Opgeruimd staat netjes

Homilie tijdens de eucharistie op de 1e zondag van de Veertigdagentijd 26 februari 2023 in t Goy en Odijk

Voor Jezus zijn verkondiging van het koninkrijk van God begint, trekt hij zich veertig dagen en nachten terug in de woestijn 1). Bij ‘woestijn’ moeten we niet denken aan een onafzienbare zandwoestijn, maar aan een ruig en onherbergzaam gebied waar geen mensen wonen, waar wilde dieren huizen. Matteus vertelt dat Jezus zo als het ware opnieuw het veertigjarige verblijf van het volk Israël in de woestijn beleefde. Hij was daar alleen, in de stilte maar des te meer bewust van Gods aanwezigheid. Jezus begint dus zijn optreden met een verblijf in de eenzaamheid, om God te ontmoeten en zich voor te bereiden op zijn taak als Messias.

Wat gebeurt er als je als mens helemaal alleen bent? Je komt in de eerste plaats jezelf tegen. Je hoort gedachten als stemmen. Je verbeeldt je dingen. Hoe weet je wat waar is? Hoe weet je wat echt is? Is de stem die Jezus hoort de stem van God of van een verleider,  van verborgen verlangens die in ieder mens leven, die veel beloven, maar je van je weg afleiden.

Het verhaal van de eerste mens in het paradijs herinnert daar al aan (eerste schriftlezing) 2). Adam en Eva hebben alles wat hun hart begeert: elkaar, onafhankelijkheid, voedsel, gezelschap van dieren. Maar als in hen het idee ontstaat om als God te zijn, en als wantrouwen in hen post vat, gaat het mis. Juist dan ervaren ze hoe kwetsbaar en sterfelijk ze zijn.

In de eenzaamheid, voor hij zich onder de mensen begeeft, om het rijk van God aan te kondigen, hoort Jezus ook zo’n stem die een balletje opgooit. Een stem die op de hoogte blijkt van zijn roeping, en die roeping lijkt te erkennen. Een soort makker die zegt: als je de zoon van God bent, beveel dan dat deze stenen in brood veranderen. Want als Jezus de beloofde Messias is, dan zal hij toch zorgen dat iedereen brood te eten heeft en niemand meer honger lijdt. Waarom niet beginnen bij zichzelf? Verander stenen in brood.

Vind je dat te banaal, dan neem ik je meteen mee naar het dak van de tempel:  als toekomstige Messias geniet je het voorecht dat de engelen je dienen. Werp je dan naar beneden dan zullen de engelen je zeker opvangen. Je hoeft dan niet de hele leerschool van het lijden te ondergaan.
De stem van de verleider citeert zelfs de Bijbel, in dit geval de Psalmen. Als Jezus de Messias is, dan vertrouwt hij toch volkomen op God en zijn Woord. Waarom niet meteen even uitproberen? 

Beide verleidingen wijst Jezus als een echte rabbi af. Eenvoudigweg met een beroep op woorden uit de traditie waarin hij is opgegroeid, woorden die hij op sabbat in de synagoge uit de Heilige Schrift gehoord heeft: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat uit de mond van God voortkomt”. En: “Er staat ook geschreven “gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen”.

Dan komt de aap uit de mouw. De verborgen verleider doet niet eens meer moeite om zich te vermommen als een boodschapper van God. Alsof hij God zelf is, spiegelt hij Jezus op een hoge berg alle koninkrijken van de wereld is voor.
“Als Jezus de Messias is, die aan Gods rechterhand mag regeren, dan hoeft hij toch niet die moeilijke omweg naar Jeruzalem te gaan, de weg van bespotting, vijandschap, lijden en sterven? “Dat alles zal ik je geven als je voor mij in aanbidding neervalt”.
Op dat moment maakt Jezus een einde aan deze maskerade: hij ontmaskert de verborgen verleider: “weg, Satan, er staat geschreven: de Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen”. Opgeruimd staat netjes.

Aan het begin stonden we er even bij stil dat Jezus’ veertigdaags verblijf in de woestijn herinnerde aan de veertig jaar in de woestijn van het volk Israël, dat zich voorbereidde om het beloofde land binnen te gaan.  Keer op keer stond het tegen God op en liep het vertraging op door ongehoorzaamheid.

Matteus laat ons Jezus zien als de dienaar van God die gehoorzaam is tot het uiterste toe.
Maar de Evangelist vertelt dit verhaal ook om ons bewust te maken van de verleidingen die de kerk en ons als gelovigen telkens weer bedreigen. We zijn door onze doop en geloof medeverantwoordelijk voor de kerk en voor haar missie, de verkondiging van het Evangelie. Handelen we daarnaar? Zijn we ons bewust van onze roeping?
De Veertigdagentijd is eigenlijk bedoeld als een schoonmaak en een nieuw begin op weg naar Pasen.

Doen we de dingen die we doen om God te dienen en te eren of denken we in de eerste plaats aan ons eigen gemak? Hoe vaak zeggen we écht tegen allerlei verleidingen: “de mens leeft niet van brood alleen?” We zien de ontwrichtende gevolgen van de consumptiemaatschappij. Is aandacht voor elkaar, liefde voor de aarde, werk dat voldoening schenkt, een kerk die troost en hoop geeft, niet wat we echt nodig hebben en waar we echt naar verlangen?

Op de muur van de tempel weigert Jezus naar beneden te springen als bewijs dat Gods engelen hem terzijde zouden staan. In hoeverre doen wij als kerk en als gelovigen dit Jezus na?
Hebben we de moed om van geloof en traditie geen risicoloze onderneming te maken? Een permante status quo. Durven we ons te verwonderen en te verheugen en hartelijk mee te leven met mensen in nood?
Durven we als kerk en als christenen echt zaken te verbeteren en vernieuwen die niet goed zijn? Dan zullen Gods engelen ons werkelijk terzijde staan.
Tegenover macht en aanzien stelt Jezus dat God dienen, en Hem alleen,  de weg naar het rijk van God vrij maakt. Laten we samen deze veertigdagen ingaan als een tijd voor verstilling en bezinning tot zegen van onszelf, de kerk en de wereld waarin wij wonen. Amen

Martin Los, pr.
Schriftlezingen in deze eucharistie op de 1e zondag van de Veertigdagentijd:
1) Evangelielezing: Matteus 4:1-11
2) eerste lezing: Genesis 2:7-9; 3:1-7

Icoon; de drie verleidingen waarmee de duivel Jezus probeerde te verleiden Mozaïek S. Marco XIIe eeuw




Geen haar op je hoofd zal verloren gaan

Preek op de 33e zondag door het jaar 13 november 2022 H. Nicolaas Odijk

Lieve broeders en zusters, bij de prachtige tempel in Jeruzalem staande zegt Jezus tegen de omstanders: “er zal een tijd komen dat geen steen op de andere wordt gelaten!” 1) Een onvoorstelbare gedachte. Zo’n groot en prachtig en eerbiedwaardig complex als de tempel in Jeruzalem. Als die in puin komt te liggen, waar kun je dan nog van op aan. Dan stort toch zeker de hele wereld in! Nog geen veertig jaar – een generatie – later, zou de tempel inderdaad door de Romeinse bezetter met de grond worden gelijk gemaakt. Op een stuk muur na, dat niet eens de muur van de tempel zelf is, maar van het plein erom heen en die sindsdien de klaagmuur heet.
Wanneer zelfs de grootste zekerheden in het leven plotseling weg kunnen vallen, wat heeft het dan nog voor zin, om je ergens voor in te zetten? Wat is vertrouwen dan nog waard?
“Het is maar goed dat je van te voren niet alles weet” verzuchten we soms tegen elkaar als er weer iets ergs is gebeurd. Het is eigenlijk wonderlijk dat mensen steeds weer op krabbelen na een ramp. Kennelijk zit er in ieder mens en in ieder volk een enorme levenslust.
Maar toch, de geschiedenis heeft vaak iets van een gruwelijk drama dat zich voortdurend herhaalt. Ook nu. Ook al ervaren we het zelf niet aan den lijve, we zijn ons dat meer dan ooit bewust.  Ieder nieuws verspreidt zich razendsnel. Trouwens, ook nepnieuws en complottheorieen Door de televisie en sociale media is de wereld een dorp geworden. De oorlog in Oekraïne lijkt in onze achtertuin plaats te vinden en de economische en sociale gevolgen dringen zelfs onze huiskamer binnen.
Er gaat geen dag voorbij of we zijn getuige van een ramp ergens. Zijn wij, mensen, niet beklagenswaardige wezens en heeft het nog wel zin om je ergens voor in te zetten. Kun je het nog wel opbrengen om vol idealen aan de slag te gaan?
Op ons, christenen,  komt die vraag eigenlijk met nog meer klem af. Want aan de nare dingen die er gebeuren, lijden wij net als alle andere mensen. Maar bovendien wordt je geloof wordt ook nog eens op de proef gesteld door het kwade dat je treft. Je voelt je dan uit het veld geslagen. Je voelt je in de steek gelaten. Er is bijna geen gelovig mens die aan dat gevoel ontkomt. Op zijn minst voor enige tijd.
En we staan weerloos tegen de opmerkingen van mensen die zeggen: “als er een God was zoals jullie geloven, dan zouden al de verschrikkelijke dingen toch niet gebeuren?!” Sterker nog, in bepaalde tijden wordt je omwille van je geloof door de omgeving gewantrouwd of zelfs vervolgd. Geef je dan de moed op? Of houd je vol. Blijf je standvastig? Niet verbeten, of met de moed der wanhoop, maar vriendelijk, in alle rust en waardigheid, omdat je beseft dat God groter is dan alle kwaad. Dat is de grote vraag. Blijf je ondanks alles geloven dat niet het kwade het laatste woord heeft over je leven en deze wereld, maar God. Dat je dat ooit ook nog mee zult maken als zijn rijk komt?
Als je zo’n geloof hebt, zegt Jezus, zal er geen haar op je hoofd verloren gaan. Hij zegt dat niet als iemand die aan de kant staat en zelf geen schrammetje oploopt. Hij is zelf die weg gegaan. Alles werd hem afgenomen. Maar hijzelf ging niet verloren. Niets van hem is verloren gegaan.
En nu komt hij op ons toe als de levende Heer die ons moed en kracht geeft door zijn woorden en door zijn vriendschap die hij ons schenkt en door zijn liefde en bescherming die we mogen ervaren.
“Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen” horen we Jezus zeggen. In het Grieks staat er letterlijk “als je geduld oefent”
Dat ligt meer in het bereik van ons soms kleine en bange mensen.  Je kunt best een kwetsbaar mens zijn en toch een lange adem hebben. Je kunt best twijfels en onzekerheid kennen en toch volhouden.
Daar horen we eens horen we weer de Goede Herder spreken: “als je het uithoudt, zul je je leven winnen”. Je leven winnen. Je zult steeds beter gaan ontdekken wat echt leven is. Juist door uitdagingen  en moeilijkheden heen leer je het leven in al zijn volheid kennen. Je zult ontdekken dat je leven iets is wat je nooit af genomen kan worden. Want geloven is een wijze van leven. Een wijze van leven die ons met God en met Jezus Christus verbindt. Als je dat uithoudt, ook onder druk, dan zal je nog meer groeien in het geloof dat niets ons kan scheiden van de liefde van God.
Niet kan dan nog een wig drijven tussen God en ons. “Geen haar op je hoofd zal verloren gaan” zegt Jezus. Geen moeilijke omstandigheden of mensen, niets. Zelfs de dood staat machteloos. Ze moet het hoofd buigen voor de liefde die alles overwint.
Mogen wij het allemaal uithouden om in de liefde te geloven. Mogen we het allemaal uithouden om vanuit die liefde te leven. Naar het voorbeeld van de onlangs heilig verklaarde Nederlandse priester, professor en journalist Titus Brandsma van Friese afkomst die voor en tijdens de tweede wereldoorlog de nazipropaganda weerstond en de fascistische ideologie met haar verheerlijking van het recht van de sterkste, geweld en raszuiverheid in preken en geschriften scherp afwees. Het koste hem zijn leven in vernietigingskamp Birkenau waar hij tot zijn laatste adem zijn medegevangenen bemoedigde en troostte en ondanks het verbod van de beulen voor iedereen bad, zelfs voor zijn vervolgers. Juist in deze verwarde tijd vol ontevredenheid en waarin mensen tegen elkaar opstaan hebben we die houding en dat gebed hard nodig. Heilige Titus Bransma, bid voor ons. Amen

Pastoor Martin Los

  1. Evangelielezing van de 33e zondag vandaag in de Eucharistie: Lukas 21:5-19
    Afbeelding: H. Titus Brandsma