Het wonder van de Paralympics en meer

Preek op de 23 zondag door het jaar B op 5 september 2021 Mariakerk en Willibrordkerk https://youtu.be/hCqooCo1yGI

‘De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme’ zo verkondigt de profeet Jesaja 1)
Lieve zusters en broeders, de evangelist Marcus vertelt dat de mensen een doofstomme bij Jezus brachten 2). Ze zullen zich de woorden van de profeet Jesaja herinnerde hebben: ‘vat moed, vreest niet, de Heer zal komen om te vergelden, dan zal de lamme springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme”.  Als Jezus de langverwachte Messias was, dan zouden deze wonderen toch geschieden?
Ik moet onwillekeurig denken aan de Paralympics die dezer dagen in Tokio gehouden worden. De vreugde op de gezichten van de deelnemers die ondanks hun handicaps sport bedrijven. Zonder amen of benen of gezichtsvermogen. De vindingrijkheid, de lenigheid, de trots. Aan alles is gedacht om de sporters topsport op hun niveau te laten bedrijven. Mannen en vrouwen die door hun handicap overal op de achtergrond leefden, die over het hoofd gezien werden, naar wie nauwelijks geluisterd werd – op vele plaatsen nog steeds – tellen mee en wekken onze bewondering. Alsof een glimp van de Messiaanse tijd is aangebroken. Blinden, lammen, stommen, worden gehoord en gezien. Is dat niet de droom die we in ons hart koesteren, aangevuurd door de profetie van Jesaja? Is dat niet de goddelijke wraak dat de spraakmakers en grootsprekers, de machtigen der aarde met stomheid  geslagen worden en dat de stomme, de ongehoorde, de zwakker, mag spreken en zingen en opzienbarende dingen doen? Is dat niet waarvan Maria, de moeder van Jezus in haar lofzang in vervoering van zingt?

De mensen in Dekapolis hoopten het wonder te mogen meemaken. Maar waren ze echt geïnteresseerd in de doofstomme zelf, of alleen in het wonder?
Dan zou de doofstomme geen doel zijn, maar alleen middel. Je mag een mens niet gebruiken als middel. Dat is manipulatie. Veelzeggend is in dit geval dat er niet staat dat vrienden of familie de doofstomme bij Jezus brachten zoals we horen in de andere verhalen over genezing. “Men bracht een doofstomme bij hem” vertelt Markus. We zien een menigte een mens voor zich uitduwen, verschrikt, niet wetend wat hem boven het hoofd hangt. Ze dringen er bij Jezus op aan de man de handen op te leggen, teken van de Geest van God. Jezus geeft niet onmiddellijk gehoor aan de menigte. Juist omdat de mens voor hem geen middel, maar doel is, neemt hij hem terzijde, buiten de kring van het volk. Hij handelt en spreekt met de doofstomme van mens tot mens. Als persoon tot persoon. De man wordt wel genezen, maar niet buiten hemzelf om, als iets wat hem overkomt als een ding. Jezus raakt hem aan door de vingers in zijn oren te stoppen en met zijn eigen speeksel zijn tong los te maken. Hij roept hem uit zijn eenzame in zichzelf opgesloten bestaan om zich te openen en de ontmoeting aan te gaan: Effata. Open je! Plotseling kon hij horen en spreken. Er is een nieuwe mens geboren,

Zo gaat God met ons mensen om. Hij gebruikt ons niet als marionetten om zijn wonderen aan de mensen te laten zien. Hij spreekt ons aan in ons eigen persoonlijke bestaan, als van mens tot mens. Gij en ik. Hij bevrijdt ons van onze beperkingen. Zo is ook Jezus in ons midden. Hij opent ons oren voor het woord van God. Hij maakt onze tong los om God lof te zingen. Elke dag opnieuw. De monniken en monialen beginnen de dag met het gebed: Heer open mijn lippen opdat mijn mond uw lof verkondigen. Ze maken daarbij het kruisteken als teken dat zij zich verenigen met Jezus Christus, onze Heer, zoals Hij zich met ons verenigd heeft door zijn kruis op zich te nemen om onze zonden.

Maar als wij bevrijd zijn uit ons in onszelf opgesloten bestaan, en als wij getuigen mogen zijn van Gods goedheid en liefde in deze wereld, dan moeten we des te meer zeker zelf oog hebben voor allerlei vormen van discriminatie die maken dat mensen niet gehoord worden vanwege hun handicaps, hun afkomst, hun verleden, hun kleur en hun taal.
De apostel Jacobus waarschuwt in zijn brief tegen discriminatie. “Als je opziet tegen de rijke en hem een ereplaats aanbiedt, en tegen de arme zegt: blijf hier maar staan, of:  ga hier op de grond zitten”3)
Laten we er oog voor hebben hoeveel mensen zich er bij neergelegd hebben dat anderen altijd aan het woord zijn. Velen kennen hun eigen stem niet omdat zij niet geleerd hebben en niet de kans gekregen hebben zich in vrijheid uit te spreken. We zien nu hoe zwarte en gekleurde mensen zich losmaken uit hun ondergeschikte posities en hun eigen verhaal durven te gaan vertellen van slavernij en onderdrukking tijdens de koloniale tijd. Laten wij hen uit laten spreken. Laten we hen de vreugde gunnen hun eigen stem te horen in het openbaar als een stem die mag meeklinken.
Laten we als christenen gevoelig zijn voor alle vormen van discriminatie. We ervaren het zelf ook nu we van heersende overtuiging een minderheid geworden zijn die in de openbaarheid nauwelijks serieus genomen wordt, zo lijkt het. Dat moet ons er niet van weerhouden Jezus van harte na te volgen en Gods lof te zingen. Hij zelf heeft ons aangeraakt en tot nieuwe mensen gemaakt. We zijn een wonder. We mogen mee zingen in het koor van engelen en heiligen. Een kerk in de marge hoeft geen marginale kerk te zijn, zei bisschop de Korte gisteren bij de 1e jaargedachtenis van kardinaal Simonis. Zolang we maar het Evangelie verkondigen aan de wereld en volmondig praktiseren. Amen

(c) Martin Los
1) Jesaja 35:4-7a In de Mis van deze zondag de eerste lezing
2) Marcus 7:31-37 in de Mis van deze zondag de Evangelielezing
3) Brief van Jacobus 2:1-5 in de Mis van deze zondag de tweede lezing

afbeelding: https://twitter.com/Rolstoelbsktbal

Eeuwig leven als gemeenschap

Preek op de 19e zondag door het jaar op 8 augustus 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

“Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid”1).
Lieve broeders en zusters, Om onszelf in leven te houden als mens hebben we behoefte aan dagelijks brood. We werken ervoor. We nemen het brood tot ons door de mond om ons lichaam te voeden. En daardoor zijn we weer in staat om verder te arbeiden voor ons dagelijks brood.
Maar wij, mensen, hebben niet alleen behoefte aan dagelijks brood. We voelen niet alleen honger naar brood om onze maag te vullen. We hebben als mensen ook behoefte aan voedsel dat onze ziel verzadigd. Geestelijk voedsel. Brood dat ons voedt voor het eeuwige leven. Tegen iedereen die hiernaar verlangt zegt Jezus: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid”. Ook voor dat brood moeten we werken. Maar niet met lichamelijk arbeid, maar geloof: “Wie gelooft heeft eeuwig leven” zegt Jezus tegen de mensen die verbaasd zijn dat een mens van vlees en bloed zegt: “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald”. “Is dit niet de zoon van Jozef, en kennen we zijn vader en moeder niet? Hoe kan hij dan zeggen: ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald?”.
Jezus vraagt ons dus om geloof. Dan hebben we deel aan het leven dat niet vergaat, het eeuwige leven.
Bij de volwassenendoop, vraagt de celebrant aan de dopeling die wil opgenomen in de kerk: wat verlangt u van de kerk? Dan antwoordt de dopeling: het geloof. En wat schenkt u het geloof? De dopeling antwoordt: het eeuwige leven. Dan spreekt de celebrant de woorden van Jezus uit: “Dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen Vader en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus”’
Laten we dat altijd voor ogen houden, elke dag opnieuw, dat we door de doop en het geloof deel hebben aan het eeuwige leven. Het eeuwige leven is dat Jezus ons voedt met zijn lichaam, de gemeenschap met hem en de kerk, de gemeenschap van alle gelovigen. Als Jezus ons door het geloof voedt met zijn lichaam, onderhoudt hij ons als zijn lichaam. Dus als we de communie ontvangen, zegt de priester “lichaam van Christus” en de ontvanger zegt: “Amen”. Niet “dank u wel” maar “Amen”. Wat het zelfde is als “ik geloof”. We worden dus als we Jezus gedenken in de eucharistie, “steeds meer wat we al zijn: lichaam van Christus” zoals de heilige Augustinus zegt:
Veel mensen  hebben een voorstelling dat wij alleen leven in de tijd, tussen geboorte en dood. Dat we een persoon zijn zou dus ook maar tijdelijk zijn. Na de dood worden we weer één met de natuur, die eeuwig en onpersoonlijk is. Anderen zien een vorm van eeuwig leven in de indruk die je achter laat en die generaties wordt doorgegeven, de roem die je verworden hebt. Maar het gedurfde van het geloof is dat wij geloven dat de eeuwigheid juist is gelegen in de gemeenschap en de omgang met Jezus Christus. De persoon gaat niet onder, maar de persoon wordt juist behouden.
Daarom belijden we met heel de kerk: “Ik geloof in de verrijzenis het lichaam en het eeuwig leven”.
Het eeuwig leven is dus een gemeenschap van personen die verbonden zijn met God die zelf  een gemeenschap van personen is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Onze identiteit, de unieke persoon die we zijn, wordt dus niet uitgewist, maar komt juist volledig tot zijn recht. Het lichaam van Christus is een echt lichaam – geen onpersoonlijke massa, nee, een lichaam. Dat wil zeggen dat alle leden meetellen en ertoe doen als persoon.
Zo mogen we hier in deze wereld beeld zijn van God, naar het voorbeeld van Jezus Christus, Onze vertaling van de woorden van Paulus in de tweede lezing 2) heeft: weest navolgers van God. Maar het Griekse woord betekent eerder: weest uitbeelders van God. “Weest verbeelders, schouwspelers van God zoals geliefde kinderen, en wandelt in de liefde zoals Christus u heeft liefgehad en zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offer God tot een liefelijke geur”.
Liturgisch hoogtepunt van deze uitbeelding – van dit schouwspel – is de eucharistie waarin  Christus zichzelf aan ons uitdeelt. Maar we mogen God ook uitbeelden, ieder op onze eigen wijze, als leden van het lichaam in het dagelijks leven. In de liefde voor elkaar, in dienst aan onze medemensen, in de hoop en het geloof dat we uitstalen mogen we het eeuwig leven uitbeelden. We mogen er zelf in groeien tot de laatste tegenspraak, de dood, de twijfelzaaier, wordt weggenomen. Daarom verschijnt Jezus aan ons als de verrezen Heer die de dood heeft overwonnen heeft, en altijd in ons midden is “als het Brood des levens. Als iemand van dit Brood eet zal hij leven in eeuwigheid. Amen

©Martin Los, pastoor
1) Evangelie van deze zondag (zie ook vorige week zondag): Johannes 6:41-51
2) eerste lezing: Efeziërs 4:30 – 5:2