Homilie 10e zondag door het Jaar 8 en 9 juni Mariakerk

Preek op de 10e zondag door het jaar C  op de vooravond zaterdag 8 juni in de Mariakerk en op zondag 9 juni 2013 in de kapel van Huize Alenvelt te Vleuten en de Mariakerk te De Meern
n.a.v. evangelielezing Lukas 7:11-17

Lieve zusters en broeders, we hebben het verhaal net gehoord, maar ik neem u toch nog weer even mee naar de poort van het stadje Naim. We zoomen als het ware nog even in op wat er gebeurt. Anders zouden ons misschien belangrijke dingen kunnen ontgaan.
De naam van de plaats betekent “liefelijkheid”. Een idylische naam voor  klein stadje. De poort was niet groot. Niet breed genoeg om op hetzelfde moment twee stoeten door te laten die uit tegenovergestelde richting komen.

We zien Jezus bij de poort aankomen. Hij wil net met zijn leerlingen en een menigte volgelingen door de poort het stadje binnengaan. Precies op datzelfde moment komt door de poort een rouwstoet.
Er dreigt een botsing als er niets gebeurt. Of in elk geval een patstelling. Een onverkwikkelijke situatie.
De rouwstoet kan natuurlijk niet achteruit. Maar kan Jezus wel met zijn gevolg opzij gaan voor de stoet rouwenden?

Natuurlijk kan hij dat, zijn we geneigd te denken, want voor een dode en voor intens verdrietige mensen ga ja natuurlijk opzij. Ook al ben je zelf nog zo belangrijk. Je stapt even van je fiets af.
Juist in het aangezicht van de dood beseffen we dat iedereen voor die macht moet buigen, of je nou een aanzienlijke koning bent of steenrijke bankier of hulp in de huishouding, voor de dood is iedereen gelijk en niemand kan eraan ontkomen.
Maar Jezus? Moet hij ook opzij gaan voor de dood. Moet hij ook zijn meerdere in de dood erkennen? Opeens begrijpen we dat dit een adembenemend moment is.

Intussen zien we dat de dode de enige zoon was en we begrijpen dat zijn moeder weduwe is. Hij was haar poort naar de toekomst. Hij kon ervoor zorgen dat het leven doorgegeven werd en dat ze omringd zou worden door kleinkinderen. Heel haar toekomstperspectief is met de dood van haar zoon verdwenen.
De dode is dus niet zomaar een dode in die zin dat iedereen gaat een keer dood. Nee, het is de zoon aan wie ze het leven heeft gegeven en die het leven zou hebben mogen doorgeven. Nu is haar leven vruchteloos. Het lijkt alsof alles voor niets is geweest.

Misschien herkennen we in de vrouw met haar dode zoon ineens het beeld van de mensheid die vruchteloos lijkt. Want wat we opbouwen, wordt even gemakkelijk weer afgebroken. Soms denken we dat we een beslissende stap vooruit hebben gemaakt, en dan blijkt dat we niks opgeschoten zijn.
Denk aan de gevechten in Syrie waar vele duizenden mensen omgekomen zijn zonder dat het einde in zicht. De strijdende partijen zijn voor een deel mensen die hier in het Westen gestudeerd hebben. Ze hebben onze beschaving geproefd. En Syrie was geen achterlijk land. En toch maken mensen elkaar als beesten af.

Er zijn voorbeelden genoeg waardoor we als mensen meer dan eens nutteloos gevoel hebben en zeggen: “waar leven we eigenlijk voor. Het is allemaal voor niets?”
De mensheid heeft vaak het gevoel dat ze op zichzelf terug geworpen is en er helemaal alleen voor staat.
En ook als volk van God in de wereld kennen we deze gevoelens. Wat heeft het nog voor zin om de blijde boodschap te verkondigen als het zo weinig weerklank vindt? Is het geloof niet één grote vergissing? Kunnen we er niet beter mee ophouden onszelf en anderen te vermoeien?

Er staat veel op het spel in deze ontmoeting tussen Jezus die met hart en ziel de liefde van God verkondigt, en de moeder met haar dode zoon. Alles staat op het spel daar in de stadspoort.
Wanneer Jezus die van Godswege in de wereld gekomen is, om de mensen uitzicht te geven op God, moet wijken voor dood en zinloosheid, dan is hij niet meer dan een machteloze trooster die kan meeleven, maar verder niet.
Zit de wereld daar op te wachten? Nee, wat de wereld nodigt heeft, is moed en vertrouwen en uitzicht zoals alleen God die geven kan. Alleen God is machtiger dan het kwade en de dood.

Gelukkig gààt Jezus niet opzij. Nu niet en nooit niet!
Hij doet een stap naar voren en houdt met een vriendelijk gebaar de baar tegen. Dat is op zich al een revolutionair gebaar. Want wie met een dode in aanraking kwam moest zich eerst ritueel gaan reinigen voor hij zich weer onder de mensen macht begeven. Maar Jezus stoort zich niet aan die in ieders geest gegrifte regel. Hij stopt met zijn eigen hand de baar en zegt: “jongeling, sta op”.
Jezus wijkt niet voor de dood, maar de dood moet wijken voor hem.
De jongen komt overeind en begint te praten. Dan geeft Jezus “hem terug aan zijn moeder”. Hij heeft haar haar toekomst terug. Haar leven is niet vruchteloos.

Jezus ging niet opzij voor de dood die het leven op aarde zinloos lijkt te maken. Hij ging ook niet opzij voor het kwade. Hij ging niet opzij voor onbarmhartigheid. Hij ging niet opzij voor cynisme. Hij ging niet opzij voor huichelarij.
Waar God is geen plaats voor de dood. En ook niet voor alle uitingen van dood zoals onrecht, onbarmhartigheid, egoisme en liefdeloosheid.
Zo ging Jezus recht op het lijden en het kruis af. Hij ging er niet voor opzij. Want hij was zo één met God dat hij het leven zelf in zich had. Het kwade en de dood zouden hem niet kunnen tegenhouden.

Zo komt Jezus op het Naim van onze mensheid af. De stad van de mens, zo liefelijk van naam, maar zo lijdend onder teleurstelling en vruchteloosheid.
Hij komt op haar toe als de Levende, als degene die leven geeft.
En allen die door hem geraakt zijn en in hem geloven doet hij dat leven ervaren door de hoop die in ons is, en door de liefde die we voelen.
Laten ook wij niet opzij gaan voor de macht van de dood die zich uit in alles wat tegen liefde in gaat: haat, onverschilligheid, egoisme, cynisme.
Laten ook wij niet opzij gaan voor alles wat in strijd is met de hoop die in ons is.
Waarom zouden we?
We hoeven niet te wachten met genieten van het leven zoals God het bedoeld heeft en zoals wij het mogen beleven aan zijn hand. We hoeven niet te wachten tot de dood om dan te merken dat niet de dood, maar God ons altijd omgeven heeft.
We kunnen nu al uit zijn liefde leven.
Haat, egoisme, cynisme, onbarmhartigheid en al die dingen dragen een geur van ontbinding in zich.  Ze zijn uiting van negativiteit, van negering van het leven. Ze zijn voorposten van de dood die doet alsof hij oppermachtig is. Alsof er geen kruid tegen gewassen is.
Laten we de zuivere lucht van Gods liefde inademen en de geur opsnuiven van alles wat smaakt naar eeuwig leven met God.
Dan hoeven we ook niet langer te vrezen dat de blijde boodschap mensen niet zal aanspreken want dan mogen we mensen er zelf mee raken, niet alleen door woorden, maar door het leven zelf. Leven dat vol is van God.
Amen

(c) Martin Los, pr

Ouder worden met een twinkel

Op de ontbijttafel lag Trouw te wachten. Vast ritueel.
Bij doorbladeren viel mijn oog op de kop “ouder worden met een twinkel”.
De bedoeling van een kop in de krant is dat de lezer wordt verleid om het artikel te gaan lezen. Maar soms leidt iets wat de aandacht moet trekken, juist af.
Ik ken dat risico. Als ik mijn preek begin met “ik zat deze week in de trein toen….”, dan zullen sommige aanwezigen door die opmerking nieuwsgierig worden.
Maar iemand anders kan juist afgeleid worden door dat “ik zat in de trein…” Misschien herinnert dit “pakkende”begin de hoorder aan een eigen treinreis in de afgelopen tijd en het interessante gesprek met een medepassagier. Of de hoorder heeft onlangs de  trein gemist met vervelende gevolgen.
De preek gaat dan als een trein die niet mer stopt aan hen voorbij.

Zo verging het mij maandagmorgen. Ik bladerde in de krant en las de kop “ouder worden met een twinkel”.
Na het lezen van die zin vouwde ik de krant dicht, want mijn boterham met spiegelei wenkte.
Ik mijmerde wat over dit voor mijn gevoel nieuwe woord “twinkel” alsof ik het voor de eerste keer las.
Dat het iets met ouderdom te maken had en met een nieuw boek “het geluk van de grijsheid” (auteur Jean-Jacques Suurmond) zoals ik nog net had opgevangen van het artikel, vervaagde snel voor mijn ogen

“Twinkel”. Wat een verrassend nieuw woord. Wat een vondst!
Ik twitter. Ik verzend tweets. Ik retweet soms een interessante tweet van iemand anders.
Ik heb op een mooie zondagmiddag in maart in brouwerij Maximus een tweetup van twitteraars uit Leidsche Rijn bijgewoond. Allerlei ondernemende en boeiende personen, plaatselijke politici, journalisten, netwerkers via sociale media en verstokte twitteraars waren er samen gekomen. Ze vonden het “gaaf” dat de plaatselijke pastoor die ze kenden van twitter er ook was.
En begin januari was er een reli-tweetup in Utrecht in Hoog-Catharijne van allerlei mensen uit ons land die in en voor de kerk werkzaam zijn en sociale media gebruiken.

Regelmatig kom ik nieuwe woorden in tweets tegen die met “tw” beginnen. Ze duiden dan iets aan dat online bereikbaar of verkrijgbaar.
Maar “twinkel” was ik nog niet eerder tegengekomen

Wat zou “twinkel” betekenen in als term binnen de sociale media?
Natuurlijk zal ieder die dit leest mij wakker willen schudden: “twinkel heeft niets met internet te maken”.
En als iemand mij normaal gevraagd had “wat is een twinkel” dan zou ik gezegd hebben: “dat is de beweeglijke schittering van licht in iemand oog waaraan je kunt zien dat h/zij geniet”.
Maar in mijn dagdroom ging ik gewoon verder met mijmeren over “twinkel”.
Wat een vondst als aanduiding van online-reclame via twitter: een twinkel, een tweet van een twitterende winkelier. Natuurlijk is een online-verkoper: een twinkelier.

Toen ik uit de dagdroom ontwaakte –  een leeg bord staarde mij aan in plaats van het spiegelei – opende ik mijn Ipad.
Ik googlede op “twinkel”.
Wat in mijn dagdroom nog helemaal nieuw was, bleek inderdaad al werkelijkheid.
Ik trof een online blad aan: Twinklemagazine.nl (concreet over e-commerce).
Verder ook Twinkeltje, een online webshop.
Het verbaasde met niet dat ik ook de Twinkle100 aantrof, een overzicht van tophonderd honderd zaken die artikelen online verkopen.

Twinkel was dus inderdaad een nieuw woord zoals het ook op mij af gekomen was vanuit de kop in de krant.
Alsof het wilde zeggen: “zie je me wel?!”
Alsof het woord mij een knipoog gaf.
Het woord “twinkel” in de krantenkop “ouder worden met een twinkel” twinkelde als het ware van plezier als fonkelnieuw woord.

Wacht even: de twinkel twinkelt? Plotseling blijkt het woord “twinkel” online iets heel anders dan offline.
“Twinkel” is een nieuw woord maar “twinkel” ook heel oud.

Ging het in Trouw niet over “Ouder worden met een twinkel”? Steeds meer ouderen gebruiken internet en sociale media las ik onlangs.
Maar daar ging het artikel in Trouw vast niet over.

(c) Martin Los