Homilie op de tweede zondag van Pasen, zondag van de goddelijke barmhartigheid 7 april 2024 Houten
Het lijkt alsof wij slechts toeschouwers zijn van de verhalen over de verschijningen van Jezus aan zijn leerlingen na zijn verrijzenis. Het is lang geleden in de tijd en we waren er niet bij toen Jezus op de eerste dag van de week – deze dag, de dag van de Heer – “toen de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, binnen kwam en in hun midden ging staan en zei: “vrede zij u”.
Maar we zijn geen toeschouwers en buitenstaanders. “Door de doop en het geloof zijn we met Christus begraven en met hem opgestaan tot een nieuw leven” zegt de apostel Paulus. Daarom gaan de verhalen van de verschijningen ook over ons. Ze zijn alleen maar te begrijpen als we inzien dat ze over ons gaan. Zitten wij bedroefd en bang bij elkaar met de deuren gesloten, dan toont de verrezen Jezus zich in ons midden en troost en bemoedigd ons. Want zoals de apostelen Jezus misten na zijn kruisdood, zo voelen wij een groot gemis aan Gods aanwezigheid. We staan als gelovigen vaak eenzaam in de wereld. Eenzaam met ons geloof, onze vragen en onze pijn. Jezus kent dat gemis zoals we allemaal weten uit het verhaal van zijn lijden en sterven. Daarom komt hij zijn apostelen die bij elkaar schuilden, uit hun isolement halen. Tegenover de benauwdheid en angst die ze ervaren, groet hij hen met de eenvoudige alledaagse oosterse groet “Shalom” Vrede. Er zij ruimte, er zei groei en bloei voor jullie. Horen we goed dat elke eucharistieviering zo ook begint: “genade zij u en vrede”?
Zo maar uit het niets, terwijl de deuren gesloten zijn want de werkelijkheid gaapt ons aan van mensen die vervolgd worden, ontelbare slachtoffers die vallen, bezorgdheid om het lot van mensen die ons lief zijn, onze eigen onmacht in vele situaties. Daar komt de verrezen Heer bij ons binnen en ontfermt zich over ons. Om de moed niet te verliezen en de hoop niet te verliezen. “Vrede zij u”. Weg met de kramp, met de somberheid, en het gebrek aan verbeelding en creativiteit.
Vervolgens toonde Jezus zijn leerlingen zijn handen en zijn zijde. De handen waaraan hij aan het kruis genageld was en zijn zijde waarin een soldaat direct nadat hij gestorven was had zijn lans gestoken had. De zijde waaruit water en bloed kwam. Juist aan deze wonden en littekens herkenden de leerlingen hem. Je zou verwachten dat Jezus als verrezen Heer met een verheerlijkt lichaam geen krasje of blauwe plek vertoonde laat staan wonden, wonden van de pijnlijkste en vernederendste soort, van een gekruisigde. Maar Jezus is niet verrezen om vanaf een schitterende overkant te tonen dat hij de zonde van de wereld overwonnen had en voortaan baadde in schoonheid en weelde en onaantastbaarheid. Juist zijn wonden toonden voor eeuwig en altijd wie hij was. Zijn littekens en wonden zijn de tekenen en bewijzen van zijn heerlijkheid en macht. Ze maken deel uit van zijn identiteit als Zoon van God. Niet iets om zich voor te schamen, maar om zijn liefde voor de mensen in hun pijn en lijden te hulp te komen en te troosten. Hij komt om vergeving en verzoening te schenken: “ontvangt de Heilige Geest, wiens zonden gij vergeeft die zijn ze ook vergeven, voorgoed”. Niet om te shinen en alle aandacht op hem te richten en anderen de ogen uit te steken van afgunst, maar om het verlorene te zoeken en te behouden.
Zo verschijnt de verrezen Heer aan zijn lichaam dat de kerk is, de kerk die zelf verwond is. Haar corebusiness is vergeving schenken, barmhartigheid tonen, bij de geknakte mensen zijn, bij de armen en vergeten mensen.
Dan verschijnt Thomas op het toneel. Thomas die geen genoegen neemt met mooie woorden. Hij was er niet bij toen Jezus voor het eerst op de eerste dag van de week aan zijn leerlingen verscheen. Hij was kennelijk buiten waar het voor hem nog gevaarlijker was dan voor hen die bij elkaar schuilden. Hij weet nog beter wat er in de wereld te koop is en wat er aan nood is.
Thomas wel eerst zelf zien. Thomas wil voelen. Hij wil de wonden van Jezus voelen. Zien is voor hem zelfs nog te weinig, want zien en bekijken doe je op een afstandje. Maar voelen, betasten zorgt ervoor dat je als het ware één wordt met wat je voelt. Zien met je handen en de ogen dicht zoals blinden zien. Je ogen sluiten, aanraken en geraakt worden. Jezus nodigt Thomas uit om zijn wonden te voelen. Dan roept hij uit: “Mijn Heer en mijn God”. Hij herkent Jezus als degene die hem kent en die de hele mensheid kent met alle pijn en verwondingen. Paus Franciscus heeft tijdens zijn pausschap verscheiden malen de gelovigen en de kerk en alle mensen opgeroepen de wonden van Jezus aan te raken door in het leven, in de kerk, de maatschappij niet om de gewonden heen te lopen, maar de onaanraakbaren aan te raken. Alleen zo kunnen we echt troost brengen en ook zelf getroost worden. Dat is ook de betekenis van de eucharistie waarin we het lichaam van Christus ontvangen. Het verwonde lichaam van Christus.
In de Paasnacht, de nacht van verrijzenis, van onze verrijzenis door de doop en geloof, werd de Paaskaars, het licht van Christus, de kerk binnen gedragen. Even tevoren werden in de vorm van een kruis vijf wierookkorrels aangebracht door de priester om de wonden van Christus aan de duiden in zijn verrijzenis. Daarbij klonk overal dit gebed: Christus, gisteren en heden – begin en einde- Alfa en Omega. Hem behoren tijd en eeuwigheid, heerlijkheid en heerschappij – door alle eeuwen der eeuwen. Dóór zijn heilige glorievolle wonden bescherme en behoede ons Christus, de Heer. Amen
Martin Los, pr
Evangelielezing op deze tweede zondag van Pasen: Johannes 20:19-31