Mijn preek van deze zondag in de Willibrordkerk te Vleuten en de Mariakerk in De Meern, beide in Leidsche Rijn in het weekend van 1 en 2 augustus 2015
schriftlezingen voor deze 18e zondag door het jaar volgens het universele leesrooster van de r.k. kerk: 1e Lezing Exodus 16:2-4,12-15. 2e lezing Efeziers 4:17,20-24. Evangelie: Johannes 6:24-35
Lieve zusters en broeders, het is rustig op straat, en overal, omdat veel mensen op vakantie zijn. Vooral de mannen en vrouwen die een baan hebben, en gezinnen met kinderen. We gunnen het hen van harte.
Even op adem komen van het gejaagde leven in de rest van het jaar. Even afstand nemen en jezelf met nieuwe ogen bekijken. Even onverwachte dingen doen om weer het gevoel te hebben dat je van het leven genieten kunt. Een vader die op het strand met zijn kind een kasteel bouwt en zichzelf weer kind voelt.
Een mens leeft immers niet om te werken, maar werkt om te leven. Daarom heeft deze vakantietijd ook altijd iets meditatiefs. Uitgelatenheid en momenten van bezinning wisselen elkaar af.
Je vraagt je bijvoorbeeld af of je bepaalde dingen in je werk of in je relaties misschien wat anders moet aanpakken om gelukkiger te zijn. Bepaalde ervaringen tijdens de vakantie kunnen ook van invloed zijn. Ontmoetingen met andere mensen, andere culturen, andere gewoonten.
Soms kan zo’n ervaring zo’n diepe indruk op je maken, dat je je afvraagt waarom dat gebeurde. “Wat betekent dit voor me?” vraag je je dan af. Je hebt dan het gevoel dat je een teken ontvangt, een appel om een nieuwe richting in te slaan.
Daarom is deze vakantietijd best spannend vind ik. Hoe zal iedereen terugkomen? Hopelijk uitgerust en fris. Maar misschien ook met een innerlijk vraagteken vanwege een betekenisvolle ontmoeting of ervaring. Wie weet dat er verscheidene mensen in onze omgeving toch geraakt zijn, geraakt door een teken van boven, geraakt door God.
Dat brengt ons bij de duizenden die Jezus ontmoet hadden en de wonderbare maaltijd hadden meegemaakt, waarbij vijf broden en twee vissen meer dan genoeg waren voor iedereen. Allemaal zijn ze zo vol van wat ze hebben meegemaakt – en geen wonder – dat ze met z’n allen achter hem aangaan en hem overal zoeken. Ze zijn zelfs een beetje verontwaardigd als ze hem eindelijk vinden: “Meester, wanneer bent u hier gekomen?”
Met andere woorden: “U kunt ons toch niet zomaar alleen laten, want u bent onze held. We willen u nooit meer kwijt. We kunnen u wel opeten”.
Jezus antwoordt hen: “niet omdat jullie de tekenen hebben gezien zoeken jullie mij maar omdat je van de broden hebt gegeten tot je honger gestild was”.
De mensen hebben wel iets heel bijzonders meegemaakt, een wonder, maar ze hebben er geen teken ingezien. geen appel van God om echt een andere richting in te slaan, geen vingerwijzing om in Jezus te geloven, en om door hem nieuwe mensen te worden. Ze zijn niet veranderd.
Maar daarom heeft Jezus hen op zo’n wonderbare wijze te eten gegeven, om hen het leven met God te laten proeven. De wonderbare maaltijd was een teken dat naar iets anders verwijst, iets boven zichzelf, leven met God.
Leven vanuit de ontmoeting met Jezus is niet dat je nooit meer op problemen stuit en dat je leven verder van een leiden dakje verloopt. Leven vanuit de gemeenschap met Jezus is ervaren dat God genoeg is. Genoeg voor jou op jouw levensweg. Genoeg om te ervaren dat je als mens zijn kind bent.
Dat je ook al ben je arm genoeg hebt om te delen. Dat je ook al ben je ziek, in staat bent anderen te troosten. Dat je ook al lijdt je onrecht, kracht genoeg hebt om te vergeven. Een leven vol betekenis.
Met vijf broden en twee vissen verzadigde Jezus de vijfduizend aan de oever van het meer van Galilea. Als dat geen teken is, wat is dan nog wel een teken?
Daarom spoort Jezus hen aan om er moeite voor te doen. Geloven is een werkwoord. Je moet je ervoor inspannen.
Zoals je normaal moet werken om je brood te verdienen. Zo is geloof in Jezus en zijn weg ook een werk om deel te krijgen aan brood van het eeuwige leven. Een leven vol betekenis, omdat het vervuld is van God.
Zelf werd ik deze vakantie ook verschillende keren geraakt door dingen die we meemaakten. Maar één ervaring steekt er voor mij boven uit.
Zo’n ervaring die je gauw niet vergeet, omdat ze je ogen opent voor iets dat verder wijst, als het ware een venster dat God opent.
Aan het eind van de vakantie waren we een paar dagen in Praag. Een miljoenenstad met bovendien nog vele toeristen. Op meerdere plaatsen waren bedelaars, daklozen, en straatarme mensen, vaak ook oudjes met ingevallen monden die in het avonddonker rondliepen. Je hoefde ze niet te zien vanwege de mooie gebouwen, de luxe winkels, en het vertier op straat. Maar ze waren er altijd in de marge.
Die middag liepen we over de beroemde Karelsbrug over de Moldau. Om de twintig meter artiesten en muzikanten, allemaal met een hoed op de grond voor zich voor de muntjes.
Er was één jonge man die prachtig viool speelde. Het viel me op dat hij er goed uitzag. Met een glimlach op zijn gezicht. Niet verveeld vanwege al die toeristen.
’s Avond liepen we nog keer het centrum in om de stad in het avondlicht te zien. Het wemelde weer van de toeristen. Maar je zag ook straatarme mensen in de afvalbakken zoeken naar etensresten of schuilen in de arcades.
Opeens zag ik de straatmuzikant weer. Diezelfde jongeman van ’s middags op de Karelsbrug een paar honderd meter verderop. De viool op zijn rug.
Hij had iets in zijn handen. Het was een witte doos. Daardoor viel het in het donker extra op. Het was duidelijk dat er een meeneemmaaltijd in zat.
De jonge muzikant liep ermee op iemand toe in een halfduistere arcade. Het was een gekromde oude vrouw. Hij overhandigde haar de doos met de maaltijd.
Ze nam de doos aan als een jarige die een cadeau krijgt. Met een gezicht van “ is dat echt voor mij?”
Toen maakte de jonge man een buiging voor haar, groette haar vriendelijk en nam afscheid. Hij verdween in de menigte.
Dus van wat hijzelf die middag verdiend had met vioolspel op de brug gaf hij die oude vrouw een heerlijke maaltijd. Hij genoot er zichtbaar van. Een blij mens. Vandaar ook, denk ik, die lach op zijn gezicht die mij ’s middags al was opgevallen
Is dat niet een teken? Een teken dat boven zichzelf uitwijst, een teken van het leven dat Jezus geeft. Een teken van het leven waartoe hij ons uitnodigt?
Van wat onszelf in de schoot geworpen wordt, anderen die veel minder hebben te eten gegeven en hen eren.
Laten we als we ons eenzaam voelen, niet klagen dat niemand ons bezoekt, maar laten we zelf anderen opzoeken die het nog veel moeilijker hebben.
Laten we niet kijken wat anderen voor ons kunnen betekenen. Dan hebben we nooit genoeg. Maar laten we kijken wat wij voor anderen kunnen betekenen. Dan komen we nooit te kort.
Integendeel we zullen leven kennen in overvloed.
“Ik ben het Brood des levens” zegt de Heer “Wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen”. Amen
© pastoor Martin Los
