De doop als vingerwijzing

Preek op het feest van de Doop van Jezus op 9 januari 2022 in Mariakerk en Willibrordkerk

Lieve broeders en zusters, de doop van Jezus wordt in de kerken van de Oosters-Orthodoxe, Syrische Orthodoxe en Koptische  traditie heel uitbundig gevierd als hun Kerstmis. Na de viering in de kerk gaan de Grieks-orthodoxen met een icoon van Jezus’ doop naar een nabijgelegen rivier, zee of haven, waar de priester het water zegent. Daarna gooit hij er een kruis in en jongemannen duiken vervolgens het water in om het kruis weer op te vissen. Dit alles herinnert aan de Doop van Jezus die in het water afdaalde bij zijn doop door Johannes en uit het water opsteeg. Want het water werd immers door Jezus geheiligd en aangewezen om de materie te vormen voor het teken van de doop van alle mensen, toen hij bij zijn hemelvaart zei: Gaat uit, verkondigt het Evangelie en doopt alle volkeren in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
De doop van Jezus – en de nederdaling van de Heilige Geest op hem die Lukas ons verhaalt – is het moment waarop hij wordt aangesteld door God, de Vader, om zijn ambt te beginnen. Het is zijn ambtsaanvaarding. Dertig jaar heeft Jezus min of meer in in de schaduw geleefd en deel genomen aan het dagelijks leven in Nazareth waar zijn vader Jozef timmerman was. Dertig jaar was de leeftijd waarop volwassen mannen zich voor het eerst in het openbaar mochten wagen te spreken over godsdienstige zaken. We horen wel dat Jezus opgroeide in genade en wijsheid maar in het openbare leven stelde hij zich dus bescheiden op tot zijn dertigste. Hij koesterde zijn roeping, in het gezelschap en onder de bescherming van Maria en Jozef. Het optreden van Johannes de Doper in de woestijn was voor Jezus het teken om zijn roeping te volgen, in de overtuiging dat zijn hemelse Vader hem zou aanwijzen door een teken uit de hemel. Hij stelde zich door zijn doop gelijk met gewone mensen die besef hadden van hun menselijke tekorten, en snakten naar vergeving en vernieuwing. Vanaf het begin toonde Jezus dat hij niet gekomen was om te heersen, maar om te dienen. Zo was het en zo is het nog steeds. Wanneer wij gedoopt worden als volwassene of ons herinneren als kind gedoopt te zijn, hoeven we geen koudwatervrees te hebben, want Jezus zelf is ons door het water voorgegaan. Ja, hij is het zelf die ons doopt, niet alleen met water met maar vuur en met geest. wanneer we gedoopt worden in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Jezus werd bij zijn doop vanuit de hemel aangewezen door de Heilige Geest toen hij zijn opdracht als Messias ontving van de Vader. De Heilige Geest wordt in de Evangeliën wel de vinger van God genoemd. Als wij geloven in Jezus als de gezalfde, de Christus, dan volgen wij de vingerwijzing van God die zegt: Dit is Hem, dit is mijn geliefde Zoon in wie Ik mijn welbehagen heb. Maar als wij die vingerwijzing volgen en dus geloven in hem, daalt diezelfde Geest door de doop op ons neer. Dan klinkt in ons hart die stem die zegt: jij, mensenkind, jij bent mijn kind, volg mijn Zoon, luister naar hem. Dat is diezelfde vingerwijzing.
Paulus schrijft in één van zijn brieven: De Geest van God, getuigt met ons eigen geest dat we kinderen van God zijn. Dat is onze zekerheid. We hoeven niet te twijfelen of wij in God een hemelse Vader hebben. We hoeven niet te twijfelen of we door onze eigen menselijke gebreken wel voldoen aan het kriterium kinderen van God te zijn. Net zoals een kind niet hoeft te bewijzen door zijn gedrag een kind van zijn ouders te zijn, want het is hun kind en zelfs erfgenaam door zijn geboorte. Zo zijn wij niet van nature maar door Gods genade zijn kinderen. De doop en het geloof staan daar garant voor.
Net zoals de aanwijzing van Jezus bij de doop niet het einde is van zijn weg, maar het begin, zo is ook onze doop niet een soort eindpunt waarna wij op onze lauweren kunnen rusten alsof ons doel bereikt is. Het is het begin van een leven aan de hand van Gods beloften. Het geloof in Jezus wordt vergezeld en gesteund door de hoop en de liefde. Zij geven het geloof de vleugels die het nodig heeft. Hoop en liefde zorgen ervoor dat ons geloof niet op zichzelf gericht blijft. Niet narcistisch of vol zelfverwijt en twijfel. Niet onvruchtbaar en vreugdeloos. Hoop en liefde verbinden ons met de toekomst en met de wereld en de mensen om ons heen. Hoop verbindt ons met de toekomst omdat we niet de moed opgeven.
We leven in een tijd waarin meerdere crises samen lijken te komen. We zien allerlei zekerheden ondermijnd en voelen ons onveilig. Het is belangrijk dat we door ons kindschap van God ons bewust zijn van onze opdracht om ook onder deze omstandigheden ons veilig bij Jezus voelen. De hoop zorgt er voor dat we steeds lichtpunten zien en initiatieven en kansen om aan bij te dragen. Om niet te zwichten voor een negatieve instelling als complottheorieën. Natuurlijk kunnen bestuurders zich vergissen en fouten maken. Kritiek is dan terecht en nodig. Maar argwaan over de motieven van bewindslieden vreet wantrouwen alles aan. Daar is dan ook geen hoop meer. En waar geen hoop meer is, is alleen maar wanhoop. We moeten niet mee sympathiseren met mensen die gewelddadig handelen staan tegenover overheidspersonen en hulpverleners. En de liefde maakt dat we bereid zijn offers te brengen om het goede te bevorderen.
Laten we niet denken: wij zijn maar klein, wat maakt het uit wat ik doe, het helpt toch niks. Eén kaars kan een hele kamer verlichten en het duister verdrijven. Laten we niet verzuchten dat de kerk maar klein is en geen verschil kan maken. Juist in deze onveilige tijd is het nodig dat we door ons gebed, door onze standvastigheid en door onze vredesgezinde instelling getuigen zijn van God en Jezus in deze wereld door de Heilige Geest. Dat is leven vanuit de doop en het geloof vergezeld door de hoop en de liefde. Amen

(c) Martin Los, pr

Evangelielezing tijdens de eucharistie op het Feest van de Doop van Jezus: Lukas 3:15-16, 21-22

Preek op het feest van de Openbaring van de Heer (Epifanie) op zondag 8 januari 2017

Lieve zusters en broeders, lieve kinderen die als koningen verkleed naar de kerk zijn gekomen, aangetrokken door een nieuwe ster aan de hemel komen drie wijzen in de hoofdstad aan. Ze vragen: “Waar is de pasgeboren koning der Joden”. Ze waren verbaasd, denk ik, dat de vlaggen niet uit waren om de geboorte te vieren. Er werd helemaal geen feest gevierd. Jeruzalem was niet zo groot dus het kwam al snel koning Herodes in zijn paleis ter ore dat een karavaan gearriveerd was met rijke vreemdelingen, hun kamelen beladen met geschenken voor de pasgeboren koning. Kwam nou in die stad van priesters en Schriftgeleerden niemand op de gedachten: “het lijkt wel alsof de oude verkondiging van de profeet Jesaja op het punt staat werkelijkheid te worden?”. We hebben die profetie van Jesaja zo-even nog gehoord in de eerste lezing: “Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want over u gaat de zon op en de glorie van de Heer begint over u te schijnen (……) Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe. Ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer” *).
Jeruzalem stond bol van de Schriftgeleerden en in de tempel waren dagelijks tal van priesters bezig. Maar niemand die riep: “mensen. we gaan iets geweldigs beleven. Moet je die vorstelijke vreemdelingen zien met hun geschenken voor een pasgeboren koningskind”. Je zou denken: de inwoners van Jeruzalem zijn verwonderd en nieuwsgierig. Vorstelijke vreemdelingen hebben een lange reis ondernomen en komen met hun geschenken naar dit kleine stadje Jeruzalem. Waar hebben we dat aan te danken? Niks daarvan. “Koning Herodus is verontrust en heel Jeruzalem met hem”. ***)
Hij voelt zich onmiddellijk bedreigd. “Wat gebeurt hier?” denkt hij. “Wordt ergens een staatsgreep tegen mij beraamd? Is er een complot gesmeed?” In plaats van de vorstelijke vreemdelingen aan het hof uit te nodigen en geïnteresseerd te vragen wat ze komen doen, en samen de Schriftgeleerden te raadplegen, in een open communicatie, houdt hij ze angstvallig uit elkaar. Herodes ontvangt de wijzen in het geheim om hen om de tuin te leiden. We weten dat zijn argwaan er uiteindelijk toe leidt dat hij vele onschuldige kinderen om het leven laat brengen. Zijn hele geest is vergiftigd door de argwaan.
Argwaan leidt altijd tot blikvernauwing. Je kunt alleen nog alles zwart-wit zien. Je ziet geen nuances meer. Er is geen plek voor humor. We zien ook in onze tijd van onzekerheid argwaan om zich heen grijpen. Met als gevolg dat mensen en groepen niet meer naar elkaar luisteren en elkaar niet meer verstaan. En alles wat de ander doet bevestigt het eigen gelijk. In plaats van met elkaar in gesprek te gaan praten mensen en groepen achter elkaars rug om, zoals Herodes.
Hopelijk voelen genoeg mensen aan dat dit een heilloze weg is die van kwaad tot erger zal gaan. Laten we bidden dat er genoeg wijze vrouwen en mannen zijn die rust brengen door hun inzicht, eerlijkheid en moed. Mensen die wel degelijk de problemen zien, maar mensen en groepen in gesprek met elkaar brengen om samen oplossingen te zoeken en te vinden.
Laten we als christenen niet meedoen met allerlei vormen van complotdenken. Complotdenkers lijken heel intelligent, maar ze zijn slaven van de angst.
Als mensen die in Jezus geloven en in God, zijn we vrij om naast het verkeerde ook het goede te zien in mensen. We zijn vrij om niet alleen gevaar te zien, maar ook kansen.
We zien in het verhaal van de wijzen uit het Oosten dat het licht Jezus Christus dat uitstraalt over zijn omgeving het goede in mensen boven brengt. De wijzen komen van verre met geschenken. Het beste uit hun land en hun cultuur offeren ze aan de pasgeboren koning in de kribbe. Misschien is deze tijd van verwarring en onzekerheid wel de tijd waarin vele mensen weer zich afvragen of de wereld niets beters te bidden heeft dan terreur, oorlogen, argwaan, zelfverrijking, cynisme en moedeloosheid. Wie weet hoeveel mensen die nu nog veraf lijken van Christus’ blijde boodschap innerlijk al op weg zijn en op zoek gaan naar hem om hem het beste van zichzelf aan te bieden. Hun passie en talenten .
Daarom moeten wij niet mee doen aan argwaan en fatalisme. We moeten als het ware al op de uitkijk staan. Het feit dat we samen gekomen zijn om de eucharistie te vieren laat zien dat we inderdaad op de uitkijk staan. Altijd vervuld van hoop. Vensters opendoen waar anderen deuren gesloten hebben.
We doen dat niet omdat wij naief zijn, omdat we af en toe geen angst en bezorgdheid kennen. We doen het omdat we op Jezus Christus vertrouwen die voor elke tijd opnieuw de Weg, de Waarheid en het Leven is geworden voor velen.
Laten we zelf om te beginnen het goede doen. Niet wachten tot anderen eerst met hun geschenken en goede daden aankomen, zoals de vorstelijke vreemdelingen. Trouwens, we zien aan de bewoners van Jeruzalem en aan Herodes dat de komst van die karavaan met geschenken hen helemaal niet verblijdt en motiveert. Ze reageren verontrust. “Hier klopt iets niets” denken ze. “Die vreemdelingen met hun geschenken komen vast niet zomaar uit goede bedoelingen hier”.
Juist omdat de mensen zelf niet openstonden voor Gods toekomst, en niets verwachten, konden ze ook niet op een goede manier ontvangen.
Er is maar één manier om open te staan voor Gods beloften en dat is zelf aan de slag te gaan. Zelf onze talenten in dienst stellen van Gods koninkrijk. Zelf blij zijn met het Evangelie van Gods liefde en ernaar handelen. Dat is het beste medicijn tegen alle argwaan, angst en wantrouwen die ons niet verder helpen en zelfs veroorzaken waarvoor we vrezen.
We moeten als christenen en mensen van goede wil investeren in de hoop zoals ondernemers die eerst hun geld uitgeven voordat ze één cent terug verdienen. We moeten investeren in de liefde die geen voor wat hoort wat vraagt, maar blij is iets te doen voor de ander ook als die daar niets tegenover kan stellen.
We hebben op dit feest van de stralende ster van de Heer de kinderen uitgenodigd als koningen verkleed naar de kerk te komen om het koningskind in de kribbe geschenken aan te bieden. Want jong geleerd is oud gedaan. Geschenk in de vorm van speelgoed voor arme kinderen, van vluchtelingen, en landen waar armoede heerst.
Laten we allemaal als volwassen mensen ook uit onze overvloed schenken aan wie niets hebben. We zullen ons daardoor zelf ook des te rijk voelen en minder bang zijn te verliezen. En vergeet niet wat Jezus zelf zegt: “wat je aan de minste van mijn broeders en zusters het gedaan, heb je aan mij gedaan”.
Wanneer we het met die boodschap wagen, ook in onze verwarde en onzekere en soms angstige tijd, zijn we gezegende mensen bij wie de vreemdelingen het kind in de kribbe in hun huizen gevonden hebben zoals eens in Bethlehem.
Laten we daarom de huiszegen door het bezoek van Caspar, Melchior en Balthasar mee nemen naar onze woningen. Want “Christus zegent onze woning”. Amen

(c) Pastoor Martin Los

Voorgeschreven Schriftlezingen uit het lectionarium voor zon- en feestdagen van de r.k. kerk. *) 1e lezing: Jesaja 60:1-6; 2e lezing: Efeziërs 3:2-3a,5-6 ***) Evangelie: Mattheus 2:1-12