te zeggen aan hem vast wilden klampen als drenkelingen in nood. Het griekse woord verwijst naar ingewanden, tot in de ingewanden bewogen, een baarmoederlijk gevoel. Jezus gunde al die mensen zo, dat ze de liefde van God zouden ervaren. Hij voelde zich niet machteloos omdat hij aan die verwachtingen niet kon voldoen. Veeleer kon hij niet wachten om heel deze menigte te voeden met zijn leer van en leven met een barmhartige en genadige God. Hij kon niet wachten tot hij ieder  vertrouwd had gemaakt met het leven als een kind van God. Dat was zijn passie. Daartoe was hij in de wereld gekomen. En eens en voor altijd zou hij door zijn dood aan het kruis heel de wereld Gods liefde openbaren.
Jezus gevoel is dus geen onmacht omdat er gewoon te veel mensen op de wachtlijst staan. Nee, hij wil juist de hele mensheid bevrijden en gelukkig maken en een nieuwe zin en richting in hun leven geven. En niets kon hem verhinderen zich daar met hart en ziel aan te geven.
Het stelt ons voor de vraag of wij ook zelf zo de liefde van God beleven dat we niet kunnen wachten tot alle mensen geraakt zijn door de boodschap van Jezus en van Gods liefde. Voelen we ook iets van dat gevoel dat Jezus had bij het zien van de menigte als schapen zonder herder?
Misschien zijn we nog te veel bezig om te overleven als als kerk, als geloofsgemeenschap, als christen om te voelen was Jezus voelde als de ware herder? Misschien moeten we de mensen nog veel meer liefhebben te beginnen met de armen, de hulpelozen, de dementen, de verwaarloosde jongeren. Het is die vreugde en die passie die Jezus voelde bij het zien van die schapen zonder herder. Hij kon niet wachten om hen te omarmen en te onderrichten over het koninkrijk van God.
Kortom, hoewel de menigte van de mensen hunkerden naar God, naar een genadige en barmhartige God, wás Jezus al hun herder. Hij moest nog niet hun herder worden. Hij wás en is al hun herder. Moge zijn missie en passie ook de onze zijn. Amen

Martin Los, pr

1) Evangelielezing van deze 16e zondag: Marcus 6:30-34

Kerstmis, Constantijn en Johannes de Doper

Preek op de 3e Adventszondag 17 december 2023 Tiel

We beleven in deze wintermaanden opnieuw dat de dagen korter worden. Niet dat ze mindere uren tellen, maar het wordt elke dag eerder donker. Sinds de uitvinding van de elektriciteit en het kunstlicht kunnen we ook in het donker aardig uit de voeten op kantoor en in de werkplaats. Maar sommige mensen krijgen psychische klachten door de schemering die in deze tijd vroeg intreedt. Zoals bijvoorbeeld depressiviteit. De Hebreeuwse taal waarin het Oude Testament geschreven is kende allang voor de moderne wetenschap het verband tussen licht en lichaam. Want het woord voor licht is “oor” en voor huid “oer”. Ze hebben dezelfde drie medeklinkers. Onze huid is inderdaad een soort natuurlijk zonnepaneel. Het licht wekt ons ’s morgens op om wakker te worden en op te staan. Het licht is energiel
Het was voor de volkeren die nog niet wisten dat niet de zon om de aarde, maar de aarde om de zon draait, elk jaar weer een geweldig wonder dat rond 24 december de dagen weer langer werden. Ze vierden dat als een overwinning van de zon die als een godheid vereerd werd, de overwinning van het licht op de duisternis. De Romeinen vereerden de macht van de keizer die talloze volkeren en talen en landen in zijn rijk bijeen hield, zo omvangrijk dat de zon in dit rijk van het Oosten naar het Westen gezien bijna niet onderging. Driehonderd jaar na het begin van het christendom, drie honderd jaar van vervolging en groei, liet de eerste keizer zich dopen en werd christen.
Het lag eigenlijk voor de hand dat deze keizer Constantijn zijn feestdag afstond aan Jezus Christus als de zon die het heelal beheerst in plaats van de keizer. Sinds die tijd vieren we als christenen het feest van de geboorte van Jezus in de nacht van 24 december. Het licht dat in de wereld is gekomen, het licht dat alle duisternis overwint. De keizer maakte letterlijk plaats voor Jezus Christus. Hij zei daarmee: niet ik, maar hij is de Heer. Sindsdien werd ook in de koepels van de kerken boven het altaar Christus als heerser van het heelal afgebeeld, omstraald door heerlijkheid.
Er is vanuit ons moderne perspectief gezien best veel af te dingen op dit gebaar van Constantijn en zijn opvolgers. De kerk werd staatskerk met alle macht van dien. Mensen lieten zich dopen omdat ze anders geen publieke functie konden bekleden. De radicale houding van de christenen van de eerste eeuwen verdween naar de achtergrond, andersdenkenden werden bestreden. Enzovoort.
Maar we zouden de kerk en de keizers uit die tijd tekort doen door er alleen maar een soort zondeval van het christendom in te zien. Veel van onze cultuur was en is een gevolg en uiting van dat moment waarop de keizer een stapje terug deed en Jezus als de Christus alle eer toekende. Hij zelf was een gewone sterveling. Hij had zijn fouten en gebreken. Hij bad net zoals wij allen aan het begin van de eucharistie de schuldbelijdenis. Hij bekende dat hij zelf niet het licht was, maar een getuige van het licht. En is dat niet precies wat wij doen door ons zelf christenen te noemen? Door alleen deze naam al wijzen wij naar Jezus en het licht van het Evangelie dat hij in de wereld gebracht heeft.
Doordat met de winterzonnewende de geboorte van Jezus gevierd werd viel de zomerzonnewende automatisch toe aan Johannes de Doper die zes maanden voor Jezus geboren werd. In het Evangelie van deze dag antwoordde Johannes de Doper aan de Joodse vertegenwoordigers die wilden weten of hij de Messias was: “Ik ben het niet”. 1) “Na mij komt  hij die sterker is dan ik. Ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken”. “Ik doop met water, maar hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur”. Johannes mocht de voorloper zijn van Jezus zoals bij monde van zijn profeten was verkondigd; “Ik zal mijn bode voor mij uitzenden. Hij zal de weg voor mij vrijmaken”.
Johannes was een unieke voorloper van Jezus. Hij mocht door het doopsel de harten van Gods volk reinigen en gereed maken om Christus te ontvangen. Op deze wijze was hij een getuige, getuige van het licht. Niet het licht zelf, maar getuige van het licht omdat hij van zichzelf afwees naar degene die na hem zou komen. Door het doopsel met de Heilige Geest mogen wij nu ook allen zelf getuige van het licht zijn.
We zijn natuurlijk niet het licht zelf alsof wij christenen met de borst vooruit zeggen: kijk ons eens! We zijn alleen maar de afglans van het licht dat Jezus is. We zijn niet de plaatsvervangers, maar de plaatsmakers. Niet als ideale foutloze mensen, maar christenen die van zichzelf afwijzen naar Jezus door hun leven, hun vertrouwen, hun hoop, hun liefde en barmhartigheid. Zo leven we ook dit jaar weer het feest van het licht dat in de wereld gekomen is en nooit meer zal verdwijnen. We zijn niet het licht zelf, maar altijd gekeerd naar het licht zoals de zonnebloemen.
De cultuur waarin het christendom, al of niet gedijt, verandert steeds door de tijden. Het eeuwenlange imperiale christendom dat met Constantijn begon en cultuur is voorbij. Maar Jezus Christus blijft. Hij is in staat om ons met God te verenigen. Ook in deze moderne tijd.
Het is voor ons een beproeving dat onze kinderen die we hebben laten dopen in veel gevallen vervreemd zijn van het geloof. We vragen ons af: zijn wij, ouderen en oudere generaties dan als getuigen van het licht tekort geschoten?
Maar laten we niet oordelen. We mogen ook het goede werk dat onze kinderen en kleinkinderen doen op maatschappelijk gebied en in eigen omgeving zien als vrucht van het Evangelie. We weten niet of juist in deze tijd de kerk een nieuwe ontwikkeling doormaakt die zal baanbreken als wij onze ogen al gesloten hebben en geopend in het eeuwige licht.
Bidden we vooral dat door dit nieuwe Kerstfeest ons verlangen naar het ware Licht, ons verlangen naar God mag groeien en dat ook in de harten van de jongere generatie dit verlangen mag ontstaan en hen troosten in deze in vele opzichten duistere wereld. Laten we allemaal lichtpunten zijn die verwijzen naar het ware Licht dat in de wereld gekomen is.

Martin Los pr

1) Evangelielezing tijdens de eucharistie van de 3e Adventszondag jaar B Johannes 1:6-8,19-28

Afbeelding: eenvoudige kerststal in de H. Dominicuskerk van Tiel