Gelijkenis van de talenten een boze droom?

Preek op de 33ste zondag door het jaar A in de Sint Catharinakathedraal te Utrecht op zondag 19 november 2017

Lieve zusters en broeders, het lijkt een boze droom de gelijkenis die we zoeven hoorden. Een heer die naar het buitenland vertrekt en zijn personeel het beheer overdraagt door hen ieder een aandeel te geven. De één meer dan de ander. Al naar gelang van hun capaciteiten. Bij zijn terugkeer beloont hij degenen die hun aandeel vermeerderd hebben. Maar degene die het minst heeft gekregen en er niets mee gedaan heeft, wijst hij de deur. Die heeft geen deel aan de vreugde.
Het lijkt een boze droom omdat je altijd geneigd bent wat je hoort op jezelf te betrekken. Ben ik misschien degene die met zijn talent niks gedaan heeft? Word ik erop afgerekend als ik mijn talenten niet goed gebruikt heb? Van de gedachte alleen al zou je een burn-out kunnen krijgen. Dat kan toch niet de bedoeling van Jezus zijn die ons Gods liefde leert.
Of het stoort ons dat minder begaafde mensen ouderwets in de hoek worden gezet, terwijl zij toch niets aan hun beperking kunnen doen. Elke zichzelf respecterende sportclub of vereniging heeft een afdeling voor leden met een beperking. Ze worden op handen gedragen. We ervaren hun blijdschap als een verrijking. Zijn wij barmhartiger voor onze medemensen die niet zo goed mee kunnen komen, dan het beeld dat de gelijkenis schetst? Zo’n God kunnen we ons toch niet voorstellen?
Laten we ontwaken uit deze boze droom. Je moet je altijd afvragen: Wie sprak deze woorden en wanneer? Het is Jezus die ons deze gelijkenis voorhoudt. Hij is overal en altijd dezelfde. Hij die ons leert dat God barmhartig is, stelt Hem echt niet een volgend moment als een boeman voor. Dus als we de gelijkenis van de talenten als problematisch opvatten, moeten we de oorzaak niet bij Jezus zoeken maar bij ons zelf. Dat we toch nog altijd denken dat je met God nooit goed weet waar je aan toe bent. Dat is geen geloof, maar wantrouwen.
En wanneer sprak Jezus deze gelijkenis? Aan het einde van zijn optreden als leraar. Hij heeft zijn intocht in Jeruzalem gehouden. De mensen hebben Hosanna geroepen. Het is zijn laatste dagen. Dus Jezus spreekt deze gelijkenis uit als de spanning in Jeruzalem te snijden is. De Schriftgeleerden en priesters gaan hierna in beraad hoe ze Jezus ten val zullen brengen. Het is aan vooravond van het lijden en sterven van onze Heer.
Dus dáár moet de gelijkenis mee te maken hebben. Het gaat helemaal niet over de vraag of wij onze talenten wel goed gebruiken, of wij wel ijverig genoeg zijn, of dat God wel eerlijk is of ruimhartig.
De heer in de gelijkenis is trouwens uiterst royaal en houd rekening met de capaciteiten van zijn medewerkers.
Het talent **) waarover het in de gelijkenis gaat, is een gewicht. Ongeveer dertig kilo. Een talent zilver stond gelijk aan veertien jaar als ambachtsman werken. Vertaald naar onze tijd. Een modaal inkomen is in 2017 ca 36.500 euro. Eén talent zilver zou dus nu een miljoen euro zijn. Dus zelfs degene die hij het beheer en vruchtgebruik schonk van één talent hoefde zich geen enkele zorg te maken.
Wat bezielde hem om deze schat in de grond te stoppen? Dat is de vraag die Jezus zijn tijdgenoten en ook ons voorhoudt.
Door zijn verkondiging van Gods liefde leven talloze mannen en vrouw op: mensen die zich schaamden voor hun verleden, of omdat ze in de ogen van de wereld niets voorstelden, armen, misdeelden. Ze hangen aan Jezus lippen. Ze voelen zich herkend en bemind. Ze stralen van blijdschap. Ze zijn rijk en Jezus is rijk met hen.
Maar kijk nu naar de Schriftgeleerden. Velen van hen hebben van godsdienst een zaak van boekenwijsheid en spitsvondigheden gemaakt. Ze beconcurreren elkaar. En veel priesters wakkeren scrupules bij het volk aan. Er lijkt een meeldauw over hun godsdienst te liggen. Helemaal geen blijdschap. En ze herkennen Hem niet die van God gezonden is, om de wereld te redden, en hij staat nota bene voor hun neus.
Wanneer je jezelf op de borst slaat vanwege jouw godsdienstigheid, toon je daarmee dat jou eigenlijk het kleinste aandeel is toevertrouwd. Je begraaft het bovendien in wetticisme, schijnheiligheid, veroordelen van anderen, in koesteren van haat, het voeden van angst bij mensen. Zo is God niet, en zo is geloof niet bedoeld.
De gelijkenis van de talenten is geen boze droom, ze is geen veroordeling. Ze houdt een spiegel voor. Ze roept op tot bekering als we van godsdienst een zaak van argwaan, jaloezie, bangmakerij en haat hebben gemaakt.
Ware liefde en erkenning van God vind je bij de mensen die niets hebben om groot op te gaan, die door Jezus ontdekken dat zij Gods kinderen zijn. Het Evangelie is reden tot blijdschap.
Laten we als christenen zo leven en geloven. Dan zullen we ons ook in elkaar verheugen. Dan is niet zozeer de vraag of we onze eigen talenten wel goed gebruiken – dat valt in de regel best mee – maar of we anderen met hun talenten tot ontplooiing laten komen.
Gelovige mensen moeten vrijheid en blijdschap uitstralen houdt paus Franciscus ons onophoudelijk voor omdat God een barmhartige liefdevolle Vader is.
Als pelgrims in Rome met tweeduizend landgenoten hebben we die vreugde in aanwezigheid van de paus mogen ervaren bij de afsluiting van het jaar van de barmhartigheid. Een vreugde die ons hart nog steeds verwarmt en niet meer zal verlaten.
Het jaar van de barmhartigheid heeft ons de Zondag van de armen gebracht. Deze zondag 19 november die door paus Franciscus is uitgeroepen.
Laten we aandacht hebben voor de armen zoals paus Franciscus. En laten we vooral van hen leren arm te zijn in de ogen van de wereld, maar rijk in God.
Amen

Martin Los pr
*) Evangelie van deze zondag: Mattheus 25:14-30
**) Wikipedia Talenton

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.