Eeuwig leven als gemeenschap

Preek op de 19e zondag door het jaar op 8 augustus 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

“Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid”1).
Lieve broeders en zusters, Om onszelf in leven te houden als mens hebben we behoefte aan dagelijks brood. We werken ervoor. We nemen het brood tot ons door de mond om ons lichaam te voeden. En daardoor zijn we weer in staat om verder te arbeiden voor ons dagelijks brood.
Maar wij, mensen, hebben niet alleen behoefte aan dagelijks brood. We voelen niet alleen honger naar brood om onze maag te vullen. We hebben als mensen ook behoefte aan voedsel dat onze ziel verzadigd. Geestelijk voedsel. Brood dat ons voedt voor het eeuwige leven. Tegen iedereen die hiernaar verlangt zegt Jezus: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid”. Ook voor dat brood moeten we werken. Maar niet met lichamelijk arbeid, maar geloof: “Wie gelooft heeft eeuwig leven” zegt Jezus tegen de mensen die verbaasd zijn dat een mens van vlees en bloed zegt: “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald”. “Is dit niet de zoon van Jozef, en kennen we zijn vader en moeder niet? Hoe kan hij dan zeggen: ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald?”.
Jezus vraagt ons dus om geloof. Dan hebben we deel aan het leven dat niet vergaat, het eeuwige leven.
Bij de volwassenendoop, vraagt de celebrant aan de dopeling die wil opgenomen in de kerk: wat verlangt u van de kerk? Dan antwoordt de dopeling: het geloof. En wat schenkt u het geloof? De dopeling antwoordt: het eeuwige leven. Dan spreekt de celebrant de woorden van Jezus uit: “Dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen Vader en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus”’
Laten we dat altijd voor ogen houden, elke dag opnieuw, dat we door de doop en het geloof deel hebben aan het eeuwige leven. Het eeuwige leven is dat Jezus ons voedt met zijn lichaam, de gemeenschap met hem en de kerk, de gemeenschap van alle gelovigen. Als Jezus ons door het geloof voedt met zijn lichaam, onderhoudt hij ons als zijn lichaam. Dus als we de communie ontvangen, zegt de priester “lichaam van Christus” en de ontvanger zegt: “Amen”. Niet “dank u wel” maar “Amen”. Wat het zelfde is als “ik geloof”. We worden dus als we Jezus gedenken in de eucharistie, “steeds meer wat we al zijn: lichaam van Christus” zoals de heilige Augustinus zegt:
Veel mensen  hebben een voorstelling dat wij alleen leven in de tijd, tussen geboorte en dood. Dat we een persoon zijn zou dus ook maar tijdelijk zijn. Na de dood worden we weer één met de natuur, die eeuwig en onpersoonlijk is. Anderen zien een vorm van eeuwig leven in de indruk die je achter laat en die generaties wordt doorgegeven, de roem die je verworden hebt. Maar het gedurfde van het geloof is dat wij geloven dat de eeuwigheid juist is gelegen in de gemeenschap en de omgang met Jezus Christus. De persoon gaat niet onder, maar de persoon wordt juist behouden.
Daarom belijden we met heel de kerk: “Ik geloof in de verrijzenis het lichaam en het eeuwig leven”.
Het eeuwig leven is dus een gemeenschap van personen die verbonden zijn met God die zelf  een gemeenschap van personen is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Onze identiteit, de unieke persoon die we zijn, wordt dus niet uitgewist, maar komt juist volledig tot zijn recht. Het lichaam van Christus is een echt lichaam – geen onpersoonlijke massa, nee, een lichaam. Dat wil zeggen dat alle leden meetellen en ertoe doen als persoon.
Zo mogen we hier in deze wereld beeld zijn van God, naar het voorbeeld van Jezus Christus, Onze vertaling van de woorden van Paulus in de tweede lezing 2) heeft: weest navolgers van God. Maar het Griekse woord betekent eerder: weest uitbeelders van God. “Weest verbeelders, schouwspelers van God zoals geliefde kinderen, en wandelt in de liefde zoals Christus u heeft liefgehad en zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offer God tot een liefelijke geur”.
Liturgisch hoogtepunt van deze uitbeelding – van dit schouwspel – is de eucharistie waarin  Christus zichzelf aan ons uitdeelt. Maar we mogen God ook uitbeelden, ieder op onze eigen wijze, als leden van het lichaam in het dagelijks leven. In de liefde voor elkaar, in dienst aan onze medemensen, in de hoop en het geloof dat we uitstalen mogen we het eeuwig leven uitbeelden. We mogen er zelf in groeien tot de laatste tegenspraak, de dood, de twijfelzaaier, wordt weggenomen. Daarom verschijnt Jezus aan ons als de verrezen Heer die de dood heeft overwonnen heeft, en altijd in ons midden is “als het Brood des levens. Als iemand van dit Brood eet zal hij leven in eeuwigheid. Amen

©Martin Los, pastoor
1) Evangelie van deze zondag (zie ook vorige week zondag): Johannes 6:41-51
2) eerste lezing: Efeziërs 4:30 – 5:2


Betekenisvol leven: niet van brood alleen

Preek op Sacramentszondag 14 juni 2020 Mariakerk en Willibrordkerk

Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid” is het woord van de Heer dat vandaag weerklinkt 1)
Onze bisschop kardinaal Eijk kondigde aan het begin van de Advent het Jaar van de Eucharistie af. Hij nodigde de gelovigen en de geloofsgemeenschappen uit om in het jaar 2020 extra stil te staan bij het wonder dat Jezus Christus, onze levende Heer, bij ons wil zijn en dat hij ons de gemeenschap met hem schenkt in de eucharistie. En dat we hem persoonlijk mogen ontvangen in de communie. Teken en onderpand van zijn gemeenschap met ons.
De bisschop nam dit initiatief tot het Jaar van de Eucharistie omdat we volgens hem de waarde van dit sacrament niet altijd genoeg beseffen. Het is een onvoorstelbaar groot voorrecht dat Jezus bij ons wil zijn en zijn leven met ons delen als de levende Heer.
We gingen als pastoraal team, bestuur en pastoraatsgroep vol verwachting aan de slag met de vraag of we hier in onze parochie de eucharistie weer als nieuw zouden kunnen gaan ervaren. Door in de preek, het parochieblad, de website, in de catechese aandacht te schenken aan de betekenis van de eucharistie voor ons leven. We hebben nog eens de officiële documenten van de kerk geraadpleegd. We hebben hier en daar iets aangepast zoals het Evangelieboek dat na de intochtsprocessie nu eerst op het altaar wordt gelegd op de plek waar later brood en wijn wordt geplaatst. Dit om de eenheid van Woord en Sacrament te benadrukken. Die Heer die spreekt in het Evangelie is dezelfde als die tot ons komt in brood en wijn.
De acolieten spraken de wens uit om voortaan gekleed te mogen gaan in toog en superplie zoals in de meeste andere parochies. Ze hadden deze graag voor de eerste keer gedragen met Pasen. Toen waren onze kerken gesloten vanwege de coronapandemie. Maar Sacramentsdag is natuurlijk ook een mooie gelegenheid.
Zo hebben we op onze eigen manier geprobeerd om het Jaar van de Eucharistie tot een betekenisvol jaar te maken voor ons geloof. En u hebt als medegelovigen op uw eigen manier geprobeerd de eucharistie met nieuwe ogen te zien en te beleven.

Maar niemand had ooit kunnen denken dat dit Jaar van de Eucharistie nog op een heel andere manier tot een heel bijzonder jaar zou worden. Want uitgerekend in dit jaar zorgde een onbekend virus er voor dat drie maanden geleden de kerken op slot gingen. De eucharistie kon niet eens meer met de hele gemeenschap gevierd worden. De communie kon niet meer worden uitgereikt, niet in de kerk,  maar ook niet aan de zieken thuis en in de verzorgingshuizen. Ook de Eerste H. communiefeesten konden natuurlijk niet doorgaan.
Een buitenstaander zou misschien met enig leedvermaak kunnen opmerken dat dit jaar van de eucharistie dus mislukt is. De kerkdeuren gaan  vandaag nu wel op een kier, maar de situatie is nog lang niet normaal door de beperking van het aantal aanwezigen.
Maar als gelovigen spreken wij niet van een mislukking. Sowieso passen termen als succes en mislukking niet goed bij de kerk en het geloof. Veeleer vragen we ons in elke situatie af: wat  betekent wat ons overkomt aan voorspoed en tegenspoed voor ons geloof en leven?
Dat is ook precies de vraag die aarzelend gesteld werd tijdens de Pastoraatsgroep afgelopen dinsdag:  “Moeten we deze pandemie niet beschouwen als een teken, als een boodschap. Niet als een geval van pech onderweg, waarna we gewoon weer verder gaan alsof er niks gebeurd is, maar als uitnodiging om anders tegen onze manier van leven aan te kijken. Hoe we omgaan met deze wereld, de aarde, met elkaar als mensen, met God?
Terecht willen we geen directe lijn trekken tussen rampen die ons overkomen en God alsof hij de veroorzaker ervan is om de mensheid lessen te leren. Het is geen kwestie simpel van oorzaak en gevolg. Maar wij mensen zoeken altijd naar zin en betekenis en naar het verhaal dat alles betekenis geeft. Zonder zin en betekenis is het leven en wat ons overkomt letterlijk zinloos en we blijven sprakeloos achter. “De mens leeft niet van brood alleen, maar van alle woord dat uit de mond van de Heer komt”. 2)

Zo kunnen wij ons als gelovigen afvragen of de betekenis van de eucharistie ook kunnen leren door nood en het gebrek eraan. Leert Jezus ons door het gemis aan communie iets wat we nodig hebben? Met andere woorden: Onthoúdt Hij ons iets door het gemis aan eucharistie of schénkt hij ons juist daardoor iets onmisbaars en kostbaars?
Ik denk dat velen inmiddels kunnen antwoorden: “ja zeker, want bij afwezigheid van het zichtbare teken van zijn aanwezigheid in de communie, voelen we meer dan ooit een intens verlangen Hem weer te mogen ontvangen in de communie”. Zoals je een geliefde heel sterk kunt missen wanneer die langere tijd afwezig is. Als we van Jezus Christus houden, kan dat niet zonder passie. En zouden we die passie niet nodig hebben om nu en in de toekomst om als geloofsgemeenschap te blijven bestaan en de eucharistie te vieren. Kerk en eucharistie zijn niet vanzelfsprekend. Wat te lang vanzelfprekend is, verdort en verkruimelt op den duur. Zin is ook zin hebben in iets en verlangen naar. Ze zijn teken van Gods liefde en genade. Het Evangelie is bron van hoop voor alle mensen. We mogen als christenen hoop en troost verkondigen aan de wereld.
“Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid”. Wat een onvoorstelbaar geschenk.

Normaal als wij eten, nemen we het voedsel in ons lichaam op om kracht te ontvangen en ons werk te doen. Maar met dit brood dat de Heer voor ons is en ons geeft, is het omgekeerd. Als wij Hem ontvangen met mond en hart, neemt Hij ons op in zijn lichaam. Over dit lichaam, dat we samen vormen, spreekt Paulus in de tweede lezing 3). Zo groeien we op in Hem in een leven van hoop en liefde. Hij schenkt ons het eeuwige leven.
Laat door het gemis dat we hebben ervaren – en nog steeds nu velen nog niet de communie kunnen ontvangen door de beperkingen – laat door dit gemis het verlangen in ons groeien. Ook nu we gaandeweg weer de communie mogen ontvangen. Een nieuwe bezieling. Een nieuwe saamhorigheid. Een kerk die niet aan haar einde is, maar aan het begin staat.
“Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid”. Laat dit woord ons weer met liefde en verlangen vullen naar een leven vol betekenis en verwachting. Amen

© Martin Los

Schriftlezingen voor Sacramentszondag jaar A volgens het rooms-katholieke lectionarium voor Zon- en feestdagen:
1) Evangelie: Johannes 6:1-58
2) Eerste lezing: Deuteronomium 8:2-3,14-16
3) Tweede lezing: I Korintiërs 10:16-17