Preek op de 32e zondag door het jaar in Mariakerk en Willibrordkerk op 12 november 2017
Het zou zomaar een boze droom kunnen zijn. Je ligt te woelen in je slaap. Je dreigt te laat te komen voor een examen. Een examen dat je trouwens jaren geleden al in je jeugd met succes hebt afgelegd. Je ontdekt ook nog dat je geen kleren aanhebt. Afschuwelijk. Gelukkig wordt je wakker. Tot je geruststelling zie je de vertrouwde omgeving van je slaapkamer. Niks aan de hand. Je glimlacht om de angst die je even tevoren in je droom nog voelde.
Een beetje zo’n boze droom lijkt de gelijkenis *) van de vijf onnadenkende en de vijf wijze meisjes. Alle tien wachten ze op de bruidegom tot het feest kan beginnen. Het wordt later en later. Ze vallen in slaap. Het is helemaal donker. Kunstlicht was er helemaal niet. Als dan de roep klinkt dat de bruidegom eraan komt, schrikken ze wakker. Vijf hebben nog voldoende olie. Vijf niet. Hun olie is op. ‘Geef ons wat van jullie olie’ zeggen ze tegen de andere meisjes. Maar die moeten tot hun teleurstelling ‘nee’ zeggen want dan hebben zij niet genoeg om hun lampen brandend te houden. Het is dus niet egoïstisch of onbarmhartig wat ze doen, maar om de bruidegom toch te kunnen verwelkomen. De bruiloft moet door gaan. Het kan niet zo zijn dat de bruidegom niemand aantreft die naar hem uitziet met brandende lampen.
Ik noem de gelijkenis van de verstandige en onnadenkende meisjes een boze droom – niet omdat Jezus dat zo bedoelde – maar omdat wij zelf vaak dat gevoel hebben: We schieten altijd te kort. We proberen het goede, maar het resultaat is vaak teleurstellend. We hebben de overtuiging dat het leven een feest zou kunnen zijn, maar steeds weer stuiten we op het tegendeel. We dachten dat we het in onze maatschappij aardig voor elkaar hadden, maar dan blijkt er heel wat mis.
Een paar voorbeelden die u zelf met velen kunt aanvullen. Nog geen honderd jaar geleden trouwden mensen met elkaar op grond van afkomst en klasse. Ouders bepaalden vaak de huwelijkskeuze. Ze moesten hun toestemming geven. Scheidingen kwam toen niet of nauwelijks voor. Vanaf een jaar of vijftig geleden konden mensen gelukkig eindelijk met elkaar trouwen uit liefde en vrije keuze. Betere basis voor een gelukkig huwelijk is er toch niet, zou je zeggen. Toch worden we geconfronteerd met heel veel scheidingen. We willen absoluut niet terug naar vroeger, maar we hadden ons toch voorgesteld dat mensen gelukkiger samen zouden zijn.
Vijftig jaar geleden werd de AOW ingesteld. Een mijlpaal voor vele arme ouderen. Er kwamen talloze voorzieningen voor senioren. Hun gemiddelde leeftijd ging met sprongen vooruit. Intussen worden mensen steeds ouder. Wat blijkt: heel veel senioren voelen zich eenzaam en overbodig. Zeggen: van mij hoeft het niet meer. Kiezen misschien voor een voortijdige zachte dood.
Nog een laatste voorbeeld. We meenden dat de maatschappij voldoende beschermd werd voor delinquenten die een gevaar voor anderen vormen. Maar tegelijk willen we hen humaan behandelen, uitzicht geven op een nieuw leven. Onlangs zijn we er door de dood van een jonge vrouw hard mee geconfronteerd dat daar van alles aan mankeert. Humaan voor delinquenten zijn, uitzicht geven op een nieuw leven en tegelijk de maatschappij beschermen, is ons ideaal, maar gaat dat samen?
Nog nooit leek de maatschappij en het leven zo maakbaar, maar de teleurstellingen volgen elkaar op. Links en rechts geven elkaar daarvan de schuld. Zo komen groepen tegen over elkaar te staan. Wat een feest moest worden loopt op een deceptie uit zo voelt het. Iedereen voelt de verwarring.
We voelen ons vermoeid. Worden onverschillig. We dreigen in slaap te vallen. Het duurt zo lang totdat we zien dat het goed komt en het leven echt een feest is.
Maar we zijn toch in afwachting van een feest? In de taal van de Bijbel breekt het feest aan als de bruidegom komt, de Messias. Hij is degene die van Godswege in de wereld, om de weg te banen naar het rijk van God, naar de verlossing uit het besef van tekortschieten. Hij is het die ons verzoent met een onvolmaakt leven. Omdat Hij ons laat zien wat we eigenlijk zijn: kinderen van God. Al lijken we nog helemaal niet daarop.
Jezus wil met de gelijkenis niet ons angst aan jagen dat het feest aan ons voorbij zal gaan of wellicht nooit zal komen. Een gelijkenis is geen voorspelling of beschrijving. De onverstandige meisjes zijn een beeld om te zeggen: Je moet wel alert zijn. Het is een aansporing aan mensen die leven van de hoop om nooit op te geven. Daar is het hoop voor.
Jezus legt ons door de gelijkenis de vraag voor: durf je te blijven geloven, durf je te blijven hopen in het rijk dat komt, ook als je telkens teleurstelling ondervindt? Vertrouw je je toe aan Jezus als de Messias die zegt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Zelfs al je moe wordt van onze menselijke tekorten en vergissingen – het meest nog die van jezelf – onderhoudt je dan toch diep in je het verlangen naar het rijk waar Jezus het laatste woord heeft?
Sterker nog: ben je bereid Christus te volgen ook al weet je dat je waarschijnlijk je ogen moet sluiten hier op aarde voordat je de doorbraak van Gods rijk in deze wereld hebt meegemaakt?
Nee, we moeten niet vrezen het leven een boze droom is waaruit we nooit meer ontwaken. We hebben alle reden om te geloven in het rijk van God en om ons als burgers van dat rijk te gedragen, ondanks alle tegenslagen. En als we voorgoed ontwaken dan verenigt Jezus de levenden en de gestorvenen op zijn feest.
Wat fijn dat we vanuit deze hoop mogen leven. Wat een voorrecht dat we door deze hoop ook onze omgeving mogen troosten en inspireren.
(c) Pastoor Martin Los
*) Evangelie van deze zondag volgens het lectionarium van de r.k. kerk: Matteus 25:1013
**) lezing voor het Evangelie; I Thessalonicenzen 4:13-18