Homilie op de 26e zondag jaar (B) op 26/27 september 2015 in de Mariakerk

voorgeschreven Schriftlezingen uit het universele lectionarium van de r.k. kerk: 1e lezing Numeri 11:25-29; 2e lezing: Jakobus 5:1-6; Evangelie: Marcus 9:38-43.45.47-48

verwonderingLieve zusters en broeders, we zijn door onze schepper begiftigd met twee ogen en twee oren. Dat is niet voor niets. Met twee ogen kunnen we kijken met een wijde blik en met twee oren kunnen we de dingen van twee kanten horen.
Dat is voor ons allen een aanwijzing dat we ook innerlijk met een open geest moeten kijken en luisteren. Want als we dat niet doen, zien we de wereld om ons heen eenzijdig.
We kennen allemaal de uitdrukking “aan een tunnelvisie lijden” of “met oogkleppen op lopen”. We staan dan gemakkelijk klaar met ons oordeel. We sluiten uit wat ons eigen gelijk kan aantasten.
Maar zaken van meerdere kanten bekijken ís niet een teken van zwakte, maar een blijk van wijsheid, van respect en beschaving.
Een duidelijk kenmerk van een open geest is verwondering. Iemand die verwonderd is, zet als het ware zijn beide ogen extra wijd open om niets te missen van het bijzondere dat hij waarneemt. En voor wie zich verwondert is zelfs het gewone bijzonder.

Jezus leert ons telkens om verwonderd te zijn. “Meester, we hebben iemand die geen volgeling van ons is, in uw naam duivels zien uitdrijven. Daarom hebben we getracht het hem te beletten” zeggen zijn leerlingen.
Het is zo gemakkelijk de wereld in tweeën te delen: wie bij onze groep hoort en wie daar niet bij hoort. Wie het met ons eens zijn en wie het niet met ons eens zijn. Wie voor toelating van vluchtelingen in ons land zijn, en wie tegen toelating van vluchtelingen in ons land zijn. Om maar een actueel voorbeeld te noemen.

Alleen daar al kun je verwonderd over zijn? Waarom reageren mensen zo op elkaar. Is het gemakzucht? Is het angst omdat we als zaken ingewikkeld worden, het overzicht dreigen te missen?
Ook in de kerk gaan we vaak zo met elkaar om. Je bent tegen iets of iemand, of voor. Alsof de wereld zo eenvoudig in elkaar zit.
Jezus leert ons met andere ogen kijken, met beide ogen, met verwondering.
“Belet het hem niet, want iemand die een wonder verricht in mijn Naam zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken” antwoordt hij.
Wat Jezus hier doet, is zijn leerlingen de ogen er voor openen dat mensen onverwachte bondgenoten kunnen zijn.
Als christenen kunnen we het gevoel hebben dat we alleen staan met ons geloof in God. Maar ons geloof in Christus maakt dat we ook bepaalde waarden boven alles stellen: liefde, barmhartigheid, gelijkheid, vrede.
Wanneer we dan anderen dezelfde waarden zien beoefenen, en daar goede dingen door doen, moeten we niet misprijzend reageren, maar juist blij zijn.
Het is zelfs de taak van de kerk om aan te wijzen waar God aan het werk is in onze wereld.
Wij geloven in God. Wij houden van God. Maar dat wil niet zeggen dat God beperkt is tot ons en tot de kerk.
Overal waar mensen die zeggen God niet te kennen, de waarden van het Evangelie centraal stellen in hun leven, in hun werk, in de politiek die ze bedrijven, moeten we als gelovigen niet zuinig en argwanend regeren. We moeten in de handen klappen.
Als we verwonderd zijn, zíen we meer. Als we verwonderd zijn, hebben we altijd reden om dankbaar te zijn.

De Geest van God waait waarheen hij wil. Het duizenden jaren oude verhaal van Mozes vertelt daar al over. Hij heeft een lijst van zeventig oudsten opgesteld. Zij komen samen in de tent van God om te delen in de Geest die op Mozes rust, zodat zij met hem leiding kunnen geven.
Maar dan blijken er twee mannen die niet in de tent zijn, ook vervuld te zijn van de Geest van God en bijzondere dingen te zeggen.
“Verbied het hen, heer” zegt zijn knecht Jozua. “Waarom?” antwoordt Mozes: “Ik wou dat heel het volk zo deed en dat de Heer zijn geest op hen legde”.
Juist omdat op Mozes de Geest van God rust, ziet Hij hoe God ook op andere manieren aan het werk is. Dat maakt dat hij kan relativeren. Hij is blij met iedereen die aangeraakt is door de Geest van God.

Laten we dit toepassen op de kerk. De kerk heeft bepaalde ambten. Ze is een instituut met regels en bepalingen. We hebben bisschoppen, priesters en diakens, en hun medewerkers. Ze hebben gehoor gegeven aan hun roeping en voeren nu hun taken en verantwoordelijkheden uit. Dat is besturen, verkondigen, werken aan opbouw en toewijding van alle gelovigen aan God.
We hebben een organisatie en structuur en beleid nodig. Maar dat wil niet zeggen, dat God alleen ambtsdragers geroepen heeft.
Als gelovigen zijn we allemaal geroepen om op grond van onze doopsel en vormsel  God op onze eigen manier te dienen.
In onze katholieke traditie zijn er naast de kerkelijk ambten ook altijd religieuze orden en kerkelijke bewegingen geweest.
Ze laten op een bijzondere wijze zien dat er verschillende roepingen zijn.

Naast de ambten en naast de institutionele kerk zijn er ook de charisma’s, dat wil zeggen bijzondere onverwachte genadegaven van God aan mensen om een biddend leven te leiden, of een leven van buitengewone dienstbaarheid.
Ook in onze eigen geloofsgemeenschap zijn er medegelovigen die zo’n bijzondere roeping gevoelen en die tot bewegingen behoren.
We moeten dat niet als concurrentie zien van onze eigen locale gemeenschap, maar juist als verrijking.
Het laat zien hoe veelkleurig de kerk is, en hoe veelkleurig het geloof is, en hoe veelkleurig wij, mensen, zijn.
Laten we niet jaloers zijn op elkaar, maar laten we in de handen klappen voor elkaar en samen beleven hoe vitaal de kerk ook in onze tijd is.
Dan zullen we de werking van de Geest ervaren. Dan zullen we minder krampachtig zijn en denken dat alles van onszelf afhangt.

Tegenover verwondering staat gebrek aan respect, anderen het gevoel geven dat ze er niet toe doen omdat er misschien wat op hen aan te merken is.
Als een mens daardoor ook zijn hoop op God verliest, en denkt: “God is voor alleen voor een select gezelschap, maar niet voor mij”. Dat bedoelt Jezus met: “als je een van deze kleinen tot zonde verleidt”.
Op anderen neerkijken, andere afschrijven. Onbarmhartig zijn, is lelijk. Het is om de haren uit je hoofd te trekken van spijt als je dat doet.
Verwondering behoedt ons voor elke vorm van onbarmhartigheid en veroordelen. Verwondering opent onze ogen voor hoe God tegen mensen aankijkt. Tegen iedereen, ook u en mij. Met liefde en genade.
Dan zien we in de ander ook allereerst wat mooi is, wat een verrijking is, wat vitaal is en wat gekoesterd moet worden in liefde voor God en elkaar.
Dan is er voor iedereen en ieders bijdrage plaats. In de kerk en ook daarbuiten.
Amen

Pastoor Martin Los

Eén gedachte over “Homilie op de 26e zondag jaar (B) op 26/27 september 2015 in de Mariakerk

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.