Voor hoop en liefde is het nooit te laat

Preek op de 32e gewone zondag door het jaar op 12 november 2023 in de Barbarakerk in Bunnik

“Weest waakzaam want jullie weten dag nog uur” zegt Jezus tegen zijn volgelingen in het Mattheusevangelie 1). Mattheus schreef zijn Evangelie ongeveer in het jaar zestig na Christus, dertig jaar na zijn hemelvaart. De christenen zagen dus al een generatie lang uit naar de wederkomst van Christus. Sommige gelovigen begonnen te twijfelen of de Heer nog zou komen. Ze begonnen te twijfelen aan de beloften die Hij tijdens zijn leven op aarde gegeven had. De Evangelies en ook de brieven van de apostelen waren vervuld van geloof in de wederkomst. Maar nu was de eerste generatie die Jezus gekend hadden, gestorven zonder dat de wederkomst had plaatsgevonden had. Na het aanvankelijke enthousiasme raakten sommige gelovigen vermoeid. Ze raakten uitgeblust. Anderen begonnen elkaar juist moed in te spreken. Ze maanden elkaar om niet te verslappen. In dat verband moeten we ook de gelijkenis lezen die Jezus zijn leerlingen voorhield. Een soort geheim dat hij zijn volgelingen meegaf om wat er ook gebeurde te duiden en te volharden in hun geloof in de wederkomst. Naar die uiteenlopende reacties van de eerste generatie christenen die stierven zonder dat de wederkomst had plaatsgevonden, verwijst misschien het getál van de wijze meisjes en de dwaze meisjes. Die verhouding is fifty-fifty. Zo zal het ook in werkelijkheid geweest zijn in die eerste tijd na de hemelvaart van Jezus.  Het enthousiasme is bepaald nog niet gedoofd, maar er is ook steeds meer twijfel en sommigen zijn ronduit onverschillig geworden. Laten we ook niet vergeten dat de christenen in die eerste decennia vervolgd werden. Het aantal martelaren was aanzienlijk. Dat zette de verwachting op scherp. Hoelang moest men nog lijden? Bij sommigen verslapte het gevoel dat Jezus ieder moment kon wederkomen. Denk aan de dwaze meisjes. Bij anderen groeide het besef dat de gelovigen elkaar scherp moesten houden en actief bleven uitzien naar de wederkomst. Denk aan de wijze meisjes. Na die eerste eeuwen werd de kerk steeds meer een instituut met gevestigde ambten, hiërarchie, kerkgebouwen, eerbiedwaardige tradities. De vurige verwachting van de wederkomst van de Heer beleefde voor het gevoel van velen steeds meer een soort winterslaap. Het verhaal van de wijze en dwaze meisjes blijft intussen tot op vandaag een appel doen op de gelovigen.
We moeten de gelijkenis niet opvatten als een beschrijving van wat er precies staat te gebeuren maar als hint en verheldering. En vooral een appel om niet te verslappen. Als bijvoorbeeld de dwaze meisjes later tevergeefs op de deur kloppen, is dat niet om de hoorder angstig te maken, maar de ernst van het wachten te benadrukken. De gelijkenis is in de eerste plaats bedoeld om degenen die actief uitzien naar de wederkomst aan te vuren te blijven verwachten. “Want jullie kennen dag nog uur” zoals Jezus aan het einde van de gelijkenis zegt. Dat wij het moment van de wederkomst niet precies kennen, is geen tekort aan onze kant, geen gebrek aan informatie. Het is de bruidegom die op zich laat wachten. We mogen dat opvatten als teken van de goddelijke barmhartigheid die zoveel mogelijk mensen wil winnen voor het rijk van God. Waar wij mensen vanwege het lijden en de pijn en de smerigheid in de wereld soms geneigd zijn te zeggen: “Heer, stop er maar mee” is het juist God die zegt: “heb nog even geduld. Ik geef de wereld nog niet op. Doen jullie dat dan ook niet”. Uitstel en geen afstel, uitstel als teken van Gods geduld en zijn liefde voor de wereld. En onze gestorvenen vallen niet buiten de boot. Ze zijn opgenomen in de wederkomst. Als de Heer verschijnt, verschijnen zij met hem, hoorden we de apostel Paulus zeggen in de tweede lezing 2). Als de Heer wederkomt, komt hij niet alleen maar met alle dierbaren die ons zijn voorgegaan. Die gedachte helpt ons om het wachten en verwachten vol te houden. Om de liefde van God die wij door Jezus Christus mogen kennen, ook zelf aan onze medemensen en deze wereld mee te delen.
Dat de wijze meisjes brandende fakkels hebben en ook nog reserve in de kruiken, wijst op een actief leven waarin we in de wereld mogen stralen door het geloof in Jezus. Een leven dat een voorbeeld is voor anderen. Uitzien naar de komst van de Heer betekent niet passief afwachten met de handen in de schoot. Het wil zeggen: tijdens ons leven zo veel mogelijk aan de kant van de liefde, van het goede, en van de waarheid staan in onze woorden en daden. We moeten dus de weigering van de wijze meisjes om hun olie te delen met de dwaze meisjes niet opvatten als gebrek aan solidariteit.  we moeten de gelijkenis goed begrijpen. De lampen die de meisjes in het verhaal droegen waren  brandende fakkels. Stokken in doelen gewikkeld en gedoopt in olie. Geen molotovcocktails, maar bakens van hoop. Deze fakkels waren beeld van de goede werken die de volgelingen van Jezus verrichten door hun verwachting van het rijk van God. Dat is een ernstige zaak en een persoonlijke verantwoordelijkheid tot op het laatst, alsof je leven ervan afhangt. Daar gaat de gelijkenis over. Het betekent juist  dat we de nood van de mensen in de wereld niet kunnen negeren. Het geloof in de wederkomst, ja de aantrekkingskracht van de wederkomst zelf inspireert ons vol hoop te zijn. Om hier en nu al burgers van het rijk van God te zijn, om al bruiloftsgasten te zijn die op de uitkijk staan als lichtdagers.  Juist als we Christus’ wederkomst met een brandend hart verwachten, zullen we bij grote onzekerheden staan aan de kant van de rechtvaardigheid, van de waarheid en van de vrede en de hoop. Aan de goede kant van de geschiedenis. Ook geeft het geloof in de wederkomst ons het lef om naar de stem van ons geweten te luisteren. Om oprecht berouw te hebben waar dat gepast is en ons telkens te bekeren van verkeerde stappen en daden. Zelfs als ons geweten ons aanklaagt, moeten we bedenken dat God groter is dan ons hart. Zo kunnen we onbevreesd de wederkomst tegemoet leven. Het is nooit te laat voor spijt en excuses, niet in persoonlijk leven, niet in de eigen gemeenschap, niet in de maatschappij.
“Weest waakzaam want wij kennen dag nog uur”. Wachten terwijl je het aankomsttijdstip weet, is geen wachten. Dat kost geen moeite. Maar wachten terwijl je niet weet hoe lang, vergt grote inspanning. Wij weten dag noch uur.  Maar wat we wel weten: het is de hoogste tijd. De tijd van Gods genade. Altijd. Amen

Martin Los, pr

1) Evangelielezing van deze zondag: Mattheus 25:1-13
2) Tweede lezing: I Thessalonicenzen 4:13-18
Afbeelding: gelijkenis van de wijze en dwaze maagden, detail
Städel Museum Frankfurt
Friedric Wilhelm Schadow (1788-1862)