Preek op de derde zondag van de Vastentijd 22/23 maart 2014 in de Mariakerk De Meern
voorgeschreven schriftlezingen in het wereldwijde r.k. lectionarium voor deze zondag: 1e lezing Exodus 17:3-7; 2e lezing. Romeinen%:1-2.5-8 Evangelie: Johannes 4:5-42
Lieve zusters en broeders, het is diep treurig dat Nederlandse staatsburgers van Marokkaanse komaf deze week van de leider van één van de grootste politieke partijen te horen hebben gekregen dat zij eigenlijk niet welkom zijn.
Dat is bijzonder krenkend voor de betrokken bevolkingsgroep. Maar niet alleen voor hen. Het is krenkend voor ons allen als burgers van dit land. We maken allemaal deel uit van de Nederlandse samenleving. We hebben allemaal dezelfde wettelijke grondrechten. En we zijn allemaal medeverantwoordelijk voor een goed onderling klimaat waarin mensen zich niet gediscrimineerd voelen, en in vrede met elkaar leven. Een klimaat waarin ieder zich kan ontplooien en een positieve bijdrage kan leveren.
Afkeer hebben van een bevolkingsgroep, afkeer kweken, is bijzonder kwalijk vanuit een algemeen menselijke standpunt gezien. Het zet mensen tegen elkaar op met alle pijnlijke en gevaarlijke gevolgen van dien.
Maar deze houding verontrust ons, christenen, bijzonder omdat ze haaks staat op het Evangelie. Ze is in strijd met onze opdracht om de naaste lief te hebben.
Wie die naaste is bepalen wij niet zelf. We kunnen niet tegen de één zeggen “jij ben onze naaste wel” en tegen de ander “jij bent mijn naaste niet”.
Ook is duidelijk dat deze opdracht om onze naaste lief te hebben, niet beperkt mag blijven tot de privésfeer. De naastenliefde moet ook vertaald worden in politiek beleid. De naastenliefde moet handen en voeten krijgen in de manier waarop we als burgers van ons land met elkaar omgaan.
Die liefde tot de naaste is niet alleen een kwestie van rechtvaardige wetten. Liefde tot de naaste betekent ook dat er ook gezorgd wordt voor een sfeer van onderlinge erkenning en waardering, niet alleen tussen personen, maar ook tussen bevolkingsgroepen, een sfeer van elkaar iets gunnen en de ruimte geven, een sfeer van trots zijn op elkaar.
De politieke wil om er samen iets moois van te maken, ondanks alle verschillen, dat is de basis van een leefbare samenleving. Zo’n samenleving kan ook tegen een stootje als er soms echte problemen zijn.Dit is geen vrome wens. Het is onze opdracht. Het is onze plicht.
Maar kunnen we dit als mensen opbrengen? Wordt je niet treurig van alle vormen van discriminatie in de wereld op grond van huiskleur, afkomst, geslacht? Al die vormen waarin mensen elkaar niet als persoon aanzien en als medemens?
Stuiten we hier niet op een chronisch menselijk tekort aan liefde? Misschien wel, ja. Als we alleen naar onszelf kijken.
Máár we zijn allemaal schepselen van God. Hij heeft iedereen geschapen met een hart. Hij heeft alle mensen de mogelijkheid gegeven om lief te hebben. Ja, in de liefde tot de ander komt een mens pas tot volle ontplooiing van al zijn of haar talenten en mogelijkheden.
Daarom zullen telkens als mensen elkaar aankijken als mens met een gezicht vormen van discriminatie, onderdrukking en uitbuiting worden ontmaskerd en uitgebannen.
In de echte ontmoeting van mensen met elkaar gaan de harten van mensen open. Daar wordt alle hardheid en onbegrip en vrees weggenomen.
Die mogelijkheid heeft God in het hart van ieder mens gelegd. Ook in onze tijd.
Heel bijzonder mogen we dat ervaren als we ons bewust worden dat God zélf ons aanziet in het gelaat van de ander. Dat was de ervaring van de Samaritaanse vrouw. Ze is de ervaring van talloze mensen geworden van alle naties en rassen en talen.
In de ontmoeting met Jezus gingen haar de ogen open voor de onuitputtelijke bron van liefde die God in ons aanboort als we zijn liefde ervaren.
Liefdevol, stap voor stap, neemt Jezus alle lagen van haar weg waarachter zij schuil gaat.
Hij laat haar de laag van vernedering afleggen, het gevoel dat ze er niet toe deed omdat ze door haar medemensen gemeden werd. Jezus vroeg haar om een slok water. Hij, nog wel een Jood, van wie ze niets te verwachten had als Samaritaanse. Hij stelde zich kwetsbaar op. Niet hooghartig.
Hij doet haar de laag van onwetenheid afleggen. Want ons verstand is vaak een sta in de weg om echt nieuwe wegen te zien en te gaan. In het bijzonder als het Gods weg met ons is: “Heer, Ge hebt niet eens een emmer en de put is diep: waar haalt Ge dat levende water vandaan?”
Hij nodigt haar ook uit de laag van de schaamte af te leggen, de laag van teleurstelling in anderen, in het leven en misschien vooral in zichzelf. Vijf mannen heeft ze gehad. Er was weinig om trots op te zijn.
Stap voor sta leidde Jezus haar binnen in de goddelijke liefde die haar op een heel andere manier zag dan zij zichzelf en de mensen om haar heen.
Op een manier als nog nooit voelde zij zich gekend en aanvaard en bemind. Ze zag zichzelf weer als nieuw.
Op dat moment werd realiteit wat Jezus haar toegezegd had: “Ieder die drinkt van het water dat ik zal geven, krijgt nooit meer dorst. Integendeel. Het water dat ik hem zal geven, zal in hem zelf een waterbron worden die opborrelt tot eeuwig leven”
Jezus Christus doorbreekt alle vormen van discriminatie en miscommunicatie en onbegrip en vrees en schuld.
In de ontmoeting met hem ervaart ieder mens de oneindige liefde van God. En er gaat een bron van liefde zelf stromen in ons stromen.
Aangeraakt door de liefde van God kunnen we niet anders dan zelf de ander aanvaarden en liefhebben.
Paulus schrijft het aan de Romeinen (2e lezing): “onze hoop op de heerlijkheid van God wordt niet teleurgesteld want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken”.
Bij God is geen discriminatie. Ieder mens aanvaardt hij als zijn kind. Daarin geeft hij ons zelfs de belofte van eeuwig leven. Wat is dat anders dan de volledige beleving van zijn oneindige liefde.
Laten we daarom die bron in ons niet weer laten dichtslibben door voedsel te geven aan angst en afkeer en haat.
Integendeel, Christus heeft alle haat en onbarmhartigheid overwonnen door zijn lijden en kruis. Ze hoeven gaan vat meer op ons te hebben.
Laten we dat dan laten blijken door als christenen voorop te gaan in het streven naar een bloeiende samenleving. Een samenleving waar mensen in vrede en vrijheid leven. Een samenleving waar mensen elkaar aanvullen en verrijken. Een samenleving waar het licht van Gods rijk binnenvalt.
Willen we minder of meer liefde tussen mensen?
Willen we minder of meer begrip tussen verschillende bevolkingsgroepen?
Willen we minder of meer meewerken aan een vreedzame samenleving?
Dan gaan we daarvoor zorgen.
Amen
© Pastoor Martin Los