Homilie op de 4e Adventszondag 21/22 december 2013

Preek op de 4 zondag van de Advent jaar A 2013 in de Willibrordkerk te Vleuten (21/12)  en de Mariakerk  (22/12) *)
Voorgeschreven lezingen volgens het lectionarium van de r.k. kerk: 1e lezing Jesaja  7:10-14; 2e lezing Romeinen 1:1-7. Evangelie: Mattheus 1:18-24

Lieve zusters en broeders, van ieder mensenkind staat vast dat hij of zij uit een vrouw geboren is.
Elke vrouw is er zelf bij als haar kind geboren wordt. Ze weet dat het haar kind is. Ze heeft het in haar schoot gedragen. Ze heeft het gedragen onder haar hart. Het is een deel van haar zelf geweest. En dat blijft zo.

Volgens de definitie dat elk mens uit een vrouw geboren is, is het een echt mensenkind. Daar kan geen twijfel over bestaan. Ook niet wie de moeder is bij de geboorte.
Ook onze Heer Jezus Christus is geboren uit een vrouw, uit Maria.

Het is voor ons geloof heel belangrijk dat Jezus een mensenkind is net als wij allen. Zijn geboorte uit de maagd Maria betekent niet  dat hij uit de lucht is komen vallen als een soort bewoner van een andere planeet die een bezoek bracht aan de aarde en onze mensenwereld.

Hij is ook niet een godenzoon die even voor de schijn een menselijk lichaam aangetrokken heeft, maar geen echt mens was.  Iemand die ook niet echt voor onze zonden aan het kruis gestorven is, omdat hij toen de mens Jezus stierf, dat menselijk, sterfelijke lichaam als een jas aan de kapstok hing, en net op tijd weer verdween.

Met Kerstmis vieren we dat God waarachtig mens geworden is, en heel het menszijn met ons gedeeld heeft als echt mensenkind. Met als doel ons, mensenkinderen, weer deel te geven aan God.

Daar draait het in het christelijk geloof om als wij, christenen, Kerstfeest vieren. Jezus is als iedere mens uit een vrouw geboren. Een mensenkind net als wij allen. Maar wel met een unieke boodschap

Sommige wetenschappers dromen ervan dat zij ooit een mens kunnen klonen. Die mens wordt dan niet uit een moeder geboren. Hij of zij wordt gekweekt uit een cel. Met planten is dit al heel lang het geval. De hortensia die u koopt in het tuincentrum is een stek van een ebstaande hortensia. Met dieren is het een enkele maal gelukt.

Mocht het ooit met een mens lukken, dan weten we zeker dit die mens geen mensenkind is, maar een kopie van een reeds bestaande mens. Dat is echt niet iets om naar uit te zien. Een mensenkind is geen kopie van iemand, maar een unieke persoonlijkheid.
Het menselijk avontuur bestaat hieruit dat uit de vereniging van man en vrouw steeds een nieuwe unieke persoon voortkomt. En aan dat menselijke avontuur wordt steeds een nieuwe generatie toegevoegd als een nieuw verrassend hoofdstuk.

Ook daarin is Jezus één met ons geworden, want hij was een herkenbare mens, levend in zijn tijd, met een eigen gezicht en een eigen karakter en eigen levensweg. Een echt mensenkind!

Van ieder mensenkind staat bij de geboorte vast wie de moeder  is, want zij is er zelf bij. Maar wie is de vader? Dat weet eigenlijk alleen de moeder.
We mogen aannemen dat de echtgenoot als regel inderdaad de vader is. Maar anders dan de moeder die het kind zelf ter wereld brengt, moet de vader het kind erkennen. Hij is als het ware de eerste die het kind welkom heet in de menswereld en het bescherming biedt. De vader erkent zijn kind als het zijne doordat hij het zijn naam geeft.

Door een wetswijzing is het in Nederland mogelijk geworden dat ouders met wederwijdse toestemming het kind de naam van de moeder geven. Ik ben nog niet vaak tegengekomen dat dit ook werkelijk gebeurde.
Kennelijk is er toch bij veel ouders het besef, dat het kind al door een onverbrekelijke natuurlijk band aan de moeder verbonden is, en dat juist de band met de vader extra bevestiging nodig heeft. Door de naam verbindt hij het kind aan zich.
Als het kind de naam van de vader draagt zal deze ook veel sterker zich verantwoordelijk weten voor het kind en daar minder snel voor weg lopen, want als hij dat doet, blijft hij door de naam altijd aan het kind verbonden. **)

Een menskind is van nature direct met de moeder verbonden. Met de vader is het verbonden door de erkenning en door de maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Nu begrijpen we beter waar het in het Evangelie van deze zondag omgaat.
Jozef krijgt in een droom door een engel de opdracht om Maria bij zich in huis te nemen, en bij de geboorte van haar kind dit kind een naam te geven: Jezus, de zoon van Jozef.
Want anders zou Jezus wel geboren zijn als mensenkind, maar hij zou maatschappelijk niet geaccepteerd zijn. Hij zou niet staan in een bepaalde lijn van vader op zoon.

Jezus is niet het biologische kind van Jozef, maar door de naamgeving erkent hij het kind van Maria als zijn kind. Doordat Jozef Jezus erkent als zijn kind wordt het een kind in de lijn van zijn voorvader, de grote koning David. En daarmee zullen ook de beloften aan David en zijn volk in vervulling kunnen gaan. Want  door de erkenning door Jozef is Jezus een echte zoon van David.

Is dat dan toch niet een vorm van “jokken” dat Jozef het kind van Maria als het zijne erkent? Een soort vroom bedrog?
Nee, want Jozef geeft gehoor aan de opdracht van de engel die hem in de droom verschijnt. Het is geen list om wat krom is, recht te maken. Trouwens, Jozef wordt “rechtsschapen” genoemd. Een integer mens. Geen man met een heimelijke agenda.

Maar ook wettelijk en cultureel gezien is de naamgeving door Jozef geen bedrog. In alle landen geldt dat een kind ook door adoptie door de vader wettelijk erkend wordt als kind. Al is het niet zijn biologisch kind, het is zijn kind met alle rechten. Klaar uit!
We zien ook in onze omgeving voorbeelden genoeg van ouders die niet de biologische ouders zijn van een kind, maar daar vol liefde en verantwoordelijkheid voor zorgen als hun eigen vlees en bloed.

Jezus is dus omwille van ons heil geboren als mensenkind uit Maria. Maar hij is óók omwille van ons heil erkend door Jozef.
Door die erkenning is  Jezus als zoon van Jozef opgenomen in de menselijke maatschappij met zijn cultuur, historie, wetten en verplichtingen.
Jezus is geen buitenbeentje gebleven die voor spek en bonen mee deed in de samenleving. Een “outlaw” waaraan men geen boodschap had. Integendeel: Zoon van David was hij.
Hij nam een plaats in met een naam en een afkomst. Hij kreeg een opvoeding die hem klaar maakte om als volwassene een verantwoordelijke taak op zich te nemen ter wille van de mensen.

Zo werd hij degene die uiteindelijk als leraar de wet uitlegde. En zo werd hij ook degene die de wet ook zelf vervuld door te laten zien wat de wet van God betekende: liefde tot God en de naaste.
Door die wet van liefde en gerechtigheid te vervullen, ga hij zijn leven geven aan het kruis. En zo mocht hij degene worden, die ons mensenkinderen tot kinderen van God maakt.

Dat is de prachtige ruil die we met Kerstmis vieren: de Zoon van God werd mensenkind, opdat wij, mensenkinderen, door het geloof in Jezus  kinderen van God zouden worden.
Jezus was een echt mensenkind, geboren uit een vrouw. Niet verwekt door een man maar door de heilige Geest.
Omgekeerd mogen wij als mensenkinderen door diezelfde Geest kinderen van God zijn. We hebben die Geest bij de doop onder handoplegging ontvangen. Niet om te doen alsof we meer of beter zijn dan andere mensen, maar als een boodschap van God aan alle mensen dat zij zijn kinderen zijn.
Dat is een groot geheim dat we door ons geloof koesteren als een ongelofelijk voorrecht en als een bron van intense vreugde en een boodschap voor alle mensen.

Wat mooi dat de heilige Jozef net als Maria de boodschap van de engel aanvaardde. Daar was voor hem net als voor haar een groot geloof voor nodig. Laten wij niet bij hun geloof achterblijven, maar ons geloof koesteren als een schat. En laten we vol vreugde het feest van de geboorte van Christus tegemoet gaan. Amen

*) Deze preek is ook in een iets andere versie verschenen in het Werkboek Zondagsliturgie  Advent 2013 A Gooi&Sticht p. 55v.
**) Waarom niet de mogelijkheid geboden om een kind naar beide ouders te noemen zoals in Spaanstalige landen?

homilie op de 2e zondag van de Advent in de Mariakerk 7 en 8 december 2013

Preek tijdens de eucharistie op de 2e adventszondag
in de Mariakerk in De Meern  (7 en 8 december 2013)
voorgeschreven schritlezingen uit het r.k. leesrooster voor zon- en feestdagen: 1e lezing Jesaja 11:1-10  Evangelie Matteus 3:1-12

Lieve zusters en broeders,  “Hij die na mij komt, is sterker dan ik” roept Johannes de mensen toe die zich door hem komen laten dopen in de Jordaan.
“Wat zou dat voor iemand zijn die nog veel sterker is dan Johannes” moeten de mensen gedacht hebben. Want Johannes was echt een geweldenaar. Krijg het maar eens voor elkaar: duizenden inwoners van Jeruzalem en Judea die helemaal op weg gaan naar de Jordaan om Johannes te horen.

Drie weken geleden stond ik daar zelf nog aan de oever van de Jordaan met een grote groep zorgpelgrims. Sommigen van u hebben mij misschien wel op Facebook zien pootje baden in de Jordaan.
Wanneer je daar staat en je overziet het landschap dan besef je pas goed wat een lange, vermoeide en gevaarlijke reis de mensen hadden moeten afleggen om helemaal te voet bij Johannes te komen.
Vanuit Jeruzalem zijn er alleen maar kale bergen. Het is een onherbergzame woestijn. Nergens een druppel water. Wel struikrovers die zich in grotten schuil hielden. Helemaal afdalen tot aan Jericho. En vandaar weer verder door de verschroeiende hitte. Nergens een schaduw of een zuchtje wind.
Toch kwamen de mensen bij duizenden op hem af om hem te horen. Wat kan één mens voor indruk maken op anderen. En dan ook nog eens op een godvergeten plek in de woestijn..

U vindt het vast niet vreemd dat ik onwillekeurig moet denken aan een andere man? Een man die ook zoiets voor elkaar heeft gekregen: Nelson Mandela.
Hij was ver van de bewoonde wereld opgesloten in de gevangenis van Robbeneiland. Eerst als een gewone verzetsstrijder die in geweld en revolutie geloofde.
Zevenentwintig jaar lang zat hij opgesloten. Machteloos moest hij toezien hoe het apartheidsbewind in Zuid-Afrika medemens op grond van hun huidskleur van elkaar scheidde en hoe zijn volksgenoten openlijk en wreed gediscrimineerd werden en vermoord.
Machteloos moest hij toezien hoe dat bewind vanuit de meeste rijke landen in de wereld gesteund werd. In die machteloosheid kwam hij tot de overtuiging dat niet geweld maar verzoening die enige weg zou zijn.
Zo groeide in zijn gevangenschap zijn gezag over de hele wereld als verzetsheld tegen de apartheid. Uiteindelijk was zijn gezag zo groot dat de regering hem na zevenentwintig jaar vrijliet. In korte tijd werd mede door Mandela op geweldloze wijze de apartheid afgeschaft. Een absoluut wonder.

Mandela zegt over zichzelf: “als ik alle haat en wrok niet had achterlaten in de gevangenis zou ik zelf in vrijheid een gevangene gebleven zijn”.
Wie zoiets zegt en daar ook naar handelt is een groot man. Terecht staat de hele wereld stil bij zijn overlijden en bij zijn betekenis.

Bijzondere mensen zoals Nelson Mandela roepen alom bewondering op. Daarmee vergeleken  kun je jezelf  klein voelen, onbetekend, schamel, teleurgesteld in jezelf.
Iemand twitterde: “Mandela roept in mensen diegene op die zij zelf niet zijn maar die ze ten diepste zouden willen zijn, een mens die ertoe doet, iemand die het verschil maakt”.

Zo iemand moet Johannes de Doper ook geweest zijn. Zijn persoon en zijn boodschap maakten diepe indruk. Mensen verlangden weer zelf echte integere mensen te zijn, zonder bedrog en zonder halfhartigheid en dubbele agenda’s.
Daarom lieten ze zich door Johannes dopen. Ze maakten een nieuw begin. Ze begonnen weer met een schone lei. Geïnspireerd door Johannes de doper begonnen ze een beter leven.
Mooi dat één mens dat bij zo velen kan teweegbrengen. Dat is ook wat velen voelen bij Mandela.

Waarom dan toch die dreigende taal bij Johannes: “Adderengebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten?”
Bedoelde Johannes dat de mensen die hitte en gevaar getrotseerd hadden om bij hem te komen, het niet echt meenden dat ze betere mensen wilden worden?
Dat hangt ervan af van wat je verstaat onder “echt menen”.
Johannes houdt de mensen voor dat ze misschien wel een nieuw leven willen beginnen, maar niet echt uit overtuiging. Nee, uit angst. Angst voor de toorn van God. En zelfs die ging bij sommigen niet zo diep omdat zelf redelijke tevreden waren met zichzelf: “wij zijn toch kinderen van Abraham”

Wanneer je als mens iets nalaat omdat je bang bent dat je straf krijgt, is dat op zich geen verkeerde reden. Heel veel mensen houden zich aan wetten voor een boete of straf.
En ook aan de stem van ons geweten gehoorzamen we vaak uit angst dat de gevolgen voor ons slecht uitpakken.
Maar wat gebeurt er als de angst verdwijnt? Verdwijnt dan ook niet de prikkel om je aan de wet te houden of om het goede te doen in plaats van wat je zelf goed uitkomt?
Angst voor straf is een belangrijke reden om je aan de wet te houden. Maar je verlangen om het goede te doen zit dan niet diep. Dus als je uit angst iets nalaat, meen je het dan wel echt?
“Meen je het echt?” was de vraag. “Menen jullie het echt? ”is de vraag van Johannes.

Een veel overtuigender reden, en een duurzame reden om geen dingen te doen waarvoor je je eigenlijk schaamt, is liefde. Liefde voor God. Liefde voor je medemensen. Liefde kent geen angst. Geen dwang. Liefde doet alles in volle vrijheid.
Daarom wijst Johannes op Hem die sterker is dan hij. “Ik ben niet waardig de riem van zijn sandaal los te maken” roept Johannes uit. Degene die na hem komt is in vergelijking met hem tot veel meer in staat is.
“Ik doop met water…..Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur!”
Met dat vuur is het vuur van Gods liefde bedoeld. De liefde is veel verwoestender ten opzichte van het kwade in de wereld dan de angst. Angst maakt dat we niet echt korte metten maken met het kwade in ons leven. Maar liefde is sterker dan het kwade. Liefde wil zelfs offers brengen om geen kwaad te hoeven doen.
Degene die na Johannes komt, is sterker dan hij omdat Hij die na hem komt, mensen zal aanraken door de liefde. Hij zal andere mensen van hen maken. Kinderen van God.

Johannes de Doper weet zelf ook nog niet hoe degene die hij moet aankondigen eruit ziet en hoe die zal handelen.
Maar één ding weet Johannes zeker. Als de Messias is gekomen, dan zullen mensen niet meer uit angst en vrees zich bekeren. Ze zullen in volle vrijheid uit liefde Gods wil doen. “Dan huist de wolf bij het lam, vlijt de panter zich neer bij het geitje, grazen kalf en leeuwenjong samen” heeft de profeet Jesaja gezegd.
En is dat niet precies wat Jezus heeft gebracht? Is dat niet precies wat hij ook nu nog te weegbrengt. Dat we anders naar onszelf en de wereld gaan kijken.

Bij een Johannes de Doper of een Nelson Mandela kunnen we ons nog klein voelen en ons schamen voor ons gebrek aan moed, onze onechtheid, gebrek aan idealen.
Dat kan op zich een goede reden zijn om ons te beteren. En dat is het ook. Niets mis mee. En het gebeurt gelukkig ook. Of we gaan weer gewoon over tot de orde van de dag.

Maar Jezus komt níet op ons toe als de meest volmaakte mens tegenover wie we ons klein en beschaamd voelen. Hij komt op ons toe als degene die onze zonden op zich neemt. Hij komt op ons toe als degene die onze zwakheden kent. Als degene die onvoorwaardelijk liefheeft. Als de gekruisigde..
Tegenover Jezus staan we niet tegenover de volmaakte mens bij wie vergeleken we ons klein en schamel voelen. Tegenover Jezus staan we oog in oog met Gods barmhartigheid. Hij raakt de wereld aan met Gods liefde en verzoent de wereld met zich.

Elke tijd heeft zijn eigen Johannes de Doper of zijn Nelson Mandela. Onvoorstelbare personen voor wie mensen uit hun stoel komen en dromen van betere mensen te zijn. Ze zijn een geschenk van God. Een teken van hoop. Ze zijn het hoogste en edelste wat deze wereld aan mensenkinderen voorbrengt.
Maar het rijk van God is nog weer van een andere orde. “Johannes de
Doper” zegt Jezus ergens “is de grootste die uit vrouwen geboren is, maar de kleinste in het koninkrijk van God is groter dan hij”.
Dat rijk van God is van een nieuwe orde. Dat is het rijk van de liefde waarin iedere mens telt. Waarin niemand zich onbetekenend hoeft te voelen. Waar liefde het verschil maakt ongeacht wie we zijn.
Jezus Christus komt op elke tijd en op iedere mens toe als Gods laatste woord. Hij raakt ons aan met Gods liefde. Daardoor voelen we ons aanvaard met ons tekortkomingen. Daardoor voelen we ons bemind als zijn geliefde kinderen

We hoeven niet allemaal één van die grote persoonlijkheden te zijn als Johannes de Doper of Nelson Mandela om er voor God toe te doen.
Gods liefde omarmen en zelf uit alle kracht proberen lief te hebben dat is het rijk van God. En daar mogen we hier en nu en al aan deelnemen. Duurzaam. Zonder angst. In volle vrijheid. Vol vreugde. Amen

(c) Pastoor Martin Los