Preek op de 5e zondag door het jaar tijdens de eucharistieviering op 5 februari 2023 in Tiel.
Vorige week zondag vertelde de evangelist Matteus dat Jezus zich op de berg neerzette als leraar, als nieuwe Mozes, om zijn leerlingen en de menigte in te wijden in het koninkrijk van God. Hij begon met een aantal gelukwensen aan het adres van de erfgenamen van dat rijk: “Gelukkig” of beter gezegd “leve” de armen van geest want aan hen behoort het rijk der hemelen” was de eerste gelukwens. Met andere woorden: het rijk van God behoort aan de mensen die rekening houden met anderen, die hun grenzen kennen, die geen haantje de voorste spelen. “Leve de barmhartigen want zij zullen barmhartigheid ondervinden”. Zo zijn er in totaal negen gelukwensen. Dus geen driéwerf hoera, maar zelfs een driemaal driémaal hoera. Wat een aanstekelijk begin!
Vandaag horen we het vervolg van Jezus’ toespraak die ook wel de Bergrede wordt genoemd: “jullie zijn het zout der aarde” “jullie zijn het licht der wereld”. Met deze proclamatie – want dat is het – wekt Jezus het volk van God tot léven 2). Het is een nieuw begin.
Laten we nog even stil staan bij deze woorden om de betekenis en de draagwijdte ervan nog beter te begrijpen. Want Jezus bedoelde niet alleen de mensen die indertijd aan zijn voeten zaten op de berg. Zijn woorden klinken door tot ons en in onze tijd.
Wat is de overeenkomst tussen zout en licht? Er is van beiden niet veel nodig om groot effect te hebben. Een beetje zout geeft de hele maaltijd smaak. En één kaars kan een hele ruimte verlichten.
We moeten bij het rijk van God niet denken aan macht, maar aan invloed. Het gaat niet om de quantiteit maar om de qualiteit. Laat dat een troost zijn in onze tijd. Als we om ons heen kijken en het gevoel hebben dat ons geloof niets meer voorstelt in de maatschappij, omdat we alleen maar steeds terugkijken naar volle kerken, machtige christelijke partijen en organisaties in het verleden dan worden we treurig. We denken: wat hebben we fout gedaan?
Maar er is geen reden om bij de pakken neer te gaan zitten. Een snufje zout dat de grote soeppan ziet, zegt ook niet: “help, ik ga verloren”. Zo wordt van ons als leerlingen van Jezus niet gevraagd of we sterk en machtig zijn. Maar zijn we barmhartig naar anderen, komen we op voor de vrede? Of zoals de profeet Jesaja zegt: ”wanneer je je hart voor de hongerige opent, en de mistroostige verzadigt, dan straalt uw licht in de duisternis” 1).
We zagen deze week in het nieuws dat kerken door vrijwilligers een belangrijke rol spelen in voedselbanken en andere vormen. Maar ook het kopje koffie na afloop van de viering en de aandacht voor elkaar, misschien de afspraak om een keer bij elkaar op bezoek te gaan om de eenzaamheid op te heffen. Er zijn zoveel manieren, en echt niet zulke moeilijke, om de kilte uit de samenleving te verdrijven. Zo kunnen we smaakmakers zijn. Zo kunnen we aantrekkelijke geloofsgemeenschappen vormen. Laten we niet blijven treuren. Laten we niet op elkaar blijven wachten. “Jullie zijn het zout der aarde” zegt Jezus.
“Jullie zijn het licht der wereld”. Bij zout der aarde denken we aan de schepping en de natuur, aan grondstof. Maar ‘wereld’ is de wereld van de mensen en van de dingen die mensen doen en maken. We treffen die wereld aan als we geboren worden en we laten haar achter als we sterven. Die wereld van mensen bestaat uit grootse dingen, maar ook uit verschrikkelijke zaken. Soms lijkt de wereld in duisternis gehuld. Jezus kwam om de duisternis te verdrijven. Daarom wordt hij ook ‘licht der wereld’ genoemd. “Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij zijn eigen Zoon heeft gezonden opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven hebben”. Wij mogen in die missie delen door van de wereld en de mensen te houden ondanks alles. We verwachten immers het rijk van God. We kunnen vanwege het kwade in de wereld en het slechte in mensen onze neus ophalen, ons terugtrekken, vol ressentiment. Maar we kunnen ook de gemeenschap van mensen zijn die als een stad op een berg in het donker niet verborgen blijft. “kleed de naakte die ge ziet, en keer u niet af van uw medemensen, dan zal uw licht stralen als de dageraad” zegt Jesaja. In feite herneemt Jezus deze beloften van God bij monde van de profeten.
Door ons geloof mogen we met de kerk de wereld vergezellen, als een soort contrast-community. Samen op weg met haar zijn, delen in haar vreugde, maar ook in haar verdriet en vele wonden.
Morgen begint in Praag de Continentale Vergadering van de Bisschoppen Conferentie van Europa in het kader van het Synodale proces dat door paus Franciscus vorig jaar gestart is. Alle landelijke Bisschoppenconferenties uit Europa waaronder ook de Nederlandse hebben de resultaten van het proces in hun land opgestuurd. Resultaten van gebed en luisteren naar elkaar en bereidheid tot hervorming.. De samenvatting daarvan wordt besproken en opgestuurd naar Rome voor de afronding van het Synodale proces in Oktober. Ik heb de tekst mogen lezen, omdat ik ook door de bisschop gevraagd ben deel te nemen. In dat rapport ligt heel veel nadruk op het samen op weg zijn van de kerk en de wereld. Met de bedoeling dat waar en wanneer mogelijk verzoening te brengen, wonden te helen veroorzaakt door armoede, individualisering, racisme, klimaatcrisis. De kerk mag het licht van Christus zijn, het zout der aarde. Wij zelf, ook in onze eigen omgeving. Laten we niet denken: ik ben te klein, of te ongeschikt. Laten we doen waartoe we geroepen zijn: Jezus navolgen als zout en licht. Amen
Martin Los, pr
Schriflezingen voor deze 5e gewone zondag door het jaar:
1) 1e lezing: Jesaja 58:7-10
2) 2e lezing: Matteus 5:13-16
Tag archieven: smaakmakers
vlak het zout niet uit
Preek op de 5e zondag door het jaar 8 februari 2020 Mariakerk en Willibrordkerk
“jullie zijn het zout der aarde” zegt Jezus tot de verbouwereerde mensen die aan zijn voeten zitten 1). Ze hebben altijd gehoord dat ze er eigenlijk niet toe deden als ongeletterde mensen. Hardwerken, kinderen krijgen en vroeg of laat sterven. Dat was hun lot.
Nu horen ze plotseling uit de mond van die jongeman van dertig jaar: “jullie zijn het zout der aarde”. De smaakmakers van deze wereld. Dat raakt hen. Het verwarmt hen. Ze voelen een verlangen in zich boven komen. Ze worden enthousiast.
‘Maar als het zout zijn kracht verliest, deugt het nergens meer toe” vervolgt Jezus.
Wij zijn niet minder geraakt door deze woorden van onze Heer, dan de menigte tweeduizend jaar geleden. Deze woorden doen ons wat. Ze geven ons moed om het te wagen met de boodschap van Jezus. Ondanks dat het aantal mensen dat zich in ons land christen noemt nog jaarlijks afneemt. Ondanks dat velen ons niet begrijpen.
Het mooie van zout is, dat het niet afhankelijk is van de hoeveelheid. Een klein beetje kan smaak geven aan een hele maaltijd. We moeten ons geen zorgen maken over de hoeveelheid medegelovigen, maar we moeten ons wel afvragen of wij zelf werkelijk als zout iets toevoegen. Als gemeenschap en als mens? Maakt het iets uit of er een kerk is in onze woonplaats? Maakt het iets uit of ik wel of niet geloof?
Als we zelf het gevoel hebben dat het niets uitmaakt, dan zijn we al smakeloos geworden. We kijken dan te veel naar onszelf en onze beperkingen. En luisteren te weinig naar de Heer die zegt: “jullie zijn het zout der aarde”. Want dát woord heeft nog niets van zijn kracht verloren en zál ook niets van zijn kracht verliezen.
We moeten gewoon doorgaan met wat we doen. Als oprechte christenen proberen te leven zonder naar de resultaten te kijken. Zout is zout. Het doet zijn werk. Punt uit.
We kunnen onze smaak niet verloochenen. Daarvoor is God ons veel te kostbaar. Daarvoor is Jezus ons veel te lief. Daarvoor is de kerk ons te veel waard. We zouden ze voor geen goud ter wereld willen missen. Daarvan getuigen we door ook vandaag samen te komen om ons te laten bemoedigen en om het leven met Jezus samen te delen in de eucharistie.
Toch is het wel nuttig om te begrijpen waaróm in onze tijd en in ons deel van de wereld het christelijk geloof het moeilijk heeft. Dat is niet onmiddellijk alleen het gevolg van onwil, onverschilligheid, of zelf het werk van de satan. Met zo’n oordeel maken we het onszelf iets te gemakkelijk. Met alleen maar veroordelen verliezen het zout dat we mogen zijn, zijn smaak. We worden zelf smakeloos. En dat is de dood in de pot.
Dus toch maar even stil staan bij de oorzaken van de moeite die het geloof heeft in onze tijd.
Eeuwenlang werd de kerk gevormd uit de kinderen die gedoopt waren, hun eerste communie en vormsel deden, trouwden en weer kinderen kregen. Generaties gingen voorbij, generaties kwamen. Men was van de wieg tot het graf vertrouwd met de kerk. Men vroeg zich niet af of men geloofde. Je deed het gewoon. Al of niet met overtuiging. Dat is in onze tijd grondig veranderd. Geloof is geen gewoonte of verplichting meer, maar een keuze. Een keuze te midden van vele alternatieven.
We zien jongeren die gedoopt zijn, communie en vormsel hebben gedaan en misschien nog deel namen aan de tienergroep hun weg door het leven zoeken. Vaak studeren ze in een andere plaats. Bijna niets staat vast voor ze. De weg naar de volwassenheid duurt veel langer dan vroeger toen je verkering kreeg en een baan. Vroeger was je gelovig als je deel uit maakte van de gemeenschap waarin je was opgegroeid. Nu groei je op in een tijd waarin mensen die je kent de kerk verlaten. Wat doet dat met je? Nu ben je op je dertigste nog bezig met de vraag: wie ben ik? Dat maakt dat veel jongeren niet durven zeggen dat ze gelovig zijn. Want als je zegt: “ik geloof” moet je wel weten wie die “ik” is.
Vanuit die onzekerheid kijken jongeren ook kritisch naar instituten zoals pubers naar hun ouders. Is de kerk wel betrouwbaar. Menen al die christenen wel wat ze zeggen?
Een Engelse onderzoekster nodigt op grond van haar onderzoek onder millenials, jongeren rond de dertig ons als medegelovigen en als kerk uit om open te staan naar de jongeren *).
Ze doet vier aanbevelingen: leg in de eerste plaats niet de nadruk op het geloof als kantenklare leer. Maak geloven zichtbaar en ervaarbaar door het geloof écht in praktijk te brengen. Ten tweede: ga het gesprek met de jongeren aan. Neem de tijd om samen over diepere dingen in het leven te spreken. Wat zij waardevol vinden. Kom niet meteen met antwoorden of hoe het moet. Laat zien dat jezelf ook vragen hebt, maar dat geloof je echt helpt.
Op de derde plaats: laten we werken aan de kerk als gemeenschap, een hartelijke familie. Veel jongeren zijn alleenstaand. Hebben geen familieleven. De hartelijkheid en de warmte binnen een echte geloofsgemeenschap kan een nieuw thuis voor hen zijn waarin de liefde van Christus voelbaar en zichtbaar is. Tenslotte: jongeren zijn idealistisch. Ze willen ergens voor gaan. Denk maar aan hun inzet voor klimaat en milieu. Laten we als kerk ook idealen hebben waar we voor staan, waar we om zo te zeggen alles voor over hebben.
Door deze vragen aan onszelf te stellen als een soort warenonderzoek naar de kwaliteit van het zout der aarde, gaat er weer iets prikkelen in ons en onze gemeenschap.
Door dit zelfonderzoek neemt ons eigen geloof weer in kracht toe. We zien het platgezegd ‘weer helemaal zitten”.
Want ‘jullie zijn het zout der aarde” is niet tegen dovenmansoren gezegd. Er is er namelijk maar één die dit zegt en weet wat Hij zegt: Jezus onze Heer. Amen
(c) Pastoor Martin Los
1) Evangelielezing voor de Mis op de 5e zondag door het jaar 9 februari 2020: Mattheus 5:13-16
*) Ruth Perrin
afbeelding: The Sermon on the Mount Beryl Lewis (b.1939) Tulllie House museum and art gallery