Zegent u ook Staatsloten?

Na de lunch opende ik mijn mailbox. Midden tussen allerlei informatieve berichten viel mijn oog op een afzender die ik niet onmiddellijk kon thuisbrengen.
Onderwerp van de mail was: “vraagje”
Ik klikte nieuwsgierig op dit mailtje. Uit ervaring weet ik dat achter zo’n bescheiden “vraagje” een heel persoonlijk verhaal kan schuilgaan.

“Ik zag vanmorgen op Twitter dat u een huis gezegend hebt. Mijn vraag is: Zegent u ook Staatsloten?”
Ik schoot in de lach. De vraag maakte een ontwapenende indruk op mij. En ik vond het ook humor dat Twitter zulke verrassende gevolgen heeft voor mijn werk als pastoor.

Die morgen had ik een huis gezegend. Een boerderij aan de rand van Leidsche Rijn. Een pasgetrouwd stel was in deze boerderij gaan wonen na een flinke verbouwing. Het jonge boerengezin zette de traditie van melkveehouderij voort. Ook de traditie om een nieuw huis in te zegenen met gebed, gezang en wijwater.
Vrolijk waren we met de aanwezigen door het huis gelopen. Alle kamers en ruimtes binnen had ik gezegend met wijwater. Een palmtakje in de hand dat ik telkens doopte in een mooie schaal die de jonge boerin glunderend droeg.
Ook de buitenmuren werden niet vergeten. Want als je om zegen vraagt, vraag je dat niet alleen voor jezelf alleen, maar voor je buren en de hele omgeving.

Een paar dagen daarvoor had ik ook al een huis ingezegend. Een nieuwe woning midden in de Leidsche Rijn. Een starterswoning.
De stratenmakers waren nog bezig de tegels en stoepranden te leggen. Mijn auto moest ik een eind terug parkeren. Tussen de zandhopen door liep ik naar de voordeur, nieuwsgierig aangestaard door de werklieden die koffiepauze hielden in de opening van de bouwkeet.

Ik werd hartelijke en spontaan ontvangen door een jonge Antilliaanse mevrouw.
Net als bij het boerengezin stond het gebak al klaar om de huiszegening feestelijk te vieren.
Een nichtje was aanwezig om in de vreugde te delen. Een huiszegening is een gemeenschapsgebeuren. Als priester die de huiszegening verricht vertegenwoordig ik de grote gemeenschap

Na een korte kennismaking en een moment van gebed liepen we zingend het hele huis door: “Kom, ga mee, geef ieder een hand. Samen bouwen aan een nieuw land. Het rijk van God ligt diep in je hart. Vandaag begint een nieuwe start!“
“Zullen we ook naar buiten gaan” vroeg ik aan de stralende bewoonster?
Ik zag de verbaasde gezichten van de stratenmakers al voor me.
“Jazeker” antwoordde ze met haar zangerige stem.

De mannen waren weer aan het werk gegaan.. Maar toen ze ons naar buiten zagen komen, keken ze allemaal op alsof ze een verschijning zagen.
De twee vrouwen voorop met de schaal. De priester met zijn stola daarachter .
Ik besprenkelde de muren en de tegels. We zwaaiden even naar de mannen toen we weer naar binnen gingen. Een vrolijke boel.

Twee huiszegeningen in één week ligt ver boven het gemiddelde. Daarom was ik een beetje buiten mezelf van blijdschap.
Het is zo iets moois als mensen hun huis door de zegening willen zien en beleven als huis van God waar zijn Geest verblijft. Geen bouwwerk van stenen alleen, maar een thuis waar je nooit alleen bent, zelfs al ben je alleen. Een gastvrij huis naar anderen toe.

Onder de indruk besloot ik er thuis een vrolijke tweet aan te wagen:
#Huiszegening, buiten&binnen zoals vanmorgen, fijn om af en toe te doen. In gedachten heb ik de hele buurt meegezegend

Een uurtje later verscheen het mailtje op mijn scherm met de vraag: “zegent u ook staatsloten?”
Geintrigeerd door deze vraag beantwoordde ik de mail meteen: “Ik kan hier wel een uitvoerig antwoord schrijven, maar is het niet veel leuker om elkaar te ontmoeten. Ik ben heel benieuwd waarom je me deze vraag stelt. Zullen we een afspraak maken? Je kunt nu ook meteen naar me toe komen”.
“Om half twee ben ik bij u” mailde de onbekende afzender terug.

Even later stond een jonge man voor mij op de stoep van het Pastoraal Centrum . Ongeveer 30 jaar oud. Hij had een hartelijk voorkomen en een aanstekelijke glimlach.We namen plaats in mijn kamer.
“Ik zag uw tweet over de huiszegening voorbij komen. Toen dacht ik: “Ik waag het erop” Vandaar mijn mailtje. Maar u zult geen Staatsloten zegenen, denk ik. Toch vind ik het fijn om even met u te spreken”.
“Dat is wederzijds”zei ik “Ik ben zo benieuwd waarom je op het idee gekomen bent mij te vragen je Staatloten te zegenen”

“Ik ben absoluut geen geldwolf” zei hij stellig “Het gaat er mij ook echt niet om dat ik in één klap steenrijk ben”
Was ik opgelucht met die verklaring? Nee.Ik besefte dat ik er nooit echt rekening mee had gehouden dat de intentie van de jongeman was geweest om een fortuin te krijgen zonder er iets voor te doen..

“Ik ben zelf muzikaal. Ik bespeel een aantal instrumenten. Ik heb zelf in een bandje gezeten. Ik ben ook een opleiding gaan doen voor een baan in de wereld van het entertainment. U weet wel: Joop van den Ende. Eyeworks. En zo”.

Het was mooi hoe het enthousiasme op het gezicht van de jongen verscheen. Hij kon heel innemend vertellen.
“Ik ben toen stage gaan lopen bij een Studio die CD’s opneemt met allerlei jong talent, vooral bandjes zoals waarin ik vroeger zelf heb gespeeld”.
“Maar die bandjes moeten dat zelf bekostigen. Het kost enorm veel geld” zei hij een beetje treurig
“Er is zo ontzettend veel talent onder jonge popmusici. Het is echt zonde dat die talenten allemaal verloren gaan omdat ze zelf geen geld hebben om de productie te financieren”. Hij meende oprecht wat hij zei. Zijn ogen begonnen te glinsteren telkens als hij het woord “talent” gebruikte.

“Stel dat ik de Staatloterij zou winnen, dan kon ik al die bandjes op weg helpen. Vooral die bandjes die geen kans krijgen omdat ze het niet kunnen betalen, maar die echt hardstikke goed zijn”.
Het hoge woord was eruit.

Ik voelde me bevoorrecht dat de jongeman mij deelgenoot had gemaakt van zijn droom. Wat een mooie wereld. Wat een zuivere lucht. Wat een perspectieven. Ik snoof de geur op van het paradijs. 

“wat een prachtige reden om een Staatslot te kopen en daarover de zegen van boven te vragen” zei ik toen hij zijn verhaal had gedaan.
Hij straalde nog steeds. Zo blij dat hij zijn story verteld had en zijn droom met iemand gedeeld.
We waren beiden even stil.
Ik glimlachte en zei: “Je hebt gelijk. Ik zegen geen Staatsloten”.
Hij knikte begrijpend.

“Maar weet je wat ik wel mag doen?” zei ik uitnodigend.
Hij keek me vol vertrouwen aan.
“Ik mag jou zegenen. Jou zelf als mens.”
Ik wachtte even op zijn reactie.
Geen spoor van teleurstelling. Veeleer verwondering.

“Jij bent een goed mens met mooie idealen. Reken erop dat God achter jou staat. Of je nou de Staatlsoterij wint of niet, je vindt vast wel een mogelijkheid om met jouw eigen talent verder te komen en ook anderen te helpen iets moois tot stand te brengen”

Die woorden drapeerden een eigen stilte om zich heen die de jongeman en mij verbond op een manier die alleen stilte maar kan doen.
Vanuit de stilte opende zich mijn mond en ik hoorde mezelf zeggen:: “Weet wat jij bent? Jij bent zelf een lot uit de loterij”.
Toen legde ik hem de handen op en zegende hem.

We liepen samen door de lange gang naar de voordeur.
Hij bedankte me hartelijk. En ik hem.
Ik zag hem in zijn stralend donkerblauwe jack de oprit aflopen in de richting van de middagzon.
Een gezegend mens die anderen tot zegen mag zijn. Meer dan een Staatslot.

© Martin Los

homilie op de 3e zondag in de Paastijd 3 en 4 mei 2014 Willibrordkerk Vleuten

Preek op de 3e zondag van Pasen op de vooravond en op de zondag van 4 mei 2014 in de H.Willibrordkerk (Parochie Licht van Christus)
bij het Evangelie Lukas 24:13-35 (voorgeschreven wereldwijde r.k. lectionarium voor deze zondag)

Lieve zusters en broeders,  in de Evangelies staan meerdere verhalen waarin Jezus aan zijn volgelingen verschijnt als de verrezen Heer. Het spreekt vanzelf dat de kerk deze verhalen op het Paasfeest en in de daarop volgende dagen en weken ieder jaar voorleest en overdenkt. Deze verhalen zijn voor ons heel kostbaar.

 Wat opvalt in deze verhalen, is dat Jezus telkens plótseling verschijnt aan zijn leerlingen. Het zijn dus geen verschijningen die zij zelf oproepen, zoals in een soort spiritistische sceance. Het zijn ook geen collectieve hallucinaties ten gevolge van een massahysterie.

Wanneer Jezus verschijnt, is dat telkens voor hen een verrassing. Het is zuiver een geschènk van hem aan zijn leerlingen.

Ze zijn dan ook elke keer overweldigd van schrik en vreugde tegelijk. Ze zijn overweldigd van schrik omdat heel hun werkelijkheid lijkt te wankelen als bij een aardbeving. En ze zijn overweldigd van vreugde, want wat is heerlijker dan de ervaring dat hun Heer leeft.

Wat verder opvalt, is dat Jezus lichamelijk aanwezig is. Hij blaast over hen. Hij toont zijn handen en voeten met de littekens. Hij eet voor hun ogen iets. En hij houdt met hen de maaltijd zoals in het verhaal van de leerlingen op weg naar het dorpje Emmaus dat we vandaag gehoord hebben.

Een ding is daarbij wel heel duidelijk. Zijn lichamelijke aanwezigheid betekent niet dat Jezus om zo te zeggen uit het graf teruggekeerd is. Dan zou hij immers ooit nogmaals moeten sterven. En dan zou hij nog gebonden zijn aan de beperkingen van ruimte en tijd zoals wij die allemaal kennen. Nee, zijn lichaam deelt in zijn verrijzenis. Hij komt door dichte deuren. Hij verdwijnt op het moment dat de leerlingen hem herkennen bij het breken van het brood.

Zo delen deze verhalen ons heel wat mee over de verrezen Heer. Maar deze verhalen  willen meer doen dan ons alleen iets meedelen over de wijze waarop Jezus aan zijn leerlingen verschijnt. Het is geen informatie waarvan je belangstellend kennis neemt, en vervolgens weer over gaat tot de orde van de dag.

Ook de gebeurtenis van die vreemdeling die zich bij de twee leerlingen op weg naar Emmaus voegt, wil ons geloof versterken. Dit verhaal wil ons met zachte hand binnenleiden in een leven waarin de levende Heer ook voor u en mij levende werkelijkheid is.

Het verhaal van de leerlingen op weg naar Emaus is geen prachtige etalage waar we voor staan met onze neus tegen de ruit gedrukt omdat we de uitgestalde heerlijkheden niet kunnen betalen. We worden hartelijk uitgenodigd om naar binnen te gaan om te ontdekken dat dit verhaal ook ons verhaal is. En dat dit telkens opnieuw weer ons verhaal kan worden.

Wat opvalt is dat de Heer zich haast onopvallend bij hen voegt. Hij dringt zich totaal niet op. Wie weet hoelang hij al haast onmerkbaar naast hen liep. Hun ogen zijn door droefheid bevangen. Dat is heel herkenbaar. Droefheid en gemis maken dat je op jezelf wordt teruggeworpen. Dat geldt ook voor ons, als mens, en als gelovigen.

Velen van ons leven in een soort rouwperiode vanwege het verlies van de vanzelfsprekendheid van kerk en geloof. De treurigheid druipt overal in ons land van het kerkelijk leven af. En de smalende kritieken in de media doen er nog eens een schepje boven op.

En waar nog wel tamelijk vitale geloofsgemeenschappen zijn, ligt de nadruk daar vaak zo op allerlei eigen activiteiten, dat het soms lijkt alsof het gemis aan beleving van God daarmee wordt gecamoufleerd. Ook dan zien we niet hoe dicht de levende Heer bij ons is. Een beetje hoofdschuddend.

 “Wat is er aan de hand? Waarom zijn jullie zo bedroefd”  De Heer sluit zich aan bij hen beleving. Hij luistert heel betrokken, zodat ze heel hun verhaal kunnen doen.
Het uitspreken van hun verdriet, geeft al een zekere verlichting. Er komt ruimte in hen. Dan pas openbaart hij zich aan hen als een meester, als een soort coach die hun vertrouwen heeft gewonnen.

Maar ook dan sluit hij aan bij wat ze zelf al weten. Ze kennen de Schiften, ze kennen Mozes en de profeten. Plotseling gaan die woorden en verhalen die ze bewaren in hun hart weer voor hen leven. Ze gaan de woorden opnieuw verstaan. De hoop klopt plotseling bij hen op de deur van hun hart en een vuur laait op in hun binnenste.

Zo heeft de kerk en zo hebben wij als gelovigen ook alles al ontvangen wat we nodig hebben. We moeten het alleen weer aandurven om echt naar de kern terug te gaan. We moeten niet alleen vanwege ons verlies aan geloofszekerheden onze eigen twijfel aan het woord te laten. We moeten het weer wagen naar het vertroostende woord van God te luisteren. Laten we het weer wagen Gód aan het woord te laten in ons hart en in ons midden.

We moeten weer stil durven worden voor God. Ons openstellen voor de levende werkelijkheid van de Heer in ons midden die zich telkens bij ons voegt als die vreemdeling.

Hoe doe je dat, is dan de vraag? En hoe doet Hij dat? Die vraag echt oprecht stellen wil eigenlijk al zeggen dat we een heel eind op weg zijn dat te ontdekken. Het verhaal van de leerlingen op weg naar Emmaus biedt ons als het ware het model.

Nu die vreemdeling hun hart gewonnen heeft, willen ze hem eigenlijk bij zich houden. “Blijf bij ons overnachten en houd de maaltijd bij ons”.  Jezus gaat in op hun uitnodiging en deelt hun intieme levenssfeer. Dichter kan hij niet bij hen komen.

En dan gaan hun ogen open. Ze herkennen ze hem aan het breken van het brood. Het is dat gebaar waarin hij zich aan hen openbaart.

Onmiddellijk daarna verdwijnt hij uit hun gezicht. En dat kan nu ook. Want ze weten nu dat hij op dezelfde wijze altijd bij hen is. Hun ogen zijn nu voorgoed geopend. Ze gaan terug naar de andere leerlingen en delen met hen in de vreugde dat de Heer leeft en altijd bij hen is als coach op de levensweg naar God toe.

Midden in de grote crisis van kerk en geloof waarin we als christenen op onszelf worden teruggeworpen, heeft de levende Heer zich ongemerkt bij ons gevoegd als een vreemdeling die oprecht in ons geïnteresseerd blijkt. Een vreemd vertrouwde stem die een onuitblusbare hoop in ons wekt.

Zullen we hem bij ons binnenlaten? Dan is het ogenblik niet ver dat we hem weer herkennen als de gastheer zelf die ons aan zijn eigen tafel nodigt. De gastheer die zichzelf aan ons uitdeelt en ons doet delen in zijn leven dat vervult is van het mysterie van Pasen. Leven zonder einde. Leven in overvloed. Leven zoals God het bedoeld heeft. Amen

(c) Pastoor Martin Los