Op de feestdag van Paulus’ bekering

Op het feest van de Bekering van de heilige apostel Paulus 25 januari 2021

“Saul, Saul, waarom vervolgt ge Mij?’
De bekering van Paulus die wij vandaag gedenken, wordt door velen opgevat als een innerlijk proces. Hij had zo gepassioneerd gestreden tegen het geloof van de nieuwe religie van de christenen, dat hij als een soort wraak door dat nieuwe geloof werd veroverd. De algemene, psychologische stelregel zou dan luiden: als je helemaal geobsedeerd bent door iets wat je fel bestrijd, loop je het risico dat je vroeg of laat zelf slachtoffer wordt en even sterk of sterker gaat verdedigen wat je ooit bestreden hebt.
Degenen die de bekering van Paulus zo bekijken, hebben helemaal geen oog voor de rol die Christus in zijn verhaal een rol speelt. We horen in de Handelingen Paulus zelf heel duidelijk spreken over de Heer die hem verscheen en die tot hem zei: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij”. De bekering van Paulus die toen nog Saulus heette, was dus als we hem serieus nemen geen innerlijk gebeuren, puur psychologische, maar een relatie, een ontmoeting met de opgestane Heer. Het geloof puur psychologisch benaderen, ook bekeringen, is alsof iemand die kleurenblind is een schilderij moet beoordelen.
Johannes schrijft in zijn brief: “We worden kinderen van God genoemd en dat zijn wij ook. De wereld kent ons niet, omdat ze Hem niet kent”.
Als we oprecht Gods leiding in ons leven ervaren, moeten we ons niet verbazen dat anderen dit puur psychologisch zullen of met allerlei verklaringen komen. Als we zelf maar die kostbare momenten en inzichten niet terugbrengen tot puur innerlijke gebeurtenissen.
Belangrijk was dat de christenen in Damascus die Paulus alleen kenden als vervolger, hem in hun midden opnamen. Zij hielden er dus echt rekening mee dat Christus zelf Paulus geroepen had. Het was een teken van hun geloof. Ze doofden dus om zo te zeggen de ‘roeping’ van Paulus niet.
Het verhaal van Paulus’ bekering of wedergeboorte bevat verschillende lagen.
Toen David, de gezalfde van God, indertijd vervolgd werd door koning Saul, riep David vanaf een verborgen plaats:  “Saul, Saul, waarom vervolgt Gij Mij”. David was onschuldig, stond koning Saul helemaal niet naar het leven, maar koning Saul hem uit blinde jaloezie wel. Het is alsof in het bekeringsverhaal van Paulus ineens de Schrift tot leven komt. Eeuwen oude woorden vormen op eens een roepstem. Zoals het ons ook kan overkomen. Dat we een Psalmwoord horen of een Evangelieverhaal beluisteren, en opeens horen we een stem die zegt: dit gaat over jou. Saulus, wat de verlangde betekent, veranderde zijn naam in Paulus, wat de kleine betekent. Zijn bekering was voor hem geen reden om zich te verheven boven anderen, zoals bekeerlingen nog al eens doen vanuit misplaatste trots. Paulus ging ook niet meteen er toe over om het ijver nu mensen tot zijn nieuwe christelijke geloof te bekeren. Hij trok zich een aantal jaren terug in de Araba, de Arabische woestijn, om zich te bezinnen, voordat hij, gesteund door de broeders in Jeruzalem en Antiochië zijn zendingsreizen begon.
We zien vaak mensen die zich ‘wedergeboren’ noemen alle aandacht naar zich toe trekken vanwege hun bijzondere ervaring. Vaak geeft dit ergernis, vooral als de pasbekeerde aan zijn broeders en zusters gaat vertellen wat ze fout doen. Het is mooi wanneer volwassenen het gevoel hebben op nieuw geboren te zijn door de roepstem van Christus, het is een gave aan de hele gemeenschap. Daarom moeten we er zorgvuldig mee omgaan. In elk geval doordat een geestelijke leidsman de opnieuw geborene de raad geeft zich niet op te dringen of te verheffen. Niet door die geweldige ervaring van geraakt door de Heer te zijn op een laag pitje te zetten. De wedergeborene, de geroepene, kan zich beter eerst oefenen in liefde als hoogste gave. Dat is ook precies de raad die de apostel Paulus in zijn brieven geeft: Als bezat ik alle geloof en kon kik bergen verzetten, als ik de liefde niet had, ik ware niets

©pastoor Martin Los

Op deze dag wordt gelezen uit het boek van de Handelingen der apostelen 22:3-16 (het bekeringsverhaal van Paulus) en uit het Evangelie Marcus 16:15-18 (de uitzending van de Apostelen
Afbeelding: the conversion of Saint Paul by Caravaggio, Santa Maria del populo


Vissers van mensen: leven zin en betekenis geven

Homilie op de derde zondag door het jaar 24 januari 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

“Komt, volgt Mij. Ik zal maken dat ge vissers van mensen wordt”.1)
Lieve zusters en broeders, het gaat in het Evangelie vandaag over roeping van mensen. Ik wil daar dit maal iets over zeggen vanuit mijn persoonlijke beleving. ik kom uit een familie van tuinders aan de ene kant en vissers aan de andere kant. Hardwerkende mensen. Met kennis van zaken. Ze schaamden zich niet voor zware lichamelijke arbeid. Ze hadden, om zo te zeggen, altijd eelt op de handen. Ze zorgden goed voor hun kinderen. Er was een hechte familieband. Ze waren eerlijk en betrouwbaar.
Als kind al had ik groot respect voor deze mensen die hun dagelijks brood verdienden met het zweet op hun gezicht. Daarom voelde ik altijd een zekere spanning bij de woorden van Jezus tot de vissers aan de oever van het meer van Galilea: “Komt. Volgt Mij. Ik zal maken dat ge vissers van mensen wordt”. Alsof er een zekere onderwaardering uit sprak voor eenvoudige eerlijke beroepen als visser, tuinder, boer of bakker. Zulke beroepen zijn toch onmisbaar voor de instandhouding –  niet alleen van deze mensen en hun gezinnen zelf – maar van de hele samenleving? Ik wilde zeker niet dat uit mijn eigen beroepskeuze later iets zou blijken van afkeer van lichamelijke arbeid en van de levenswijze die daarbij past.
Mijn familie, hun vrienden en bekenden, waren ook kerkelijk. We gingen elke zondag één of twee keer naar de kerk. Mijn vader las elke avond na de maaltijd aan tafel een stukje uit de bijbel. Op verjaardagen kwam de familie en aanverwanten bij elkaar. Men sprak over elkaars wel en wee, over de politiek en over kerkelijke zaken. We hadden om zo te zeggen geen praatprogramma op tv – die er nog niet was-  nodig. We wáren ons eigen praatprogramma. Ik zat als kleine jongen op de grond verscholen achter de stoelen om te voorkomen dat op de gedachte kwam dat het kinderbedtijd was. Zo leerde ik al heel jong dat meningen uitwisselen, geïnteresseerd zijn als mensen in elkaar, elkaar ontmoeten, heel belangrijk was. Deze hardwerkende mensen namen de moeite na de dagelijks arbeid het zweet van zich af te wassen om samen het leven te delen en te vieren. Het was een feest. Daarom groeide in mij ook het verlangen om later iets te doen wat met mensen en de gemeenschap van mensen te maken had. Met name vond ik het een wonder dat ’s zondags in de kerk mensen allemaal in één ruimte samenkwamen om naar het Woord van God te luisteren. Mensen, mannen, vrouwen, kinderen, uit allerlei sociale lagen. Alsof er geen onderscheid was, maar iedereen gelijk voor God. .
Zo zat ik dus als het ware tussen twee vuren. Aan de ene kant wilde ik door mijn studie en beroepskeuze niet doen alsof ik afstand deed van de mensen die hun rug kromden bij hun arbeid. Aan de andere kant fascineerde mij de kerk als ontmoetingsplaats van God en mensen. Allemaal verenigd rondom het overgeleverde en actuele Woord van God. En dat fascineert me nog steeds. De prangende vraag was dus: Zou ik mij dienstbaar kunnen maken aan de kerk, aan de gemeenschap, en dus een beroep uitoefenen zonder eelt op de handen, een beroep waarvan toen en nog steeds sommigen denken dat het gelijk staat aan niets doen?
Gaandeweg heb ik mijn vrees overwonnen dat de roeping van vissers als eerste leerlingen van Jezus een zekere onderwaardering van de menselijk arbeid zou inhouden. En dat de leerlingen hun netten en hun vader met zijn dagloners niet achterlieten om dat ze blij waren zich niet meer te hoeven inspannen.
De reden waarom Jezus deze vissers riep was dat zij straks aan alle mensen mochten vertellen dat ze niet voor niets leefden; dat hun leven zin had; dat ze Gods genade mochten leren kennen door Jezus en zijn Evangelie.
Leven lijkt op het eerste gezicht te bestaan uit geboren worden en sterven. Alles wat daar tussen ligt, is erop gericht in ons levensonderhoud te voorzien. In sommige talen zoals het Engels is het woord voor arbeid en barensweeën het zelfde woord: labour. Daartoe lijkt de mens veroordeeld. Beiden zijn noodzakelijk, om het leven in stand te houden. Van de generaties, door kinderen te baren, en van het levensonderhoud door arbeid te verrichten. Daar is niets mis mee. Geen reden om op neer te kijken. Maar het leven lijkt zo geen betekenis te hebben. Het lijkt niet boven zichzelf uit te wijzen. Leven is nog steeds voor veel mensen in de wereld zwaar en pijnlijk, gedreven door noodzaak, onvrij, onmenselijk in vele opzichten.
“Komt, volgt Mij, ik zal maken dat jullie vissers van mensen wordt” betekent dat Jezus sommige mensen roept uit hun gewone leven – waar niks mis mee is – om mensen die het gevoel hebben dat hun leven niet telt en dat er niet toe doen, te verkondigen dat God hen lief heeft; dat zij zijn kinderen zijn; dat zij mogen delen in het eeuwige leven van God. Hij roept hen om te verkondigen dat mensen geroepen zijn elkaar te ontmoeten, samen na te denken over de samenleving; zich vrijwillig inzetten voor de armen en de zwakkeren. En samen het leven vieren, ook voor Gods aangezicht in de liturgie van de eucharistie en de sacramenten. Het is allemaal uitstijgen boven de dood, deel hebben aan het eeuwige leven.
De ontmoeting met God, die we mogen vieren in de kerk, maakt dat wij, mensen, ondanks alle verschillen elkaars gelijken zijn. De ontmoeting met God door Jezus maakt het leven menselijk. We mogen ons daar voor inspannen. In alle vrijheid en vrijwilligheid. Allemaal zijn we daartoe geroepen door ons daarvoor in te zetten. Als vissers van mensen in een levend netwerk van mensen. Amen

©Martin Los, pastoor
1) Evangelie van deze 3e zondag door het jaar (B) volgens het r.k. leesrooster: Marc 1:14-20
Ikoon (geschilderd Chicago 1995) ontleend aan July 10, 2017 – Fishers of Men – Daily Prayer :: Water (circleofhope.net)